Dit is een begrippenlijst van het vak gezondheidspsychologie dat wordt gegeven bij de studie Toegepaste Psychologie aan de Hogeschool Saxion in Deventer. Hierin staan alle begrippen, bijna letterlijk, op een rijtje van de hoofdstukken die in het eerste leerjaar geleerd moeten worden. Dit zijn dus d...
Begrippenlijst GP
Hoofdstuk 1 – Wat is gezondheid?
- Empirisme = het elementaire principe dat we de wereld via zintuiglijke waarneming kunnen leren
kennen.
- Inferentie = Redenering waarbij een conclusie wordt afgeleid uit een of meer premissen. Het
regent, dus de straten zijn nat.
- Biomedisch ziektemodel = opvatting dat ziekten en symptomen een achterliggende fysiologische
verklaring hebben
- Biopsychososicaal ziektemodel = standpunt dat ziekten en symptomen door een combi van
lichamelijke, sociale, culturele en psychologische factoren kunnen worden verklaard.
- Incidentie = aantal nieuwe gevallen van een ziekte gedurende een specifieke tijdsinterval. Niet te
verwarren met prevalentie: dit is het aantal vastgestelde gevallen van een ziekte in een populatie
op een bepaald moment
- Gezondheidsgedrag = Gedrag, ongeacht de gezondheidstoestand waarin men zich bevindt,
bedoeld om gezondheid te beschermen, te bevorderen of in stand te houden.
- Sociale representatie van gezondheid = datgene wat bepaalde groepen mensen onder
gezondheid verstaan.
- Ziekteattributie = toekenning van de oorzaak van een ziekte. Bij zogeheten externe
ziekteattributies legt men de oorzaak van de ziekte buiten de persoon, door die toe te schrijven
aan het lot, verkeerde info of een losliggende traploper. Bij interne ziekteattributies zoekt met de
oorzaak bij zichzelf. In analogie met de genoemde externe ziekteattributies. Extern: Ik heb me
iets op de mouw laten spelden. Intern: ik heb onvoldoende weerstand opgebouwd.
- Collectivisme = culturele filosofie die nadruk legt op individu als deel van groter geheel en op
handelingen die meer door collectieve behoeften en wensen worden gemotiveerd, dan door
individuele.
- Individualisme = culturele filosofie die verantwoordelijkheid in handen legt van het individu. Het
zijn individuele behoeften en wensen die gedrag motiveren.
- Holisme = men pakt niet alleen het zuiver lichamelijk of waarneembare aan, maar hele wezen.
- Epidemiologie = bestuderen van ziektepatronen in verschillende populaties en de relatie met
andere factoren zoals leefwijze. Belangrijke begrippen zijn: mortaliteit, morbiditeit, prevalentie,
incidentie, absoluut risico en relatief risico.
- Zelfconcept = bewuste gedachten en aannamen over jezelf die je het gevoel geven dat je anders
bent dan anderen en dat je als afzonderlijk persoon bestaat.
Hoofdstuk 2 – Sociale verschillen in ziekte en
gezondheid
- Gezondheidsverschillen = term die de verschillen in gezondheid en levensverwachting tussen
verschillende groepen aanduidt.
- Genogram = visuele weergave van familiebanden van cliënt
- Hart- en vaatziekten = vernauwing van bloedvaten die het hart van bloed en zuurstof voorzien.
Dit is het gevolg van atherosclerose en kan leiden tot angina pectoris of een hartinfarct.
- Artherosclerose = ophoping van vetachtig materiaal en plaques in de slagaders.
- Angina Pectoris = pijnlijk, drukkend gevoel op de borst als gevolg van vernauwingen in de
kransslagaderen door atherosclerose. Hierdoor krijgt hart te weinig zuurstof met als gevolg
hartinfarct.
, - Bypassoperatie van kransslagader = chirurgische ingreep waarbij (slag)aders van elders in het
lichaam via de aorta in de kransslagaders worden getransplanteerd; hiermee worden blokkades
omzeild en hierdoor betere bloedtoevoer naar het hart.
- Statines = medicijnen om cholesterolgehalte te verlagen
- Mammografie = procedure waarbij een foto van de borsten wordt gemaakt met lage dosis
röntgenstraling. Deze röntgenfoto kan worden gebruikt om tumoren in vroeg stadium op te
sporen.
- Hypertensie = chronische hoge bloeddruk.
- Herseninfarct = hierbij ontstaan hersenbeschadigingen door bloedingen in het hersenweefsel of
door een blokkade van een slagader; door blokkade blijven delen van de hersenen tijdelijk van
zuurstof en voedingsstoffen verstoken.
- Risicoratio = manier om te achterhalen of de kans op een bepaalde gebeurtenis voor twee
groepen gelijk is. Risicoratio van 1 betekent dat de kans even groot is. Groter dan 1 betekent dat
de kans in eerste groep groter is. Kleiner dan 1 betekent dat kans in eerste groep kleiner is.
- Atheroom = onderhuidse zwelling als gevolg van verstopping talgklier
- Hartinfarct = afsterven van hartspierweefsel door een blokkade van de bloedtoevoer.
- HDL-cholesterol = zogenoemde goede cholesterol
- Ambulante bloeddruk = bloeddruk over een periode, gemeten met automatische
bloeddrukmonitor tijdens dagelijkse activiteiten.
Hoofdstuk 3 – Ongezond gedrag
- Gedragsmatig pathogeen = gedrag dat schadelijk is voor gezondheid
- Gedragsmatig immunogeen = gedrag dat gezondheid bevordert
- Mortaliteit = overlijden, meestal uitgedrukt als sterftecijfer (aantal sterfgevallen als gevolg van
aandoening)
- Arteriosclerose = verlies van elasticiteit en verharding van slagaders
- Systolische bloeddruk = maximale druk van het bloed op slagaderwanden die zich voordoet aan
einde van de samentrekking van linkerkamer
- Diastolische bloeddruk = minimale druk van het bloed op slagaderwanden in de periode tussen
twee hartslagen
- J-vormige relatie = grafische voorstelling van relatie tussen twee variabelen die de vorm heeft
van de letter J
- Predispositie = factoren die de kans vergroten dat iemand bepaald gedrag zal vertonen
- Behaviorisme = al het gedrag is aangeleerd. Klassiek en operant conditioneren maken inzichtelijk
hoe leerprocessen verlopen. Tegenwoordig meer plaats voor andere (o.a. cognitieve) invloeden.
- Cue = aanzet tot gedrag (signaal/prikkel)
- Leeftijdsspecifieke mortaliteit = uitgedrukt als aantal sterfgevallen per 100.000 mensen per
leeftijdsgroep per jaar.
Hoofdstuk 4 – Gezond gedrag
- Oxidatie = oxidatie van slecht cholesterol is belangrijk bij ontstaan van vetafzettingen in
slagaders
- Antioxidant = chemische bestanddelen van sommige voedingsmiddelen, waarvan gedacht wordt
dat ze het oxidatieproces remmen
- Meta-analyse = eerdere analyses worden besproken en herhaald, hierdoor grote steekproeven
en betrouwbare conclusies.
- Catecholaminen = chemische stoffen die als neurotransmitters in de hersenen werken
(adrenaline)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller 466699. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.33. You're not tied to anything after your purchase.