Dit is mijn samenvatting voor Biologische psychologie 1 gegeven door docent Kris Baetens in academiejaar .
Ik heb alle prentjes al in 'Greyscale' gezet, maar op het einde kun je ze nog in kleur terugvinden.
Vergeet niet, 'Algemene inleiding' is NIET te kennen!
Als er iets is, stuur maar een beri...
Selectie is niet enkel op niveau individu, maar ook
Evolutie en genen. Evolutie wordt gedreven door genen!
gedragsgenetica Tot nu toe allemaal vormen van directe fitness
(je persoonlijke reproductief succes). Maar er is
ook inclusieve fitness: directe fitness +
Evolutie indirecte fitness → wanneer een grootouder
waarvan hun kleinkinderen hun genen hebben,
Definiëring perspectief die genen lang in de wereld wil laten.
Grondvoorwaarden natuurlijke Verwantenselectie: ook genen geassocieerd met
selectie het reproductief succes van verwanten zullen
meer voorkomen in volgende generaties:
Grondvoorwaarden voor natuurlijke selectie
(o.b.v. populatie): − Selectie gebeurt niet op het niveau van
1. Overerving: er zijn overerfbare individuen, maar van genen
eigenschappen (zowel fysiek als psychisch) − Kosten/baten: mate van verwantheid + kost
2. Variatie: er bestaat variabiliteit in deze voor het eigen reproductief succes
eigenschappen (o.a. via mutatie: in die populatie, − “Ik zou met plezier het leven geven voor twee
random factor, fout… zorgt voor verandering van broer, twee kinderen of acht kozijnen”, bv
gen → voordeel? Meer in de volgende generatie) steriele honingbij (werkers)
3. Selectie: sommige van deze eigenschappen − Belangrijke psychologische implicaties:
hangen in een bepaalde context samen met herkennen van verwanten, psychologie van
groter reproductief succes (aantal het altruïsme, zorg…
geslachtsrijpe nakomelingen) → belangrijke
consequentie voor de volgende generatie
Psychologische relevantie
Genen die samenhangen met deze
Indien belangrijke psychische kenmerken ook
eigenschappen zullen in frequentie toenemen in
geworteld zijn in ons lichaam: rechtstreeks
de volgende generatie.
erfelijke invloed op die kenmerken (bv grootte brein
Ontstaan van genetische verschillen tussen in belangrijke mate genetische bepaald, correleert met IQ).
vorige en volgende generaties: evolutie,
Erfelijke invloed kan ook lopen via ‘banale’ fysieke
natuurlijk betekent dit niet per sé nieuwe soort!
eigenschappen (bv link extraversie met
Natuurlijke selectie is een proces dat leidt tot lichaamslengte en/of attractiviteit).
evolutie. Alle dieren hebben een
Leer van de overerfbaarheid van gedrag =
gemeenschappelijke voorouder, die (grote)
gedragsgenetica. (Wel sterke negatieve
verschillen zorgen voor nieuwe soorten.
connotaties via o.a. eugenetica en andere racistische
theorieën.)
Selectie Belangrijk om te weten is dat een theorie, ondanks dat
het een (soort van) voorspeller is, het het hoogst
“Survival of the fittest” = overleving van de best
haalbare is. A.d.h.v. theorieën verklaar je feiten.
aangepaste aan de omgeving
− Fit van een individu met een constant,
veranderlijke omgeving is cruciaal (bv peper-en- Primaten
zout vlinder)
Primaten zijn een zijtak van zoogdieren. Ze zijn
− Het vermogen om te overleven in een bepaalde generalisten → op 2 voeten lopen en groot brein.
omgeving heeft impact op reproductief succes
→ het aantal geslachtsrijpe nakomelingen dat je Ze zijn aangepast aan leven in bomen:
grijphanden(/-voeten) – schoudergewrichten (→
voortbrengt
slingeren) – frontaal ingeplante ogen (dieptezicht) –
Selectie dragen bij tot fitness/reproductief succes typisch relatief goed zicht, relatief slechte geur
van een individu (dat niet altijd over langer leven):
− Overleven (mortaliteitsselectie) primaten → haplorhini → apen/“monkey”/ →
− Aantal nakomelingen (vruchtbaarheidsselectie) smalneusapen (oude wereld) → mensapen/”ape” →
mensachtigen/grote mensapen/”great apes” → hominiae
− Gelegenheid tot voortplanten (seksuele → hominini → chimpansee-bonobo-homo
selectie)
Onze apen zijn dood, de nog levenden hebben
gewoon een gemeenschappelijke voorouder.
