100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting boek De Diagnostische Cyclus - De Bruyn et al. $5.35   Add to cart

Summary

Samenvatting boek De Diagnostische Cyclus - De Bruyn et al.

1 review
 56 views  2 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting van het boek van De Bruyn et al.: De diagnostische Cyclus

Preview 3 out of 27  pages

  • Yes
  • April 15, 2019
  • 27
  • 2018/2019
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: timodejong • 4 year ago

avatar-seller
Samenvatting De Diagnostische Cyclus
Deel 1 – Referentiekader
Hoofdstuk 1 Inleiding
Doelstelling: het domein van de klinische psychodiagnostiek beschrijven. In de klinische
psychodiagnostiek wordt informatie verzameld over de cliënt en diens omgeving met het oog op
het ontwerpen van de meest adequate aanpak van de problemen die door de cliënt zelf of door
diens omgeving zijn gesignaleerd. Diagnostiek  een zoek- en beslissingsproces dat in dialoog met
de cliënt en diens omgeving wordt uitgevoerd. Gericht op jeugdzorg en onderwijs.
‘Ongewapend oordeel’: de diagnosticus spreekt oordelen uit zonder expliciet beroep te doen op
methodologische principes of systematische procedures die kunnen voorkomen dat er fouten en
onterechte vertekeningen in het oordeel optreden (‘klinisch’ oordeel’ = eigen ervaring en intuïtie).
3 belangrijke ontwikkelingen in het gedragsonderzoek die de noodzaak in diagnostische
besluitvorming aanduidt:
1. Het onderzoek naar de kwaliteit van het ongewapende oordeel  ongewapend oordeel leidt
in tal van beslissingssituaties tot tekorten en vertekeningen.
2. De ontwikkeling in de besliskunde  procedures die de gebruiker in staat stellen op
rationele verantwoorde wijze beslissingen te nemen
3. Het ontwikkelen van prescriptieve kaders ten behoeve van de professionele diagnostiek 
een dergelijk model laat toe heuristische procedures te ontwerpen die aan het diagnostisch
proces in de praktijk sturing geven. Dit bevat kennis en vaardigheden op het gebied van
diagnostische instrumenten en beslissingsprocedures.
Pretentie: laten zien dat diagnostische besluitvorming in de praktijk op een wetenschappelijk-
professioneel verantwoorde wijze kan worden doorlopen. Hulpmiddelen van een diagnosticus 
inhoudelijke theorieën over het ontstaan en in stand blijven van probleemgedrag, kennis over
normale en afwijkende ontwikkelingspatronen, instrumenten en technieken om
gedragsverschijnselen in kaart te brengen en statistische en psychometrische technieken om
gegevens te verwerken. De basisprincipes van de prescriptieve diagnostiek op het niveau van het
diagnostisch redeneren en beslissen worden duidelijk gemaakt = de diagnostische cyclus.
Beperkingen: diagnostiek maakt deel uit van de gedragswetenschap (in haar wetenschappelijke
dimensie), derhalve is haar wetenschappelijke basis niet steviger dan die van de zich nog volop
ontwikkelende gedragswetenschap zelf. De ‘harde’ cumulatieve kennis is nog beperkt en de
verschijnselen worden vanuit zeer uiteenlopende zienswijzen bestudeerd.
Gedisciplineerde vakbeoefening: het handelen van de diagnosticus verloopt volgens regels die
door hem zelf geëxpliciteerd kunnen worden  handelen wordt transparant en kan aan toetsing
door hem of anderen worden onderwerpen, ook wel empirisch-analytisch.
Hoofdstuk 2 Uitgangspunten
Wetenschappelijke diagnostiek: de algemene menselijke grondstructuur van het
probleemoplossend omgaan met persoonlijkheids- en gedragsproblemen ondersteunen met
wetenschappelijk-empirische kennis. Kennis is hier het geheel van wetmatige verbanden,
verklaringsschema’s, theorieën, methoden en instrumenten dat in de gedragswetenschap wordt
gehanteerd. Empirische benadering = door andere onderzoekers herhaalbaar.  relatie tussen
diagnostiek en gedragswetenschap. De wetenschappelijkheid van een uitspraak ligt in de intentie
ervan. De diagnosticus die bereid is op zijn uitspraak een weddenschap af te sluiten, bedrijft
empirisch-wetenschappelijke diagnostiek.
Diagnostiek kan in de praktijk lang niet altijd voldoen aan alle eisen die aan het wetenschappelijk
handelen worden gesteld. Bovendien vereist ze als toepassingsgebied van de gedragswetenschap
enerzijds en als onderdeel van hulpverlening anderzijds een aantal denk- en doe-activiteiten die
niet of zelden tot het gedragsrepertoire van de wetenschappelijke onderzoeker behoren. In de
professionele diagnostiek is de algemene wetenschappelijke eis van transparantie van gevolgde
argumentatie en procedure onverminderd van toepassing. De diagnosticus is wetenschappelijker
naarmate hij:
 Explicieter werkt met theorieën en de verschillende theorieniveaus duidelijker met elkaar in
verband brengt
 Er zich bewust rekenschap van geeft in welke gevallen hij wel en in welke gevallen hij niet voor
een bepaalde theorie kiest

