Samenvatting Voeding en Ethiek 4.1 - Alle vragen uitgewerkt en aantekeningen colleges
84 views 1 purchase
Course
Voeding en Ethiek
Institution
Hogeschool Van Amsterdam (HvA)
Alle vragen uitgewerkt voor het vak voeding en ethiek blok 4.1 in 2019. Ook zijn alle colleges toegevoegd incl aantekeningen van de docent (wat te leren)
4.1 Samenvatting – voeding en ethiek
Tentamen: Openvragen (over de 3 thema’s van het boek) en
een Betoog (over één van de workshoponderwerpen).
Thema 1 (Korthals p. 9-125)
1. Leg uit wat Korthals bedoelt met de uitspraak ‘Koken maakt mensen tot mensen’, gebaseerd op
het boek van Richard Wrangham Catching Fire. How cooking made us human , p.30. Wat is jouw visie
op de functie van koken in de huidige maatschappij?
Ik vind de functie van koken in de huidige maatschappij prettig. Doordat er al vier fases zijn
doorlopen in de evolutie van de mens als voedselproducent vergt koken en eten veel minder tijd.
Een nadeel en ook enigszins zorgelijk hieraan vind ik dat de mensheid steeds meer afhankelijk
wordt van een heel kleine groep voedselproducenten. Daarmee wordt onze vrijheid deels
ingeperkt omdat zij kiezen wat ‘wij’ als consumenten consumeren.
2. Leg uit wat Korthals bedoelt met de ‘paradox van de vooruitgang’? Wat houdt die paradox in en
wat is het gevolg hiervan? P. 32-33
Bezig zijn met voedsel maakt mensen tot mens, maar doordat zij steeds minder tijd besteden aan
productie en vertering hebben ze meer tijd voor andere activiteiten, wat tenslotte leidt tot
vervreemding van deze processen en dus van zichzelf.
3. Korthals onderscheidt drie niveaus van vervreemding als gevolg van de kloof tussen productie en
consumptie: cognitief, normatief en expressief. Leg de tabel op p. 13 uit en geef bij elk niveau een
voorbeeld van vervreemding. Bedenk en noem vervolgens ook 3 interventies om de vervreemding
tegen te gaan.
Cognitief: Een consument loopt in de supermarkt en besluit de eerste de beste zak chips uit het
schap te pakken, zonder te weten hoe het is gemaakt en hoe het in het schap is belandt.
Normatief: Een consument weet niet meer dat een ei van een kip komt en melk van een koe. Ze
gaan er ook vanuit dat de productie van voeding niet door normen en waarden wordt bepaald.
Expressief: Een gezin werkt achter de televisie hun bord met eten naar binnen. Zonder echt te
proeven en te kijken naar het eten vervormd het proeven van eten naar het calorieën pompen.
4. Leg het zandloper of diabolo model over invloed in de voedselketen ( supply chain) uit. Noem
daarbij ook een aantal bedrijven met grote macht. Wat is het gevolg van deze situatie voor
consumenten en boeren? P.40
Aan de ene kant van de zandloper staan miljoenen boeren en aan de andere kant staan miljoenen
consumenten. In het midden bepalen slechts hooguit 5 inkoopkantoren en 25 ketens wat er wordt
geproduceerd en op welke manier. Vooral de inkoopkantoren voor de supermarkten en de
supermarkten hebben dus ongelofelijk veel macht=invloed op de verkoopprijs van de boeren en op
hun eigen verkoopprijzen.
5. Wat houdt het ethische concept van geïnformeerde voedselkeuze volgens Korthals in? Leg
uit ahv een voorbeeld. Wat is jouw visie op geïnformeerde voedselkeuze als toekomstig
beroepsbeoefenaar in het voedsellandschap? P.68-69
Geinformeerde voedselkeuze is op zichzelf geen ethisch concept, maar er zijn veel ethische
kwesties mee verbonden.
,6. Korthals verdeelt consumentenzorgen (consumer concerns) in 3 categorieën. Leg deze 3
categorieën uit. In hoeverre deel jij deze zorgen en welke ethische kwestie heeft volgens jou
de meeste prioriteit en waarom? P. 71-72
1. De meest voorkomende inhoudelijke consumentenproblemen: veiligheid in de voedselketen
(bijv. het gebruik van hormonen en antibiotica en dierenvoeding), de kwaliteit van voedsel, de
gezondheid van het eten, het welzijn van dieren, de kwaliteit van het landschap, milieueffecten
van de productie en een eerlijke behandeling van de boeren.
2. Betrekking op de betrouwbaarheid van de informatie en de relevantie hiervan voor het maken
van evenwichtige ethische voedselkeuzes.
3. De procedurele bezwaren: bijvoorbeeld de toegang tot informatie, transparantie in het
productieproces en vertrouwen.
