MCO2:
Hoofdstuk 3 Reclame
Reclame:
- is een onderdeel van marketingcommunicatie
mag pas RECLAME worden genoemd als:
1. Er gebruik wordt gemaakt van een massamedium(=televisie, radio, vakblad etc.)
2. Er voor wordt betaald
Reclamevormen op basis van afzender:
1. fabrikantenreclame(meest gebruikt): er wordt een product weggezet.
Bijvoorbeeld: Coca-Cola, Nike, Lays, Friesche vlag
2. distrubutantenreclame: Een bedrijf met meerdere producten, een distributant
Bijvoorbeeld: Bol.com, Alber Heijn, Hema
3. cooperatieve reclame: samenwerking tussen fabrikanten en hiermee samen iets willen
bereiken
Bijvoorbeeld: Pink Ribbon en wasmiddel/ T-mobile en Apple/ Senseo Sarista
4. collectieve reclame: branche, geen merk maar een product wordt gestimuleerd. De
kennis van dit product wordt gestimuleerd.
bijvoorbeeld: Kip, het meest vulzijdige…./ brood, kan altijd….
5. Combinatiereclame: Gemeenschappelijk belang. Is niet zozeer een merk en vaak
verspreid via folders en reclame. Vaak ook wat regionaler.
6. ideële reclame: onafhankelijke stichting die wil bijdragen aan een betrokken maatschappij
Bijvoorbeeld: SIRE
7. Postbus 51(afgeschaft!): Alles van de overheid.
Bijvoorbeeld: Defensie, Politie, rijksoverheid
8. institutionele reclame/corporate advertising(PR): gaat over een bedrijf en niet over de
producten of diensten. Zorgen voor een positieve houding.
Reclamevormen op basis van boodschap:
1. Actie reclame: doelgroep aanzetten tot actie
Bijvoorbeeld: 2 halen 1 betalen, C1000 1€ acties etc
2. Thema reclame: vergroten van merkbekendheid en een positief imago creëren
3. vergelijkende reclame: met veel dingen vergelijken
4. inhakende reclame: gaat vaak samen met momenten
bijvoorbeeld: Moederdag, WK(wuppies), sinterklaas
5. advertorials: combinatie tussen advertisement en editorial. Lijkt zelf geschreven, maar is
aangeleverd als reclame
6. Parodiërende reclame: Reclame met een knipoog naar de concurrent. De reclame van de
concurrent wordt nagebootst.
7. sluikreclame(=wettelijk verboden): reclame die geen reclame is. Vaak in films, op tv, rode
lopers etc.
Doelstelling: wie of wat er met de reclame bereikt moet worden
Strategie: wat willen we aan de doelgroep meegeven?
Reclamestrategie: hier wordt de boodschap die ze willen overbrengen bepaald
, Propositie: de boodschap, belofte of voordeel die wordt overgebracht
USP: Unique selling proposition(propositie in de vorm van een voordeel) ook wel een
functioneel voordeel genoemd.
ESP: emotional selling proposition: ipv aandacht schenken aan een voordeel(zoals bij USP)
wordt er aandacht geschonken aan een unieke emotie. Vaak bij cosmeticabedrijven = ze
creëren een mooie wereld om zo de potentiele koper over te halen.
Regelgeving:
1. Burgerlijk wetboek en wet oneerlijke handelspraktijken:
bescherming consument t.a.v misleidende reclame, verkooptrucs en agressief
verkoopgedrag.
2. Consumentenautoriteit(ministerie economische zaken):
houdt toezicht op naleving regels en kan ingrijpen als bedrijven de regels overtreden
op nationaal als internationaal niveau
3. AFM(autoriteit financiële markten):
de ‘’consumentenautoriteit’’ op de markt van financiële bedrijven.
4. mediawet:
stelt eisen aan de inhoud van programma’s.
5. reclame code commissie:
Nederlandse reclame code: regels waaraan reclame moet voldoen, opgesteld door
adverteerders, reclamebureaus en media
In totaal werd er in 2009 6,233 miljard aan media uitgegeven
Reclamevormen op internet:
1. Banners
Advertentieblokjes op internet. Kosten afhankelijk van het aantal bezoekers op website of
aantal keer dat op advertentie wordt geklikt.
- CPM , Cost per Mille. Een vast bedrag per 1000 impressies.
- CPC, Cost per Click. Het bedrag dat betaald wordt voor klik.
- CPA, Cost per Action of CPL, Cost per Lead. De kosten die de adverteerder betaalt voor
elke keer dat de bezoeker een bepaalde actie vertoont.
- CPS (Cost per sale). Bij verkoop van een order betaalt adverteerder een bedrag.
2. SEA (search engine advertising)
Advertenties in een zoekmachine vb Google of Yahoo. Als een zoekterm wordt ingevoerd
verschijnen er in de rechterkolom advertenties. SEA programma van Google: Google
Adwords => adverteerder bepaalt zoekterm, betaalt als er op de advertentie geklikt is. Tarief
van zoekterm is afhankelijk van populariteit, hoogste bieder staat bovenaan.
3. Affiliate-marketing
Zoeken naar affiliates(filialen) die ons product willen kopen. Plaatsen van kleine advertenties
(adwords) op websites van andere aanbieders. Als bezoeker op jouw advertentie klikt,
ontvangt de eigenaar van de website een bedrag (commissie).
Google adsense: hiermee kunnen relevante websites voor adverteerders gezocht worden.
4. Social networks en communities
Social networks: LinkedIn, Facebook => plaatsen van advertenties op deze netwerken
Communities: Websites waar mensen met gedeelde interesse interactief communiceren.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Marloushazersloot. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.20. You're not tied to anything after your purchase.