Samenvatting begrippen Syntaxis
Taalkundig ontleden
Lidwoorden: de, het, een, geen.
Soorten lidwoorden:
Bepaald: de, het
Onbepaald: een
Ontkennend: geen
Zelfstandig naamwoord: woorden waar je de, het of een voor kunt zetten.
Soorten zelfstandige naamwoorden:
Mensen: oma, zoon, zanger, vriendin, ober, baby, verhuizer, spion.
Dieren: aap, kwal, vis, olifant, vos.
Planten: narcis, hyacint, gerbera.
Dingen: concreet (stoel, broek, wijn, euro, hamer, oog) abstract(idee, gevoel, spijt, geloof,
afscheid)
Niet telbare zelfstandige naamwoorden: zelfstandig naamwoord dat geen enkelvoud of meervoud
heeft.
Eigennaam: een uniek exemplaar. (vaak met een hoofdletter)
Soorten eigennamen:
Mensen en dieren: Fikkie, Frank van der Leeuw, Manon
Bouwwerken: Eiffeltoren, het Pentagon, Chinese Muur
Titels: Alleen op de wereld, E.T., Terug naar de kust.
Bladen: Panorama, de Volkskrant, Margriet
Clubs/verenigingen: SC Heerenveen, VARA, NCRV, WNF.
Kunstwerken: Nachtwacht, Manneke Pies, de Zonnebloemen
Aardrijkskundige namen: Amsterdam, Suezkanaal, België
Bijvoeglijk naamwoord: zegt iets extra’s over mensen, dieren, dingen. Het komt voor in een
naamwoordelijk gezegde, in een bijvoeglijke bepaling en bij een bepaling van gesteldheid.
(de chauffeur was vrolijk), (een vrolijke chauffeur) (de chauffeur reed grommend naar huis)
Bijwoord: zegt niet iets extra’s over mensen, dieren, dingen.
Het zegt iets over:
Bijvoeglijk naamwoord: zeer ernstige gebeurtenis
Ander bijwoord: hele hele erge gebeurtenis
Werkwoord: de zanger zingt zuiver.
Voorbeelden van bijwoorden: hier, daar, ergens, er, overal, nu, toen, gisteren, ooit, misschien,
vrijwel, daarom, zelden, zeker, bijna.
Vragend bijwoord: een vraagwoord die niet vraagt naar mensen, dieren of dingen. Ze vragen naar:
Tijd, plaats, reden, oorzaak en wijze.
Voorbeelden: wanneer, waarom, hoe, waardoor, waar
, Voorzetsel: kast of filmwoorden. Je kunt er het woord ‘de mededeling ‘ voor zetten.
Voorbeelden: voor, op, onder, van, met, tijdens, bij, aan, vanaf, gedurende.
Bepaald hoofdtelwoord: een, twee, 58, honderd
Onbepaald hoofdtelwoord: veel, weinig, wat, genoeg, een paar, enkele
Bepaald rangtelwoord: eerste, tweede, 123ste
Onbepaald rangtelwoord: laatste, zoveelste, middelste
Persoonlijk voornaamwoord: voornaamwoord met personen
Voorbeelden: hij, hem, het, jij, u, wij, we, jullie, ze
Bezittelijk voornaamwoord: voornaamwoord dat een bezit aangeeft.
Voorbeelden: mijn, jouw, uw, onze, hun, ons.
Aanwijzend voornaamwoord: voornaamwoord dat iets aanwijst. Je kunt het bijna aanraken.
Voorbeelden: die, deze, dat, dit, zo’n, zulke, dergelijk
Onbepaald voornaamwoord: noemt iemand of iets, maar je weet niet wie of wat het is.
Voorbeeld: men, andere, iemand, niemand, elke, iedereen, alles, iedere, iets, niets, wat(iets)
Wederkerig voornaamwoord: elkaar, mekander
Noodzakelijk wederkerend voornaamwoord: wederkerend voornaamwoord die per se moet worden
geplaatst, anders komt er vergissing in de betekenis.
Voorbeelden: zich vergissen, zich afvragen, zich bevinden, zich voornemen.
Toevallig wederkerend voornaamwoord: wederkerend voornaamwoord die niet per se moet
worden geplaatst. De betekenis blijft nog overeind.
Voorbeelden: zich scheren (zich is lijdend voorwerp), zich wassen, zich bezeren.
Betrekkelijk voornaamwoord: het slaat terug op een voorafgaand woord.
Voorbeelden: die, dat, wat, wie, welke, hetgeen.
Wie als betrekkelijk voornaamwoord: als wie als betrekkelijk voornaamwoord wordt gebruikt, staat
er altijd een voorzetsel. Van wie.
Betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent(mia): het antecedent zit dan in het
betrekkelijk voornaamwoord verstopt.
Wat = Datgne wat, dat wat
Wie = degene die.
Voornaamwoordelijk bijwoord: bijwoord + voorzetsel
Voorbeelden: erin, hierop, daarmee, waarvan, ergens aan, nergens bij, overal aan, overal voor.
Vragen voornaamwoordelijk bijwoord: waar + voorzetsel
Voorbeelden: waaraan, waarmee, waarvan.
Betrekkelijk voornaamwoordelijk bijwoord: voornaamwoordelijk bijwoord dat wordt gebruikt als
betrekkelijk voornaamwoord
Onderschikkend voegwoord:
Voorbeelden: dat, omdat, als, hoewel
Nevenschikkend voegwoord: en, maar, want, of, noch… noch…, zowel…. Als.