Een bestand met alle hoorcolleges van IA uitgewerkt met handige rijtjes en plaatjes om de stof duidelijker te maken. Alle belangrijke begrippen zijn benadrukt (gekleurd) om zo een beeld te geven over wat je moet kennen.
HC01: INLEIDING
Rolf Nijsse, e.r.nijsse@uu.nl
Praktische zaken:
Dr. Wösten Coördinator
Mw. Wösten, Broere en Velkers Leden BOC
Mailen naar Mw. Van der Horst secon902@uu.nl/(030-253)1467
Je moet je inschrijven voor het WCO via BB, tussen de Im-fect 1 & 2.
Geneesmiddelen kunnen het immuunsysteem helpen of de bacteriën/ziekteverwekker doden.
Er bestaat een driehoeksverhouding tussen de agens, de gastheer en de omgeving. In het midden staat de
ziekte. Als iemand ziek is, ligt dat dan aan de ziekteverwekker of het immuunsysteem zelf?
Grove indeling:
Prionen Afweer
Virussen
Bacteriën
Schimmels
Parasieten
Opbouw van het vak IA
Bacteriologie
Virologie
Parasitologie
Mycologie
Deze slaan samen op immunologie, de twee onderdelen hebben interactie met elkaar.
Zoönotisch agens: infectieus agens dat overgaat van dier naar mens en in de mens ziekte (zoönose) kan
veroorzaken.
Wat moet je kunnen:
1. Diverse typen afweer kunnen noemen, ook de volgorde waarin ze optreden en welke functie ze
hebben.
2. Je kan het belang van het evenwicht noemen.
Geen goed evenwicht tussen effector cellen en Tregs (regulatoire T-cellen) wanneer je ziek bent (auto-
immuun), het immuunsysteem slaat door.
3. Goed en kwaad plaatsen(herkennen), wanneer leert het immuunsysteem self- en nonselfnucleosides
(?) herkennen.
Er zijn diverse typen afweer:
Aangeboren (innate)
Reactie van de afweer op specifieke ziekteverwekkers waar je tijdens het leven mee wordt
geconfronteerd (adaptive)
BLAD: genetische afwijking van Holsteinrunderen leidend tot leukocyten migratie en adhesie, ontsteking van
slijmvliezen, chronische longontsteking en diarree, de meeste kalveren met de aandoening sterven jong,
screening op dragerschap van KI-stieren.
Soort agentia Grootte Zichtbaar
Prionen Eiwit Nee
Virussen 10-8 m EM
Bacteriën/prokaryoten 10-6 m LM
Schimmels/eukaryoten micrometer-cm LM
Protozoa (parasieten) 10-5 m LM
Helminthen (parasieten) mm-cm-dm Oog
Eukaryoten hebben al hun onderdelen verpakt in een membraan zitten, prokaryoten niet.
Hierom kunnen prokaryoten zich veel sneller delen.
Prokaryoten Eukaryoten
Eencellig, < 5 micrometer Meercellig, 10 micrometer
Geen membraangebonden organellen Wel membraangebonden organellen
1
, 70S ribosomen 80S ribosomen
DNA, circulair, haploïd DNA in chromosomen
Replicatie door deling Replicatie door mitose
Kernmembraan aanwezig
Commensalisme: één profiteert.
Mutualisme: beide profiteren.
Parasitisme: één profiteert, de ander lijdt.
Er zijn verschillende routes van transmissie infectieuze agentia: oraal, direct contact, aerosolen, directe
inoculatie, transplacentaal.
Vectoren: muggen/teken/luizen, zorgen dat het rechtstreeks door de huid in een dier wordt gebracht.
Biologisch: moet nog wat met de ziekteverwekker gebeuren en kan hier voortplanten, i.t.t. mechanische
vector.
Postulaten van Koch:
1. Het micro-organisme moet aanwezig zijn in elk geval van de ziekte.
2. Het verdachte micro-organisme moet kunnen worden geïsoleerd en gegroeid als een reincultuur.
3. Inoculatie van het geïsoleerde micro-organisme in een gezonde gastheer geeft dezelfde ziekte.
4. Hetzelfde micro-organisme moet opnieuw uit de experimenteel geïnfecteerde gastheer kunnen
worden geïsoleerd in een reincultuur.
Reincultuur: alleen de ziekteverwekker wordt vermenigvuldigd.
