2e bachelor psychologie KUL: samenvatting van het deel 'psycholinguïstiek' van functieleer 2, gedoceerd door prof Storms. Het omvat zowel de slides als de cursus, en eigen notities.
Begin wetenschappelijke psychologie: labo van Wundt voor experimentele psychologie (1879)
- Was geïnteresseerd in mentale gebeurtenissen: gewaarwordingen, gevoelens, mentale beelden
- Taal geeft inzicht in de aard van de psyche
- Volledige zinnen zijn te bestuderen eenheden van taalgebruik
Spreken = gedachten die opkomen => geeft sequentieel spraaksegment
Begrijpen = sequentieel spraaksegment krijgen => gedachten eruit halen
- Via introspectie
Kritiek: Watson en Skinner op introspectie (= behaviorisme)
S-R schema & black-box visie
Taboe op studie van mentale processen
Enkel extern objectief waarneembaar gedrag
Principes van straffen en beloningen
Voornamelijk onderzoek met proefdieren (wetmatigheden vaak veralgemeend naar mens)
Weinig studie van taal!
Principes die we gebruiken om met elkaar te spreken, luisteren, schrijven, lezen werden verondersteld dezelfde
te zijn als die waardoor de katten van Thorndike leerden ontsnappen uit de kooi
1957: Skinners boek ‘Verbal Behavior’ als hoogtepunt behavioristische benadering van taal
- Zelfde principe werkzaam voor spreken en luisteren als voor lezen en schrijven
- Leren van taal volgens principe van shaping: processen waarmee een hond een kunstje aanleert (alleen
complexer)
- Voorbeelden onderzoeken
Verplanck: bij studenten over bekrachtiging ‘sterke meningen’
Frequentie van uiten sterke meningen stijgen als uitingen gevolgd worden door bekrachtigers
zoals mmm, juist
Greenspoon: studenten
Meer meervoudsvormen na bekrachtiging
Kritiek: Chomsky op Skinner
1. Op theorie van associatieve kettingtheorie (associative chains)
Skinner: zin bestaat uit een ketting van associaties tss afzonderlijke woorden → elk woord is een
uitlokkende stimulus voor het volgende woord
Chomsky: niet waar
o Bv. een zin kan correct zijn ook al heb je die woorden nog nooit samen gezien (en zijn de
woorden een beetje absurd)
o Mensen kunnen zien dat een zin grammaticaal juist is ook al is de zin inhoudelijk absurd
bv. “colorless green ideas sleep furiously”
2. Taalontwikkeling van kinderen is niet te verklaren op basis van ervaring alleen
Bv. Caplan & Chomsky: “John believes he is incompetent” waarbij ‘he’ over John kan gaan maar
ook over iemand anders
o Maar: “John believes him to be incompetent” waarbij ‘him’ sowieso over iemand anders
gaat
o Chomsky: dit wordt nooit uitgelegd aan kinderen, ze kunnen het gewoon → aangeboren
taalvaardigheden
, Brown & Hanlon: ouders geven bekrachtiging als hun kind de waarheid spreekt maar niet voor
grammatica → kinderen leren grammatica niet d.m.v. bekrachtiging
Psychologen geraken geïnteresseerd door linguïstiek door Chomsky’s theorie met de transformationele
grammatica als gevolg
1.2 TRANSFORMATIONELE GRAMMATICA
Taal: oneindige set van correcte geformuleerde zinnen (terwijl aantal woorden wel eindig is). Zinnen kunnen
heel complex zijn door sub- en bijzinnen. Hierdoor is taal niet te memorisen!
Grammatica: formeel systeem met een eindig aantal regels dat alle zinnen van een taal kan genereren
Chomsky: 3 criteria om adequaatheid van een taal te evalueren
- Observationeel adequaat: grammatica moet kunnen aantonen wat aanvaardbare zinnen in een taal zijn.