Biologische psychologie I
,Homo sapiens sapiens Bij geboorte ± 350g, bevat wel reeds alle
neuronen! Rijping bezig tot in late adolescentie:
Schattingen van gedeelde DNA:
aanmaken connecties, vermeerdering
± 98,8% gedeeld met chimpansee steuncellen, groei tot ± 1,4kg.
wel ± 35 miljoen verschillende baseparen in elk cel
Niet alleen aanmaken van nieuwe contacten,
± 99,7% gedeeld met neanderthaler maar ook ‘snoeien’ (= pruning). Dit laat toe om
± 99,9% gedeeld met willekeurige andere mens ‘bedrading’ af te stemmen op omgeving en
Ontstaan ± 100,000 jaar geleden, Oost-Afrika. ervaring; in het bijzonder de sociale functies.
Geruimde tijd overlap met andere soorten (± ¼ van Connecties, die zeer persoonlijk zijn, komen
ons DNA geschat van andere oorsprong). Ook migratie bijvoorbeeld tot stand in scenario’s.
in verschillende fasen. Ervaring wordt bepaald door breinarchitectuur.
Kenmerken Pruning
Tweevoeten (overzicht tijdens trekken/transport Op 2,5 jaar 50% meer verbindingen dan in
van werktuigen en buit/versmald geboortekanaal) volwassenen; dan tot zeker late adolescentie
en groot/exceptioneel brein. belangrijke reductie (“te veel” connecties aanmaken
om de beste te behouden / verband met
“geheugenverlies” kinderen? Snoei?).
Exceptioneel brein?
Niet in: absoluut grootste massa – grootste relatieve Gebeurt in hele brein, van achteraan → vooraan.
massa t.o.v. lichaamsgewicht – meeste neuronen – In late adolescentie prefrontale cortex laatst
meest rimpelige hersenen – … “aan de beurt” (cruciaal voor sociaal functioneren en
flexibiliteit, zelfregulatie…), in verband gebracht met
In het algemeen niet zo verschillend van de
andere primaten (relatieve breinmassa, o.a. intelligentie, psychopathologie (bv
schizofrenie).
neuronen/breinmassa, proportie cortex/ breinmassa).
Maar primaten scoren echter om te beginnen
zeer goed op al deze parameters en de mens Samengevat:
behoort bij de grootste primaten! Absoluut en relatief zwaar – neuronen dicht
Voor zover geweten: homo sapiens grootste opeen gepakt – sterk gegroefd – relatief grote
aantal corticale neuronen van alle dieren, zeker cortex – grootste aantal corticale neuronen, voor
prefrontaal. Bovendien ook dicht op elkaar → zover geweten, in het bijzonder prefrontaal –
snellere communicatie mogelijk. maturatie in belangrijke mate na de geboorte
(zeer veel connecties aanmaken en wegsnoeien).
Alles heeft natuurlijk een prijs.
Neuronen, zeker corticale zijn erg duur: met 2% Wat levert het op?
van de lichaamsmassa verbruikt het brein ± 20% Sociale brein-hypothese:
van onze energie, dus een duur orgaan! → − Complexiteit van sociaal leven als drijvende
invloedrijke theorie: mogelijk gemaakt door koken factor achter vergroting (zeker frontale) cortex
van voedsel (voorvertering). En − Paarvormende soorten niet-paarvormende
Obstetrisch dilemma-hypothese = een − Bij primaten: grootte groep voorspelt corticaal
evolutionaire druk in twee richtingen. volume, vooral prefrontaal
Hier smal bekken vs. wijde bekken → groot brein − Ook diverse studies in mensen (bv sociale media
of werkelijk netwerk) bevestigen samenhang met
+ smal geboortekanaal → complicaties bij baren
omvang sociale hersennetwerken waaronder
→ mogelijke verklaring voor rijpingsvertraging:
prefrontale cortex
kinderen geboren met een zeer immatuur brein.
− Vermogen om na te denken / rekening te
houden met wat er hier en nu niet is (weinig is
zintuigelijke gewaarwording → anticiperen,
Neotenie/rijpingsvertraging rolspelen…)
Belangrijke periode van postnatale groei en
− Sociaal leren, onderwijzen, taal!
ontwikkeling brein in mensen (70% groei van
brein na geboorte) vs. meeste andere soorten
(bv slechts ± 60% bij chimpansee).
