In de frustratieregressie hypothese gaat het erom dat hoe meer de bevrediging van hogere
behoeften gefrustreerd wordt, des te belangrijker de behoeften van lagere behoeften wordt,
dus hoe meer frustratie bij hoger behoeften, hoe belangrijker de lagere behoeften.
McClelland laat in zijn theorie echter zien dat elk individu volgens een bepaald behoefteprofiel
ontwikkelt, waarin één behoefte dominant is:
Prestatie behoeft: willen leveren van goede prestaties.
Machtsbehoefte: streven naar invloed en controle.
Affiliatiebehoefte: goede relaties te scheppen.
Reinforcement of bekrachtiging is het herhalen van bepaald gedrag dat in het verleden succesvol is
geweest en daardoor een dominante aanpak wordt van een persoon.
Externe krachten
Bij externe krachten is de motivatie afhankelijk van de situatie of wordt door de gegeven
situatie ontlokt.
Leren vindt plaats via trial and error (gissen en missen).
Wet van het effect (gevolgen van handeling bepaalt herhalen van gedrag).
Positieve of negatieve bekrachtiging (de gevolgen zijn aantrekkelijk of juist niet en worden
daardoor herhaald of niet).
Geconditioneerd gedrag is gedrag dat in het gedragsrepertoire wordt opgenomen en vaker wordt
ingezet, ongeacht de situatie die niet hetzelfde effect oplevert.
Stimuli zijn de kenmerken van een situatie die een bepaalde handeling oproept/triggert en
afhankelijk zijn van de situatie.
Verwachtingstheorie als overweging
Betekenisgeving aan situatie en behoeften:
Combinatie tussen interne en externe krachten die tegenovergesteld zijn.
Trekkende kracht is gedrag dat tot wordt uitgelokt door de situatie.
Duwende kracht is gedrag dat voortkomt uit behoeften die mensen bevredigd willen zien.
Mensen worden niet willoos gestuurd door situaties en behoeften, maar maken keuzes waarover ze
nadenken en waarvan ze verwachten dat ze doelen en opbrengsten
verwezenlijken: overwegingsproces.
Overwegingsproces om voor bepaald gedrag te kiezen wordt in twee theorieën beschreven:
1. Verwachtingstheorie
2. Attributietheorie
,Verwachtingstheorie van Vroom laat de neiging tot inspanning zien en hangt af van de volgende
overwegingen:
1. Verband tussen inspanning en prestatie
2. Verband tussen prestaties en opbrengsten
3. De waarde van de opbrengsten
Subjectieve overwegingen en inschattingen:
Billijkheid: verhouding inspanning-opbrengsten
Zelfbeeld: mate waarin men inschat goede prestaties te kunnen leveren
Attributietheorie Vroom
De attributietheorie verklaart waarom mensen zich willen inspannen, bereiken ze met inspanningen
een goed resultaat, dan doen ze dat.
Maar hoe komen mensen nou tot een goede inschatting van de mogelijkheden? Door te attribueren,
mensen proberen te achterhalen wat de oorzaken zijn van hun gedrag en van anderen.
Mensen die attribueren vergelijken zichzelf met anderen in dezelfde situatie of dat er een vast
patroon zit in falen en slagen:
Is dit dikwijls in dezelfde situatie (patroon).
Of anderen in dezelfde situatie falen of slagen (omstandigheden).
Veel situaties falen of slagen?
De uitkomst van deze overwegingen kijkt er naar of de persoon de oorzaak bij zichzelf zoekt of bij de
omstandigheden.
De oorzaak bij jezelf zoeken is interne attributie, het toeschrijven hiervan is van invloed op je
zelfbeeld. Hierbij streeft men naar een positief zelfbeeld, je voelt je bekwaam en draagt bij aan de
behoefte.
Oorzaken toeschrijven aan omstandigheden is externe attributie.
Intrinsieke en extrinsieke motivatie
Motieven die van binnenuit komen en motieven die van buiten komen.
Mensen die intrinsiek gemotiveerd zijn, zijn niet gericht op een beloning. Ze doen hun best omdat ze
plezier beleven aan een goede prestatie of hun werk uitdagend vinden.
Extrinsieke motivatie heeft te maken met de opbrengsten die met de inspanningen verkregen
worden, denk aan geld, beloningen, status, promotie, etc.
1.2 Capaciteiten en competenties
Hoe mensen in organisaties functioneren, is niet alleen afhankelijk van hun behoeften, maar ook van
hun capaciteiten en competenties, van hun persoonlijkheid en van hun attitudes en waarden.
Er is een meer algemene capaciteit: de intelligentie
, Bij een functie heb je soms specifieke kennis en vaardigheden nodig.
Bij het begrip competentie gaat het niet alleen om specifieke kennis en vaardigheden die nodig zijn
voor een goede uitvoering van het werk. Ook spelen capaciteiten, persoonlijkheidseigenschappen en
motieven een belangrijke rol.
Welke competenties zijn vereist zie je vaak in de functiebeschrijving.
1.3 Persoonlijkheid
Mensen kunnen erg verschillen van elkaar, denk aan extraversie of introversie, of drukke of
rustige mensen.
Het patroon van karakteristieke gedachten, gevoelens en gedragingen waarmee de ene persoon zich
van de andere persoon onderscheidt en dat relatief constant blijft in de tijd en in verschillende
situaties, wordt persoonlijkheid genoemd.
Er bestaat een persoonlijkheidstest namelijk: Big Five, waarin 5 dimensies aanbod komen
Zelfinzicht is belangrijk bij het kiezen van een beroep.
Ook kan de Big Five gebruikt worden bij een selectieprocedure om de juiste persoon voor de
functie vast te stellen.
1.4 Attitudes
Een attitude is een redelijk stabiele houding die iemand heeft ten opzichte van andere (groepen)
mensen, gedragingen, objecten of ideeën.
Hoe mensen aan bepaalde attitudes komen, ligt aan twee overwegingen
1. Cognitieve overwegen (voor- en nadelen afwegen).
2. Affectie of emotionele overwegingen (gevoel laten meespelen).
Een positieve attitude staat gelijk aan iets vaker of überhaupt iets doen
Gedragsintentie: een attitude levert de neiging om bepaald gedrag te vertonen.
Of daadwerkelijk de neiging tot gedrag wordt omgezet in gedrag, wordt via het ASE-model van
Kok, De Vries, Mudde en Strecher bepaald door 3 factoren:
1. De eigen attitude
2. De sociale invloed van de omgeving
3. De eigen effectiviteit (mogelijkheden of belemmeringen die iemand ervaart om het
gedrag te gaan vertonen)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller DemiBerretty. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.35. You're not tied to anything after your purchase.