, Duidelijker de denkstappen vastlegt die geleid hebben tot het advies
 Onderzoek doet naar de waarde van theorieën voor de problemen waar ze betrekking op
hebben en naar het effect van ingrepen
 De resultaten van het eigen werk uitwisselt met collega’s

De wetenschappelijke kwaliteit van de diagnostiek laat zich afmeten naar de doorzichtigheid en
zorgvuldigheid van de empirische toetsing in de te onderscheiden stappen  empirische cyclus.
Zo houden we de foutenbronnen in het diagnostisch oordelen/redeneren onder controle.
Er is zelden een pasklare oplossing te formuleren voor een groot aantal klachten. Oordelen en
beslissen in onzekerheid zijn typerend voor het werk van de professionele diagnosticus. 3 bronnen
die het belang van onderzoek naar de kwaliteit van en de foutenbronnen in oordelen en
beslissingen voor de diagnostische praktijk illustreren:
1. Onderzoek naar de wijze waarop mensen met kansen en waarschijnlijkheden omgaan.
Diagnosticus  schatten, afwegen en herzien van kansen. Het complexe beoordelingsproces
begint al met de keuze van het soort gegevens dat de diagnosticus wil verzamelen om
onderscheid te kunnen maken tussen mogelijke diagnoses. Het is niet uitzonderlijk dat de
diagnosticus kansen subjectief moet inschatten, nuttige kennis komt niet voor in kant-en-klare
tabellen in de literatuur dus de diagnosticus kan zijn subjectieve verwachtingen onderbouwen met
een steekproef. Echter blijkt dat mensen in het algemeen slecht zijn in het schatten, afwegen en
herzien van kansen.
2. Onderzoek naar vuistregels en heuristieken (zoekstrategieën die tot oplossingen kúnnen
leiden) die mensen doorgaans geneigd zijn te volgen.
Mensen hebben de neiging de kans op het optreden van een verschijnsel hoger in te schatten
naarmate zij met minder moeite voorbeelden van het verschijnsel voor de geest kunnen halen
(beschikbaarheidsheuristiek)  bij twijfel kans op overschatten of onderschatten. Mensen blijken
bovendien de neiging te hebben vooral informatie op te zoeken die de eigen opvatting
ondersteunt.
3. Onderzoek naar de kwaliteit van professionele diagnostiek.
Kwaliteit van professioneel oordeel laat te wensen over. Diagnostici blijken ook weinig van
praktijkervaring te leren. Fouten en vertekeningen blijken in elke fase van diagnostische
besluitvorming voor te komen, dit moet diagnostici ertoe aanzetten de kwaliteit van eigen
besluitvorming kritisch te evalueren en waar nodig te verbeteren.
Beslissingsprobleem: een keuzeprobleem waarbij verschillende opties verschillende
consequenties kunnen hebben met betrekking tot het doel. De kansen die de beslisser inschat,
hebben te maken met de mogelijkheid dat bepaalde positieve of negatieve gevolgen optreden.
Daarbij kan de beslisser formeel gezien de logica van kansberekening volgen om de verwachte
uitkomst van de verschillende opties vast te stellen. De descriptieve beslissingstheorie houdt zich
bezig met het verklaren van beslissingsgedrag en het nagaan hoe oordelen en beslissen feitelijk
verloopt. De normatieve beslissingstheorie gaat daarentegen verder dan beschrijven en verklaren
en schrijft ook voor hoe de beslisser formeel te werk moet gaan  modellen en procedures die
aangeven hoe je het beste kan handelen in de verschillende stappen van het beslissingsproces
met het oog op het te bereiken doel. Het diagnostische beslissingsproces is eveneens te
analyseren als een proces waarin opties en consequenties geformuleerd en geëvalueerd worden.
Prescriptieve diagnostiek  stel- en spelregels zijn te vergelijken met die van empirisch
onderzoek (methodologie). Het volgen van de voorschriften levert op termijn een verhoogde kans
op een bijdrage aan de oplossing = geen garantie. Methodologische voorschriften zijn niet
empirisch maar logisch-theoretisch van aard, de regels fungeren als normen waarnaar de
kwaliteit van het onderzoekshandelen wordt afgemeten. Normatieve diagnostiek richt zich op
vragen als: wat is feitelijk een diagnose? Is het mogelijk en redelijk voorschriften voor de
diagnosticus te formuleren? In hoeverre kan het diagnostisch proces door deze voorschriften
gereguleerd worden? 3 redenen waarom er voor ‘prescriptief’ i.p.v. ‘normatief’ wordt gekozen:
 Bij Westmeyer heeft de term ‘normatief’ een algoritmische betekenis i.p.v. een heuristieke.
 De term ‘normatief’ wordt in de besliskunde eveneens in algoritmische zin gebruikt 
beslissingsmodellen zijn algoritmisch en slechts bruikbaar in goed gedefinieerde
beslissingssituaties die in de klinische diagnostiek zelden worden aangetroffen.
 In het domein van de besliskunde gaan stemmen op om de term ‘prescriptief’ te gebruiken
voor beslissingsondersteuning in complexe, naturalistische situaties  deze situaties zijn niet

