Klinisch psychologie 3: de klinische praktijk (PM0812232433M)
Summary
Samenvatting complete samenvatten van het boek en brightspace tentamenstof
18 views 0 purchase
Course
Klinisch psychologie 3: de klinische praktijk (PM0812232433M)
Institution
Open Universiteit (OU)
Book
Handboek voor gz-psychologen
complete samenvatten van het boek en brightspace tentamenstof voor het vak klinisch psychologie 3: de klinische praktijk, studie Open universiteit, master klinische psychologie.
Klinisch psychologie 3: de klinische praktijk (PM0812232433M)
All documents for this subject (1)
Seller
Follow
deborahvanvliet92
Reviews received
Content preview
Samenvatting vak PM0812-232433M: Klinische
psychologie 3, De klinische praktijk.
Opleiding: Master psychologie OU
Samenvatting inhoud:
1. de inhoud van thema 1, 2 en 3 in Brightspace;
2. onderstaande hoofdstukken uit het tekstboek Verbraak, M., Visser, S., van Baar, A. Bouman,
T. (2020). Handboek voor gz-psychologen. Amsterdam, Nederland: Boom.
o Hoofdstuk 1 – De gezondheidszorgpsycholoog: een beroep in ontwikkeling. Van
Drunen, P., & Verbraak, M.
o Hoofdstuk 2 – Competentieprofiel van de gezondheidszorgpsycholoog. Verbraak, M.,
Visser, S., Bouman, T., van Baar, A., Hoogendoorn, V., Bakker, A., & Luycks, L.
o Hoofdstuk 5 – Diagnostiek. Berghuis, H., Franken, K., & van der Heijden, P. T.
o Hoofdstuk 6 – Indicatiestelling. Visser, S., & Scholing, A.
o Hoofdstuk 7 – Behandelen. Verbraak, M, & Keijsers, G. P. J.
o Hoofdstuk 8 – Preventie. Stikkelbroek, Y.
o Hoofdstuk 9 – Cliënten- en naastenperspectief: wat zij verwachten. Meijnckens, D.
o Hoofdstuk 10 – Diversiteit. Mooren, T.
o Hoofdstuk 11– Regiebehandelaarschap: een bijzondere rol. Bessems, R., & Verbraak,
M.
o Hoofdstuk 12 – Evidence-based werken - Laveren tussen cliënt en kennis. Tiemens,
B., & Bouman, T.
o Hoofdstuk 13 - Bevorderen van kennis. Koster, E., Hoorelbeke, K., & Vanden
Bogaerde, A.
o Hoofdstuk 14 – Ethiek, beroepscodes en juridische aspecten in de dagelijkse praktijk
van de
gezondheidszorgpsycholoog. Van der Schoot, T., Diesfeldt, H., & Verbraak, M.
o Hoofdstuk 15 – Generalistisch handelen. Hutschemaekers, G., & Verbraak, M.
, Thema 1 Organisatie van de zorg
Leerdoelen:
de verschillen tussen generalisten en specialisten benoemen
de professionaliseringsmodellen van generalistische en specialistische psychologen beschouwen
de generalistische aanpak bij diagnostiek, indicatiestelling, interventie en procesbesturing benoemen
de generalistische aanpak van contextuele diagnostiek beschrijven
de beroepsvorming van psychologen beschouwen
de groei van de klinische psychologie beschrijven
rol van beroepsverenigingen voor psychologen beschouwen
de rol van de wet BIG benoemen
de verschillende sectoren benoemen waarin generalistisch opgeleide psychologen werkzaam zijn
de verschillende competentiegebieden van generalistisch opgeleide psychologen beschrijven
de verschillende competenties van generalistisch opgeleide psychologen benoemen
uitleggen hoe de ggz voor volwassenen in Nederland is georganiseerd
uitleggen hoe cliënten bij de verschillende ggz-echelons terecht komen
Studietaak 1.1 = Hoofdstuk 15 Generalistisch handelen
*specialist: verbijzondering, specialisme, een deel van een kennis gebied waar iemand bijzonder in
thuis is.
*Generalist: Algemeen, niet opgedeeld of toegespitst of ander soort specialisme.