Biologische psychologie I
,Evolutionaire psychologie Dominante methode: ‘A window into human
nature’:
= het bekijken van psychologie door een
evolutionaire bril, met nadruk op processen van − Tweelingenstudies: genetische verwantschap
natuurlijke selectie. Vaak is het een verklaring van − Adoptiestudies: gedeelde omgeving zonder
hedendaags menselijk gedrag vanuit vermeende verwantschap
leefwijze van onze jager-verzamelaar voorouders. − Combinaties
Belangrijke kritiek is dat het evolutionair
perspectief vaak gehanteerd wordt als verklaring
voor bepaalde feiten, zonder dat deze empirisch Tweelingen
getoetst kunnen worden! Monozygotisch Eén bevruchte eicel splits in twee
of eeneiig individuele embryo’s; genetisch
Dit zorgt voor gevaar van de overschatting van identiek (ook zelfde geslacht)
adaptiviteit = het idee dat alle kenmerken / Dizygotisch of Gelijktijdige bevruchting van twee
trekken een functie hebben of het gevolg zijn van tweeiïg rijpe eicellen – zelfde mate van
adaptieve evolutie, bv navel. Niet alle is nuttig! genetische verwantschap als
andere broers/zussen
Concordantie Mate waarin tweelingen
Homoseksualiteit komt voor bij veel diersoorten. Een eenzelfde eigenschap vertonen
belangrijk erfelijk component bij mensen. (bv zelfde haarkleur, diagnose
Verwantenselectie? autisme…), maar ook voor
continue eigenschappen (IQ,
lengte, gewicht…)
Cruciaal inzicht: lichaam van nu tot stand
Erfelijkheidsfactor schatten uit verschil tussen MZ
gekomen in evolutionaire druk (= context) van
en DZ (van zelfde geslacht):
gisteren!
− Veronderstelling: in gelijke mate bloodgesteld
aan zelfde omgeving (geboren zelfde
Gedragsgenetica moment): “Equal environment assumption”
= studie die de overerving van gedrag bestudeerd − Heratibiliteit = (concordantie MZ –
concordantie DZ) x2 – Formule van Falconer
Erfelijkheidsfactoren Voorbeelden:
Suggereert belangrijke impact van natuur vs.
MZ : 100% erfelijke eigenschap → verwacht 100% - 50%
nurture in nagenoeg alle psychologische x2 = 100% (→ impact)
eigenschappen. DZ : 50% erfelijke eigenschap → verwacht 50% - 25% x2
Implicaties (de consequenties): = 50%
Concordantie IQ MZ = .86; DZ = .60 → 86-60 x2 →
− Verdienste, vrije wil & verantwoordelijkheid…? herabiliteit = 52%
Hard werken vs. genen?
− Impact van opvoeding, opleiding…? Hoe
belangrijk, als toch genetisch bepaald? Adoptie
Bv onschuldigend / relativerend vs. Vergelijking MZ apart opgevoed (“rechtstreekse
hopeloosheid → drukke opvoeding vs. allemaal schatting erfelijkheidsfactor”).
vast, wat is het nut in opvoeden?
− … Veronderstelling: geen gedeelde omgeving.
Couranter: vergelijking genetische/opvoedende
Heritabiliteit ouders/combinatie
(= overerfbaarheid/erfelijk bepaald) = mate waarin Voorbeeld: correlaties gewicht kind…
variabiliteit in een eigenschap verklaard wordt
Adoptieouders = 0 Biologische moeder = 0.3
door genetische variabiliteit – steeds in een
Opvoedende biologische Broer/zus = 0.3
bepaalde omgeving / groep moeder = 0.3
Twee mensen delen meer dan 99% van hun → wijst op erfelijkheidsfactor van 0.6 (0.3 x2)
DNA, de verschillen zitten in de resterende <1%.
Systematiserende samenhang bestuderen
tussen: Mate van overeenkomst in…
Tweeling en adoptiestudies
“Equal environment assumption” x voorbeeld MZ
→ … omgeving en/of genetica enerzijds worden anders behandeld dan DZ →
→ … bepaalde eigenschappen anderzijds overschatting genetische effecten!