Gram moet alle zinnen van een taal kunnen verklaren
- Descriptief adequaat: grammatica moet zinnen kunnen analyseren = descriptief adequaat
- Verklarend adequaat: grammatica moet de relatie kunnen aangeven die er bestaat tss zinnen die dezelfde
betekenis hebben, zinnen die tegengestelde bet hebben
Wanneer 2 verschillende grammatica voldoen aan de eerste 2, welke is beste? Taalverwerking bij kinderen
is dan het beslissende principe → kinderen kiezen gram o.b.v. aangeboren taalrestricties die hetzelfde zijn
voor alle talen
Chomsky: onderscheid tss 2 structuurniveaus
- Oppervlaktestructuur: oppervlakkige rangschikking van woorden en zinnen, bv. “they are eating apples”
Ze eten appels of het zijn eetbare appels
Oppervlaktestructuur bij de 2 betekenissen is hetzelfde
Maar er is een verschillende dieptestructuur
- Diepte-/betekenisstructuur: onderliggende structuur die betekenis weerspiegelt
“Flying planes can be dangerous”: het vliegen van vliegtuigen is gevaarlijk of vliegende vliegtuigen
zijn gevaarlijk
Verschillende oppervlakte- en dieptestructuur: “Jan is gewoon te behagen” (hij behaagt anderen)
versus “Jan is gemakkelijk te behagen” (hij wordt zelf makkelijk behaagt)
Dezelfde dieptestructuur, maar verschillende oppervlaktestructuur (vaak passief versus actief):
“Lenka bespeelde de piano” versus “De piano werd bespeeld door Lenka”
Formuleren van een zin
- Fase 1: phrase structures rules opbouw boomstructuur van de dieptestructuur
- Fase 2: transformatieregels toepassen: dieptestructuur omzetten in een oppervlaktestructuur (woorden
toevoegen of weglaten)
Begrijpen: omgekeerde proces
Onderzoek Miller en McKean: wat is de psychologische waarde van de transformationele grammatica?
- Zinnen omvormen tot een basiszin
- RT ↗ met aantal transformaties uit een basiszin steeg (bv. “ik kom morgen” versus “ik kom morgen niet”)
- Verband tss aantal omvormingen & RT
Negatie
Vraag
Passieve constructie
Weglating
Kritiek: ook betekenis en lengte verschillen
Onderzoek Savin & Pershonock: wat is de psychologische waarde van de transformationele grammatica?
- Pp horen een zin met verschillende woorden achter: basiszin of iets complexere zin + woorden
- Resultaten:
, Meeste woorden bij actieve affirmatieve zin
Gemiddeld 1 woord minder bij actief negatief & passief affirmatief
Gemiddeld 2 woorden minder bij negatief passief
Latere experimenten spreken derivational theory of complexity tegen: woorden verplaatsen en weglatingen
geven geen verschil
Fodor & Garrett: theoretisch argumenten tegen derivational theory of complexity
- Pp beginnen niet pas met analyseren van een zin wanneer die beëindigd is
- Negatieve en passieve zinnen zijn minder specifiek (atypischer) en langer dan actief-affirmatieve zinnen
- Zinnen die korter zijn zouden trager zijn volgens de DTC maar dit klopt niet
Verminderde interesse in derivational theory of complexity en in Chomsky, maar idee van dieptestructuur
wordt wél behouden
1.3 STRATEGIEËN BIJ HET ONTLEDEN VAN ZINNEN
Zinsontleding: parsing, toewijzing van thematische rol (wie doet wat, wanneer, waar en hoe)
- Hoe ontleden we zinnen? Waarom zijn bepaalde zinnen moeilijk en andere gemakkelijk?
- Talen verschillen, maar toch dezelfde syntactische processen
2 soorten modellen:
- Autonome modellen: enkel syntactische info in 2 stadia (eerst syntactisch en als dat niet genoeg is de
context erbij te brengen)
- Interactieve modellen: alle info gebruiken binnen één stadium (syntactische, semantische, context)
Structureel ambigue zinnen:
- Lexicale ambiguïteit: “De bank bevindt zich niet ver van hier”
- Syntactische ambiguïteit:
Permanent: “Old men and women leave first” gaat old enkel over men of ook over women?
Lokaal: “The horse raced paste the barn fell” the horse fell?
Opbouwen van een boomstructuur: 2 modellen
- Garden path model: autonoom tweestadia-model, met veronderstelling dat
in eerste stadium enkel syntactische info is & waarbij 2 principes belangrijk
zijn
Minimal attachment: minimale hechting, verbinden van nieuwe
componenten in de boom via een minimum aantal knooppunten
Late closure: hechting bij voorkeur aan een tak die op dat moment
verwerkt wordt
Bij conflict tss beide: minimal attachment gebruiken
Pas als beide falen: andere info gebruiken
- Constraint based modellen: verschillende bronnen van info kunnen in elk stadium de verwerking
beïnvloeden (syntactische, pragmatische, semantische, of iets uit ervaring)
1.4 EVIDENTIE VOOR AUTONOMIE VAN SYNTAX BIJ INITIËLE ONTLEDING
Onderzoek Frazier & Rayner
- Oogbewegingen registreren
“Since Jay always jogs a mile and a half this seems like a short distance to him”
“Since Jay always jogs a mile and a half seems a short distance to him”
- Volgens garden path model: 1e zin makkelijker, bij 2e zin op verkeerde spoor gezet door ‘seems’ (minimale
hechting)
- Resultaat:
Eerste zin wordt sneller gelezen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jennifer3000. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.24. You're not tied to anything after your purchase.