, te reduceren tot het ideaaltypische formele beslissingsprobleem dat met traditioneel
normatieve modellen kan worden aangepakt. ‘prescriptief’ = brede heuristische connotatie.
Prescriptieve diagnostiek is in Nederland de leer van de diagnostiek. De fundering van de
spelregels wordt gezocht in het analyseren en blootleggen van de grondkenmerken van het
professionele diagnostische proces. Prescriptieve studies = hoe de diagnosticus gegeven deze
grondkenmerken het best het diagnostisch proces kan vormgeven. In Nederland heeft de
empirische cyclus van De Groot de grondtoon gezet voor ontwikkelingen in de prescriptieve
diagnostiek = algemene methodologische grondstructuur van het wetenschappelijk handelen 
genereren en toetsen van hypothesen. De modellen in NL geven aan welke stappen in welke
volgorde op welke wijze doorlopen moeten worden = conceptuele ordeningskaders.
Hoofdstuk 3 De Diagnostische Cyclus
In de klinische praktijk start het diagnostisch proces nadat de cliënt zich rechtstreeks of via een
verwijzer heeft aangemeld met een of meer hulpvragen. Maar niet elke hulpvraag is ook een
diagnostische hulpvraag. Een diagnostische hulpvraag wordt uiteindelijk samen geherformuleerd
tot een vraagstelling, door de vraagstelling op te vatten als onderzoeksvraag legt de diagnosticus
een verbinding tussen type vraagstelling en type (diagnostisch) onderzoek = verheldering,
onderkenning, verklaring en indicatie. Hulpvraag (C)  type diagnostische hulpvraag (D)  type
vraagstelling (C en D)  type onderzoek (D). De keuze van het onderzoekstype is als het ware het
technische antwoord van de diagnosticus op de hulpvraag van de cliënt. In de praktijk laat de
afstemming van type onderzoek op type vraagstelling nogal eens te wensen over.
De diagnostische hulpvraag van de cliënt is vaak complex  combinatie van vragen = combinatie
van onderzoekstypen. De volgorde waarin gecombineerd onderzoek wordt doorlopen is niet
willekeurig, onderkenning gaat bijv. aan indicatie vooraf (vorm van hulp is afhankelijk van het type
probleem). Er is vaak sprake van een intrinsiek noodzakelijke volgorde = diagnostisch scenario.
De diagnosticus moet steeds starten met het verhelderen van de hulpvraag  het verhelderend
onderzoek is de gepaste aanvangsstap van elk diagnostisch scenario.
0-scenario: wanneer er geen overgang is naar een volgend type onderzoek, verder onderzoek is na
het verhelderend onderzoek niet nodig. Wanneer het 0-scenario met één type onderzoek wordt
uitgebreid: 1-scenario. Verheldering-onderkenning-indicatie = 2-scenario (2 overgangen). Het