Biologische psychologie I
, “Ideale” geadopteerde MZ tweelingen-methode Zeker grote overeenkomsten met (zoog)dieren! →
verondersteld geen gedeelde omgeving, maar: belang van dierproeven…
− Prenatale omgeving? Tweelingen Voorbeelden:
‘gescheiden’ bij geboorte hebben al een boel Britse familie jaren ’90: ongeveer 50% zware spraak-/
gedeelde omgeving meegemaakt (placenta)! articulatiestoornis
− Adoptiegezin is specifieke context! Bv grote Identificatie van mutatie op het gen FOXP2
proportie Christelijk tweeoudergezinnen in Zangvogels: Muizen:
grootschalige Amerikaanse studies, bepaalde Expressie Uitgeschakeld FOXP2-gen: geen
socio-economische status… Deze gelijken meer verhinderen in vocalisaties meer bij scheiding
op elkaar dan 2 willekeurige gezinnen bepaald hersendeel: Menselijke versie van het gen:
verminderd vermogen
− Gedeelde cultuur, tijdsgeest (cohorte- tot imiteren gezang
complexere vocalisaties, maar bv
ook sneller doolhoven oplossen
effecten)…
Dus zelfde FOCP2, maar wel andere versies
Al dit is dus maar een schatting!
Prairiewoel- en graslandmuis:
Moleculaire genetica Erg nauw verwante soorten / P-muis monogame,
levenslange banden en g-muis solitair en polygaam
Menselijk genoom Verschil in verband gebracht met gen dat instaat voor
(= genetische code) = genetisch materiaal in elke aanmaak van vasopressine-receptor
celkern. Ingedeeld in 23 paren, 46 chromosomen, G-muis ontwikkelen P-muis ontwikkelen geen
3 miljard basenparen. partner- voorkeur wanneer partnervoorkeur bij
expressie van dit gen in blokkering van deze
Genotype = genetische code van een individu een bepaald deel van het receptoren
brein wordt verhoogd
Fenotype = observeerbare eigenschappen van
Bij mensen:
een individu, gevolg van samenspel genotype en
Studie van veelvoorkomende allelen die expressie
omgeving (fysiek) receptor-gen regelen in mannen: samenhang met zelf-
gerapporteerde huwelijkscrises, huwelijkse staat,
Genen relationele tevredenheid echtgenotes
= (?) coderen voor de aanmaak op bepaalde
proteïne (eiwit). Slechts 1.5% van het DNA (“junk
DNA”) staat in voor regulatie (wanneer/hoeveel Onderzoeksstrategieën
van deze proteïnen produceren = expressie). Ontwikkeling van genetische methoden:
Elke celkern bevat dezelfde genen: wanneer mogelijkheid om verband tussen bepaalde
welke tot expressie komen is dus cruciaal! genetische variaties (genotype) (allelen) en
eigenschappen te bestuderen.
1/3 van de menselijke proteïne-coderende genen
komen enkel tot expressie in het brein! Strategie 1: genotype eerst
Vertrek vanuit “kandidaat”-gen: functie enigszins
Allelen = versie van een gen, vaak meerdere
bekend; ga verband na met kenmerken die hier
courante varianten. Beide chromosomen kunnen
theoretisch mee samen zouden kunnen hangen.
verschillende varianten bevatten.
Bv bloedgroep: bepaald door combinatie van 2 uit 3 Bv Caspi et al.: 5HTT = gen dat instaat voor aanmaak
mogelijke allelen (A, B en O). transporteiwit seoronine): Serotonine speelt een rol in
depressie. Drie veelvoorkomende genotypen: kort/kort,
Naar schatting ± 0.1 verschil tussen genoom van kort/lang, lang/lang zwak verband met zelf
twee. gerapporteerde symptomen (k/k > k/l > l/l), niet met bv
Overeenkomsten tussen soorten diagnose of zelfdodingspoging!
“Je deelt 60% van je DNA met een banaan, maar Problemen:
slechts 50% met je moeder???”
− Verbanden verklaren meestal maar een heel
Onderscheid: klein deel van de variantie van psychische
− “Variabel” vs. “niet-variabel” deel eigenschappen
− Genen vs. “junk DNA” − Heel vaak niet reproduceerbaar
(toevalstreffers)
Dus: zeer veel manieren om verschillen te
kwantificeren!
Genetische codes die celdeling, DNA replicatie
etc. aandrijven effectief ook gedeeld met planten.
Biologische psychologie I
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller tanya9. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.36. You're not tied to anything after your purchase.