15.1 optelmodel van professionalisering
*Generalist: basale kennis, toegepast voor veel terreinen. Generalist is specialist in opleiding, zoals
een bachelor (is vaak generalistisch en master specialistisch). Goede generalist wordt vanzelf een
specialist.
*Optelmodel = KP weet meer dan gz-pso en gz’er weet weer meer dan een master pso. In dit model
niet alleen een hiërarchische lijn tussen generalist en specialist maar ook een organisatorische
plaatsbepaling. Zoals pso vaak aan begin/voordeur van de zorg en bij complexe vragen waar minder
duidelijk is kan de generalist verwijzen naar de specialist dus kp. En dus een onderscheid in
doelgroep voor generalist en specialist.
*Waardeoordelen: generalist: kort door de bocht en specialist: weet vaak preciezer wat hij moet
doen.
*opvatting: hoe meer ervaring en kennis, des te beter kwaliteit van handelen. Hoe vaker je specifiek
probleem tegenkomt des te makkelijker en sneller op te lossen.
*kritiek: is kort door de bocht, de grootste expert blijk lang niet altijd te beste probleemoplosser. De
waardeoordelen worden niet ondersteund door onderzoek. Onderzoek: behandelaars blijken bij
meer ervaring niet effectiever te worden. Optelmodel gaat voorbij aan kwalitatief onderscheid dat
ontstaat door scholing en ervaring. Expertise vorming leid niet per definitie naar beter wel naar
anders.
15.2 Complementaire model van professionalisering
*specialist wordt gezien als dieptespecialist, en generalist als breedte-generalist.
,*uitgangspunt: expertise van specialist kan alleen maar toenemen door inperking van professionele
vizier. Doordat hij vooral bezig is met complexe zaken wordt hij automatisch gezogen naar details en
verbanden. Tegelijkertijd minder aandacht voor grote lijn. Generalist: door veelheid aan zaken, niet
specifiek richten op éen probleem maar ziet wel sneller relaties tussen verscheidenheid aan zaken.
*organisatorische plaatsbepaling: generalist bij voordeur, specialist zodra generalist het niet kan
oplossen. Heeft te maken met efficiency: diepteoplossingen kosten meer uitzoek werk, pragmatiek:
zet je dieptespecialisten bij voordeur heb je meer experts nodig om hulpvragers op goede plek te
krijgen, want dieptespecialist kent vooral collega’s met verglijkbare expertise. Generalist ziet in één
oogopslag waar de schoen wringt en welke expertise er nodig is.
*verschil in modellen: verdeling soort vragen verschilt NIET, maar argumenten verschillen: in dit
model is niet de generalistische oplossing maar juist de specialistische oplossing de next-best
oplossing, die wordt ingezet als het echt niet anders kan. En het waarde oordeel minder hier omdat
er minder hiërarchie is. Er niet niet één juiste interpretatie. Generalistische oplossing geniet de
voorkeur maar als niet anders kan de specialist. Procesvoeringen: verschillen niet zoveel. Rationale:
verschillend: bij de ene is generalist een gemankeerde specialist en in de andere is hij een
dieptespecialist.
15.3 Taken en rollen van de psycholoog-generalist
*GGZ gebaseerd op complementariteit.
*huisarts: probeert samenhang en context te bepalen (generalistische breedteperspectief). Als het
gewenste resultaat uitblijft, volgt verwijzing naar specialist. De vraag is niet langer wat nodig is om
zichzelf te genezen maar wat er aan de hand is (diepteperspectief).
*Taken: ook in de GGZ breedteperspectief en diepteperspectief. Gz’er verkent probleem en context
en interpretatie ism met client. Taakopvatting = regisseur die clt helpt om weer eigen regisseur te
worden. Die taakopvatting bepaalt specifieke invulling van diagnostiek
(vaak contextueel = volgens KOP-model van paul rijnders), indicatiestelling, behandeling en evaluatie.
Stappen in diagnostisch proces.
(Stap 1: diagnostiek)
Stap 2: indicatiestelling
Stap 3: interventie
Stap 4: procesbesturing/voortgangsbewaking
Rollen client:
Stap 1, diagnostiek: mevrouw Vervoort is de probleemeigenaar.