7. Mary Douglas onderscheidt vier verschillende voedingsstijlen. Licht de vier stijlen toe ahv een
voorbeeld. Welke voedingsstijl past het beste bij jouw leefstijl en waarom? P. 94-95
1. Exclusief en individualistisch
2. Traditioneel en hiërarchisch
3. Egalitair en informatief
4. Eclectisch en individualistisch
Bij mijn leefstijl past de informatie- en fastfoodvoedingsstijl het beste. Ik zie voedsel als
functioneel/brandstof. Echter kan ik ook enorm genieten van de smaak van bepaald voedsel dus ik
denk dat ik hier goed tussen kan schakelen. Doordeweeks hou ik mij aan een schema waarin ik
mijn voedsel voornamelijk zie als brandstof om mij goed te kunnen focussen en goed te kunnen
sporten. In het weekend zie ik voedsel meer als traditioneel. De maaltijden in het weekend worden
altijd met familie genuttigd, en er wordt tijdens deze maaltijden erg genoten van verschillende
soorten voedsel.
8. Wat bedoelt Korthals met rechtvaardige en onrechtvaardige vertegenwoordiging van
voedingsstijlen? Geef van ieder twee voorbeelden. In hoeverre ben je het eens met Korthals dat alle
voedingsstijlen eerlijk vertegenwoordigd moeten zijn? P.98-105
Onrechtvaardige vertegenwoordiging: slechts 1 bepaalde voedingsstijl wordt maatschappelijk
geaccepteerd of is maatschappelijk vertegenwoordigd. Andere voedingsstijlen worden daardoor niet
gezien, zodat er soms gebrek aan voeding is. Bijvoorbeeld: fastfood. Er is dus vaak iets niet in de haak
met de vertegenwoordiging van alle voedingsstijlen op de markt en bij de overheid. Eerlijke
vertegenwoordiging van voedingsstijlen heeft betrekking op het soort producten, de productiewijze
en de beschikbaarheid van voedsel en alles wat daarmee samenhangt, zoals informatie, etikettering,
marketing, publieke debatten, onderzoek en openbare regelgeving van de markten.
Eerlijke of rechtvaardige vertegenwoordiging: dat verschillende stijlen beschikbaar en betaalbaar
zijn. Bijvoorbeeld: vegetarisch, halal en biologisch voedsel. Het productieproces zo is gestructureerd
dat het inderdaad de producten levert die typisch zijn voor deze voedingsstijlen. Het betekent ook
dat de producten betaalbaar zijn, dat de prijzen voor de consument min of meer vergelijkbaar zijn en
dat er niet te veel verschillen bestaan tussen elementaire levensmiddelen
,9. Hoe definieert Korthals goede smaak? In hoeverre ben je het met hem eens? Hij stelt ook dat de
voedingsindustrie onze smaak vervlakt en manipuleert. Wat is jouw visie hierop als toekomstig
beroepsbeoefenaar? P. 257-273
Volgens Korthals is goede smaak bezig zijn met de herkomst van wat je eet. Goed leven is genieten
van verschillende smaken, samen eten, respect van producten en dieren. Er zijn zes soorten smaken:
1. Een geheel van smaken dat een etenswaar kenmerkt
2. De smaak die je in je mond proeft: zout, zoet, bitter, zuur umami en sinds enige tijd ook
calcium
3. Is wat je ruikt, voelt, ziet en hoort bij het eten zintuigen
4. Individuele smaak. Het gaat hier om de smaak, de atmosfeer van een bepaalde plaats, een
bepaald stukje bodem en daarmee verbonden lokale kennis
5. Esthetische fenomenen, zoals kunst, tuinen en gebouwen.
6. De laatste is een nog ruimer begrip van smaak esthetische houding met betrekking tot
exclusieve omgang met iemands omgeving, zoals omgangsvormen, kleding en behuizing.
Goede smaak zal ten eerste niet exclusief moeten zijn, maar inclusief. Dat betekend dat niet iedereen
dezelfde smaak moet hebben, maar wel dat bij het beoordelen van smaak rekening gehouden moet
worden met anderen.
Dus: Hoe je je smaak ontwikkelt als component van je voedselvaardigheden, hangt af van veel
factoren. Kennis, informatie, emoties, ervaringen en verwachtingen spelen daarin een belangrijke rol.
Ook de maatschappelijke context en de beschikbare etenswaren zijn hierop van invloed. De
ontwikkeling van goede smaak moet dus juist smaakvervlakking en exclusiviteit tegengaan. Goede
smaak moeten we leren en cultiveren, niet als privéaangelegenheid maar om te kunnen zorgen voor
iedereen die en alles wat bijdraagt aan de maaltijd. Goede smaak impliceert aandacht voor natuur,
dieren, boeren en anderen.
Ik ben het met Korthals eens, smaak is iets wat je kunt ontwikkelen en iets persoonlijks. Door de
persoonlijkheid spelen indirect de alle verschillende factoren mee. Ook ben ik het ermee eens dat de
voedingsindustrie onze smaken vervlakt en manipuleert. Zij beslissen wat de consument consumeert
en wat er aangeboden wordt eet de consument ook. De voedingsmiddelenindustrie heeft hier grote
invloed op. Mensen weten hierdoor soms niet hoe pure producten echt smaken.