meest volledige geval is een 3-scenario, de logisch-intrinsieke gedachtegang  verheldering
(hoe is het te verwoorden), onderkenning (wat is er aan de hand), verklaring (waarom is er een
probleem) en indicatie (hoe kan het best geholpen worden). De diagnosticus kan het alleen
toepassen als ook de cliënt alle stappen als noodzakelijk ervaart voor het adequaat beantwoorden
van de diagnostische hulpvraag.
Verhelderend  klachtanalyse (KA): hoe moet ik verwoorden wat ik t.o.v. mij/dit kind ervaar?
Onderkennend  probleemanalyse (PA): wat is er met mij/dit kind aan de hand?
Verklarend  verklaringsanalyse (VA): waarom is dit met mij/dit kind aan de hand?
Indicerend  indicatieanalyse (IA): hoe kan ik/dit kind het best geholpen worden?
Diagnose: als onderkenning van een stoornis (Hier is sprake van ADHD) en als verklaring voor het
probleem of de stoornis (Haar internaliserende gedragsstoornis is een gevolg van een onveilige
hechting). Hypothesen: voorlopige uitspraken die aan feitenmateriaal getoetst moeten worden.
De verklarende diagnostisch is het meest empirisch-wetenschappelijk onderdeel van diagnostische
besluitvorming omdat er hier sprake is van gedragswetenschappelijke theorieën.
De aard van de problematiek vergt meestal het herhaald doorlopen van het volledige scenario of
van onderdelen daaruit (afhangend van de zekerheid van informatie die de betreffende stap
oplevert). Een optimaal diagnostisch beslissingsproces dwingt tot een cyclisch verloop. De
diagnostische cyclus dient te beantwoorden aan de grondstructuur van de empirische cyclus, cyclus
is prescriptief: hij schrijft de stappen en substappen voor die de diagnosticus moet doorlopen. De
lineaire diagnostische sequentie is een speciaal geval door het ontbreken van terugkoppelingen.
Klachtanalyse: klachten van de cliënt = natuurlijke ingang tot diagnostisch proces, uitspraken die
aangeven dat de situatie of het gedrag (gedachten, gevoelens, handelingen) van de cliënt, of de
gevolgen daarvan, door de cliënt als negatief beleefd worden. Diagnosticus verzamelt klachten en
gaat na of de verwoording overeenkomt met wat de cliënt bedoelt. In samenspraak met de cliënt
gaat hij na welke diagnostische hulpvraag aan de klachten tegemoet zou kunnen komen. De

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller verastrijker. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.35. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

70055 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.35  2x  sold
  • (1)
  Add to cart