Hoe overleef je als infectieus agens? Zo weinig mogelijk afweer opwekken, effecten van afweer ontwijken
(antigene variatie), afweer van de gastheer onderdrukken, snelle vermeerdering, overleven in individuen met
een verminderde afweer (YOPI’s).
YOPI: young, old, pregnant, immunodeficiënt.
Als het agens aanwezig is, betekent dit niet direct dat het dier ziek is, het dier kan ook drager zijn. Het dier
vertoont dan geen ziekte, maar kan wel anderen besmetten.
Pathogenese: ontstaanswijze van ziekte, enorm belangrijk hoe gaan we de behandeling inzetten, wat gaan
we bemonsteren, welke diagnostiek gaan we aanvragen?
Je kan infecties voorkomen of behandelen: insleep voorkomen, vaccinatie, therapie.
Conclusies van dit hoorcollege:
1. Er is veel diversiteit aan infectieuze agentia.
2. Infectieuze agentia spelen een belangrijke rol bij gezond en ziek.
3. Als dierenarts krijg je veel te maken met infectieuze agentia.
4. Zoönotische agentia onderstrepen maatschappelijk belang.
5. Afweer is onmisbaar om te overleven maar alles met mate!
2
,HC02: VIRUSSTRUCTUUR EN VERMEERDERING
In 2002 kwam er vanuit het niets een ziekte op, dit was Severe Acute Respiratory Syndrome Coronvis in Zuid-
Oost Azië. In 2012 kwam er ook weer een Coronavirus uit. Beide virussen kwamen uit het dierenrijk, het zijn
dus zoönosen.
Dmitri Ivanofski heeft (half) de virussen ontdekt. Er werd gedacht dat het vergif was, want virus=gif. Hij deed
proeven aan planten, de tabaksplanten. De bladeren vertoonden laesies. Infectieziekte? Waarschijnlijk een
bacterie. Het filtraat van de laesie veroorzaakte alsnog een laesie bij een andere plant, dus het is kleiner dan
een bacterie. Dan zal het wel een gif zijn.
Beijerinck doet hetzelfde, maar dan herhaalt hij het aantal keer. Elke keer ontstaat weer een laesie, dus het zal
waarschijnlijk geen gif zijn. Dit zou je namelijk uitdunnen na al die keren en dat gebeurt niet. Het is dus kleiner
dan een bacterie en infectieus. Hij denkt dat hij te maken heeft met een vloeibare levensvorm.
Friedrich Loeffler ontdekte eigenlijk het eerste echte animale virus, mond en klauwzeer virus.
Chamberland/Berkefeld filters: porseleinen filters die zelfs bacteriën tegen kunnen houden. Loeffler gebruikte
nog kleinere filters die zelfs virussen eruit kon filteren, zo kon hij aantonen dat de ziekte kwam door particles
en dus virussen en niet door een vergif of vloeibare levensvorm.
Walter Reed ontdekte als eerste een humaan virus, namelijk van de gele koorts. Hiervoor gebruikten ze
vrijwilligers om proeven te doen, ook op zichzelf. Een aantal hiervan zijn gestorven, maar het is wel bewezen op
deze manier dat het door een virus kwam.
Jesse William Lazaer deed ook proeven op zichzelf. Hij beweerde dat vliegen de ziekte over konden dragen, dus
heeft hij dit op zichzelf uitgeprobeerd en hij had gelijk. Dit bewees dat virussen ook over konden worden
gebracht via vectoren (ARBO virus).
Virussen zijn acellulair en echt stukken kleiner dan bacteriën. Ook komen ze voor in veel verschillende maten
en enorm veel variaties. Er zijn ook enkele grote virussen, ze kunnen met de lichtmicroscoop
worden gezien. Het genoom hiervan kan groter zijn dan dat van bacteriën.
Hoe definieer je een virus? Het is een kwaadaardige boodschap die ingebracht wordt in de
cel en naar deze boodschap wordt dan geluisterd. Een virus:
Is een obligate intracellulaire parasieten
Is een kleine infectieuze agens met acellulaire organisatie
Reproduceert alleen in levende cellen
Bevat een type van nucleïnezuur, RNA of DNA, die wordt beschermd door een
eiwitmantel
Is een manier van transport virion
Alle virussen voldoen aan een driedelige strategie:
Alle virussen verpakken hun genoom in een partikel die overdracht medieert van host naar host.