Thema 2
1. Volgens Korthals hebben filosofen te weinig aandacht gehad voor het feit dat honger twee
dimensies kent, namelijk een kwantitatieve en een kwalitatieve. Wat is het verschil tussen deze twee
dimensies?
Kwantitatieve dimensie: hoeveel heb ik of heeft mijn gezin nodig? Dit gaat over de hoeveelheid van
voedsel en of er genoeg voedsel voor iedereen op de wereld is.
Kwalitatieve dimensie: wat eet ik? Hier gaat het met name over het voedsel zelf, over of het
goede/gezonde voeding is.
Voedselgiften werken slecht volgens Korthals, omdat dit alleen voor de korte termijn werkt. Zijn
advies is leer ze vaardigheden en geef mensen de mogelijkheid om te ontwikkelen. ‘geef een visser
geen vis, maar een hengel’
, 2. Korthals legt op pagina 141 het belang van voedselsoevereiniteit uit. Wat betekent
voedselsoevereiniteit? Hoe ziet er dat er volgens Korthals in de praktijk uit? Beschrijf twee
voorbeelden en verklaar hoe dit in de praktijk kan worden gebracht en wat daarvoor nodig is.
Voedselsoevereiniteit: het recht van een individu om zelf te bepalen wat ze eten, door de
beschikbaarheid aan voedsel (het recht van mensen om hun eigen voedselsystemen te ontwikkelen).
Het recht hebben tot veilig en gezond voedsel en dit benutten.
Voorbeelden om dit meer te bereiken en hierdoor de ‘vervreemding’ te verkleinen (volgens Korthals)
zijn kleinschalige (lokale) boeren en de agro-ecologie.
In de praktijk en wat daar voor nodig is: consumenten die direct van het land/bij de boer hun voedsel
kunnen kopen, hiervoor is het nodig dat boeren en consumenten dichtbij elkaar zijn. Vertical farming
kan een voorbeeld van een agro-ecologisch systeem zijn, omdat het rekening houd met
duurzaamheid, diversiteit en recyclen.
3. Wereldwijd heerst een enorm ongelijkheid betreffende de productiemiddelen van voeding.
Overvloed bij de ene groep en honger en ondervoeding bij de andere zijn het gevolg. Korthals citeert
een aantal keer filosoof: "Sterven is het lot van sommige mensen die niet genoeg te eten hebben.
Het is geen kenmerk van de afwezigheid van voldoende voedsel'. Beschrijf drie belangrijke oorzaken
van deze ongelijkheid. Wat vind jij dat onze overheid kan betekenen en prioriteit aan moet
schenken? Noem twee punten die wat jou betreft als eerste aangepakt dienen te worden.
Vaak waar mensen het meest arm zijn, wordt juist het meeste voedsel geproduceerd. Dit is oneerlijk.
Oorzaken: er bestaat ongelijkheid in de toegang tot voeding omdat inkomens heel laag zijn of zelfs
ontbreken, of omdat prijzen heel erg hoog zijn. Ook worden door de seksistische cultuur vrouwen
geweerd van de landbouw; ze verliezen kennis en vaardigheden voor landbouw. Hierdoor verdwijnen
niet alleen boervaardigheden maar ook kookvaardigheden. 3 e oorzaak is dat veel grond wordt
gebruikt voor biogewassen, dat eten (bijv. mais) opgaat naar de productie van ethanol. Gevolg
hiervan is ook klimaatverandering waardoor de gewassen het nog zwaarder krijgen. 4 e oorzaak is
landonteigening, lijkt een beetje op de 2 e oorzaak, maar nu niet specifiek voor vrouwen: kleine
boeren worden van hun land geveegd en kunnen hoogstens als werknemer terugkeren op de
plantages, waar ze voor een hongerloontje moeten werken (blz. 147).
Prioriteit aan: inkomen van de boeren in het zuiden en de prijzen van de producten daar. Ze moeten
sowieso meer van wat ze produceren in het eigen land houden en voor lagere prijzen aan de
bevolking aanbieden.
4. Korthals ziet supplementatie niet als oplossing voor het probleem ondervoeding. "De framing van
ondervoeding als een gezondheidsprobleem heeft een aantal ernstige nadelen" stelt Korthals. Op
welke nadelen doelt Korthals?
Supplementatie is een pil met (bijna) alle benodigde voedingsstoffen erin.
Biofortificatie is het verrijken of verbeteren van (landbouw)producten of zaden met vitamines of
andere nutriënten waar tekorten aan zijn. Een voorbeeld is het verrijken van rijst met vitamine A
(gouden rijst).
Voordeel: Supplementen zijn mogelijk een goede oplossing voor op de korte termijn je lost acuut het
probleem op, de tekorten zijn opgeheven.
Nadelen:
- Helaas wordt de problematiek echter vooral gerelateerd aan een gebrek aan
micronutriënten in termen van gezondheid, niet in termen van landbouw, voeding én
gezondheid.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller CelineSophie. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.44. You're not tied to anything after your purchase.