Stap 2, indicatiestelling: mevrouw Vervoort zal de oplossingseigenaar zijn.
Stap 3, interventie: mevr. Vervoort zal de uitvoeringseigenaar zijn.
Stap 4, procesbesturing/voortgangsbewaking: mevrouw Vervoort zal de evaluatie- en proceseigenaar
zijn.
*KOP-model= staat voor klachten, omstandigheden en persoonlijkheid = interpreteert klachten als
resultante van wisselwerking tussen die factoren.
*KLOP-model = uitgebreid met L = Lijf. Essentie van aanpak van stresscoping model:
biopsychosociale factoren bepalen omgaan met stress. + noodzaak voor gezamenlijke
probleemdefinitie met clt. Moet betekenis voor clt hebben. KLOP is ook metafoor: psycholoog gaat al
, kloppend op zoek naar de deur die hem en clt toegang verschaft (acceptabele probleem definitie en
aanzetten tot actie).
Het KOP-model is een mogelijk werkmodel dat een psycholoog kan inzetten om de problematiek van
de cliënt in een context te plaatsen tijdens de diagnostiek
K = Klachten
O = Omstandigheden (de context)
P = Persoonlijke stijl ('gewoontes'/coping)
K=O*P
KOP-model van mevrouw Vervoort:
K = buikpijn, slapeloze nachten, vermijdingsgedrag
O = een nieuwe functie waarbij ze moet presenteren
P = ambitieuze houding, hard werken, sociaal angstig
De cliënt heeft last van buikpijn, slapeloze nachten en vermijdingsgedrag sinds zij een nieuwe functie
heeft waarin ze moet presenteren. Deze functie verkreeg zij door een ambitieuze houding en hard
werken, maar haar sociaal angstige gevoelens maken het moeilijk voor haar om te presenteren
*stap 2 van indicatiestelling: zoeken naar welke oplossing voor hem meest passend is. Perspectief
verplaatsen van probleem naar oplossing. Gaat om focussen en doelen stellen. (positief en concreet)
na formulering doelen: inventariseren interventies
*Term Kernel = bewezen effectieve minimale interventies.
*Stap 3 uitvoeren van interventies: van denkwerk naar daad. Taak van pso is zorgen clt zelf acties
uitvoert die leiden tot realisatie oplossing. Concrete acties uitgelegd, voorgedaan en geoefend.
Oefenschema maken, proces bij clt te faciliteren, helpen om handelingsrepertoire uit te breiden
*stap 4 processturing en voortgangsbewaking: vinger aan de pols, stagnatie signaleren, ROM
feedback, resultaten terugkoppelen clt,
*verschil psycholoog-specialist: die komt in beeld als clt niet lukt om problemen aan te pakken en op
te lossen. Onderscheid tussen specialist en generalist = wijze waarop probleem wordt waargenomen
en gedefinieerd, maar zit hem impliciet ook in complexiteit en daaropvolgende behandeling.
*Verschillen tussen de modellen:
Het optelmodel en het complementaire model verschillen van elkaar met betrekking tot hun
beschrijving van de verhouding tussen generalisten en specialisten. In het optelmodel gaat men
ervan uit dat specialisten meer ervaren zijn en daardoor meer effect oogsten dan generalisten. Hier is
echter geen wetenschappelijk bewijs voor. In het complementaire model gaat men ervan uit dat een
specialist expertise heeft op het gebied van een bepaald probleem of in een bepaalde context, terwijl
een generalist brede expertise heeft met oog voor de context. Op basis daarvan wordt een generalist
vaak getypeerd als een breedte-expert en een specialist als een diepte-expert
Het optelmodel en het complementaire model komen overeen als het gaat om de organisatorische
plaatsbepaling van generalisten en specialisten. De generalist speelt aan het begin van de zorgcyclus
een rol. Als de generalist en de cliënt het probleem niet kunnen oplossen, wordt de specialist
ingeschakeld.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller deborahvanvliet92. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.88. You're not tied to anything after your purchase.