Het virale genoom bevat de informatie om de infectieuze cyclus in de host cell te beginnen en af te
maken.
Alle virussen kunnen in een host populatie zich vestigen zodat de virale overleving verzekerd is.
Virussen hebben twee soorten vormen, helicaal en icosahedraal. Bij naakte virussen is
het capside het hele virion, een eiwit met nucleïnezuur.
Bij membraanomvatte virussen is de structuur die omgeven is door het membraan een
nucleocapside. Capsides hebben meerdere functies: het genoom wordt gecondenseerd
en ingepakt, het nucleïnezuur kan van de ene cel naar de andere cel getransporteerd
worden, bij naakte virussen zorgt het er voor dat er specifiteit is bij aanhechting aan de
gastheercel.
Het tabak mozaïek virus heeft een capside met een helicale structuur en het
nucelïnezuur is RNA.
Icosahedrale structuur: een geometrische structuur met 20 driehoekige zijden, gekarakteriseerd door een
specifieke symmetrie, bevat 2-, 3- en 5-voudige assen van rotationele symmetrie, verschillende virussen
hebben onafhankelijk van elkaar deze vorm ontdekt, omdat dit de meest efficiënte manier is om zo te bestaan.
Sommige virussen hebben een structuur die niet op één van de twee structuren, dit noem je gewoon een
complexe structuur.
Het coronavirus heeft een membraan, de eiwitten die uitsteken worden spikes genoemd en zijn belangrijk voor
aanhechting aan de cel.
Virussen classificeren:
- Gastheer plant, dier, bacterie
Een virus moet zijn genen tot expressie
brengen in de context van de geïnfecteerde
cel. Om je genen tot expressie te brengen
moet je mRNA produceren, elk virus moet
dus mRNA maken. Hierom zet je het mRNA
centraal en je kijkt hoe je nieuw mRNA kan
produceren, de manier hoe je dat doet
bepaalt in welke groep je virus zit.
De zes (zeven) stappen van de virale
levenscyclus van vrijwel elk virus:
1. Virus hecht aan aan de cel
2. Penetratie
3. Ontmanteling, genoom komt vrij
4. Replicatie
5. (Transcriptie/translatie)
6. Assemblage
7. Afgifte
De meeste virussen komen binnen via endocytose. Zo blijven ze niet hechten aan de cortex van het
plasmamembraan. De meeste DNA virussen repliceren in de kern, behalve pokken. De meeste DNA virussen
bevatten dubbelstrengs genoom, behalve parvo-virussen, die zijn enkelstrengs lineair.
De meeste RNA virussen repliceren in het cytoplasma, behalve het influenzavirus. In de kern zitten namelijk
geen dingen waar ze wat aan hebben, dus ze hebben hun eigen RNA afhankelijke RNA polymerases. De meeste
RNA virussen hebben enkelstrengs genoom, behalve het rotavirus (dsRNA) en retrovirus (diploïd). Omdat ze
enkelstrengs zijn, hebben ze last van genoompolariteit.
Positief strengs virus: genoom is mRNA sens kan getransleerd worden. Het genoom is infectieus.
Negatief strengs virus: genoom is anti-sens kan niet getransleerd worden. Ribosomen kunnen hier niks mee,
ze moeten hun RDRP zelf meenemen RNA afhankelijk RNA polymerase
Abisens genoom: bevat genen in beide richtingen.
Retrovirussen: RNA virussen die door middel van DNA reproduceren. Deze spelen en
belangrijke rol bij kanker en HIV en worden dus intensief bestudeerd.
Assemblage van naakte virussen vindt plaats in het cytoplasma en wordt afgegeven
door cel lysis, om over het membraan heen te komen. Er zijn echter ook een paar
naakte virussen om tijdelijk een membraan te werven zodat ze niet aan cel lysis hoeven
te doen en de cel kan blijven leven.
Membraanomvatte virussen doen ook aan budding, waarbij het tijdens de laatste stap het virus een membraan
verwerft en dit maakt het mogelijk om vrij gezet te worden uit levende cellen, dus de gastheercel hoeft niet per
se dood. Budding kan langs elke stop van de exocytotische route, ze doen zich dan voor als excitatoire eiwitten.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller studentedgk. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.79. You're not tied to anything after your purchase.