Immuniteit is de beschermende toestand tegen infectieziekten.
Immunologie is de wetenschap die zich hier mee bezig houd.
Het immuunsysteem doet 2 dingen:
• Herkennen en vernietigen van vreemde stoffen.
• Het herkennen van eigen stoffen en die laten leven.
• Bij auto-immuunziekten is er wat mis met punt 2. Hierbij valt het immuunsysteem eigen cellen
aan.
Passieve immuniteit:
Immuniteit die aangeboren is.
Of van de moeder gekregen immuniteit.
Actieve immuniteit:
Vaccinatie.
Door het vaccineren te herhalen met interpozen kreeg de immuniteit
een "boost".
Het immuunsysteem:
• 3 lijnen van defensie:
○ 1e lijn, o.a de huid en membranen.
○ 2e, witte bloedcellen en eiwitten.
○ 3e: Lymfocyten en antibodies.
• 1e en 2e lijn zijn niet specifiek
• 3e lijn werkt specifiek op de antigenen.
• 2e lijn is het aangeboren immuunsysteem.
• 3e lijn is het verworven immuunsysteem. Antibodies worden gemaakt door B cellen. Deze
kunnen aangeboren zijn en vormen passieve immuniteit. Cel-specifiek wordt veroorzaakt door
T-lymfocyten.
Actief is het in contact komen met het pathogeen en er iets aan
doen. Passief is in de eerste instantie niet ziek worden omdat
je al gevaccineerd bent of natuurlijk beschermd.
Eerste lijn van defensie:
• Hoornlaag beschermd tegen uitdroging en binnendringen van micro-organismen.
• Bijvoorbeeld: Luchtwegepitheel met ciliën: Met slijm worden pathogenen opgeruimd. Als dit
epitheel opeens vervangen wordt en niet werkt --> Metaplasie.
Tweede lijn van defensie:
• Fagocyt witte bloedcellen.
• Antimicrobiële eiwitten.
• Monocyten:
○ Niet-specifiek.
○ In de weefsel worden ze macrofagen (vreetcel).
○ Boonvormige kern.
• Bij acute ontsteking in de huid komen de witte bloedcellen (voornamelijk fagocyten) uit de
bloedvaten om de pathogenen 'op te eten'.
• Dendritische cellen:
○ Lange uitstulpingen, soort armen.
○ Veel verschillende types met verschillende functies.
Endocytose:
• Fagocytose, het opruimen van een bacterie in een fagosome (voedsel vacuole).
• Pinocytose, een blaasje maken waar zich ook extracellulaire vloeistof in bevind.
• Receptor-mediated-cytose, op buitenmembraan binden receptoren aan bepaalde stoffen. Deze
receptoren vouwen naar binnen, maken een blaasje en vangen zo de specifieke stoffen.
• Na het opruimen zullen de meeste fagycyten MHC I maken m.b.v. proteosomen. Een MHC I
eiwit wordt gemaakt en gekoppeld aan een peptide
B- en T-cellen.
Lymfocyten behoren tot de leukocyten.
De 2 type lymfocyten:
• B-cellen.
○ Produceerd antilichamen, membraan gebonden en
oplosbaar.
○ De Y vorm zijn de antilichamen.
○ Het rode en blauwe deel heten het Fab.
○ Het staart deel is de Fc, dit zorgt voor verschillende
klassen. Bijvoorbeeld IgM, IgD, IgG enz… Een antigeen kan Fab
bijvoorbeeld een bacterie zijn. Op deze bacterie bevinden zich
lichaamsvreemde moleculen. Hiertegen zullen antilichamen
worden aangemaakt.
• Als een antigeen bind zullen deze aan specifieke B-cel
receptoren gaan binden. Fc
• Plasmacellen maken hierdoor extra veel van dit specifieke
antilichaam en zorgen voor de acute afweer. (Prolifereren)
• Geheugencellen zorgen voor betere afweer voor de volgende
receptoren gaan binden.
, • T-cellen.
○ T-Cell Receptor (TCR) bind aan gepresenteerde cel, speciek.
○ Helper T-cel heeft CD4 en cytotoxische T-cel heeft CD8.
○ T-cellen herkennen geen vrije antigenen, deze moeten eerst
gepresenteerd worden.
○ De presentatie vindt plaats door het MHC-systeem.
○ MHC-I klikt met CD8 en MHC-II klikt met CD4
• Cytotoxische T-cellen binden aan de target cel, ze spuiten granzymen (vernietigende enzymen)
door de poriën van de target cel waardoor de cel in apotose gaat (wordt vernietigd).
B-cellen maken antilichaam die gericht zijn tegen pathogenen:
humorale immuunrespons. Ze kunnen vrije antigenen herkennen
door hun membraangebonden immuunglobuline.
T-cellen herkennen de vrije antigenen niet maar wel de MHC die door
de B-cellen gemaakt wordt. Tc-cellen zijn tegen intracellulaire
infectie cellen: Cellulaire immuunrespons.
B- en T-cellen bevatten cel-receptoren aan hun membranen, deze
worden willekeurig gemaakt door gen-segment-reorganisatie in de
B- en T-cellen.
B-cellen die antigenen tegen komen, gaan antilichamen produceren.
Deze is specifiek voor hun cel membraan immuunoglobine.
T-cel receptoren binden specifiek aan het gepresenteerde MHC molecuul
van de B-cel.
De immuunrespons hangt af van de herkenning-moleculen.
• Bacillen codes (motief herkenning receptoren: PRR's)
• PRR bind aan PAMP's, pathogeen receptor moleculaire motieven. Deze genereren moleculen die
in verschillende pathogenen voor komt.
• B- en T-cellen worden willekeurig gemaakt.
• Binden aan specifieke antigenen.
Immunologie Pagina 3
, Hoofdstuk 2
zaterdag 30 maart 2019 22:47
Hematoptitische stamcellen (HSC's) kunnen
differentiëren in verschillende bloed cel types.
Alle rode en witte bloedcellen zijn ontstaan uit een HSC
tijdens de hematopoiesis.
Hematopoiesis is een zeer gereguleerd proces, het vind in
het beenmerg plaats waar de HSC's continu vernieuwd
worden en direct worden gedifferentieerd in 2 Progenitor
cel types; Myeloïde en Lymfoïde progenitor cellen.
4 types van cellen uit myeloïde progenitors:
• Rode bloedcellen (erythrocyten) • Monocyten
○ Migreren in de weefsels en kunnen
differentiëren in macrofagen. Kunnen ook
repareren en antigenen presenteren.
○ Kunnen ook dendritische cellen worden,
fagocyteren en presenteren van antigenen
(Antigen Presenting Cell) (APC).
• Granulocytes (PMN's)
○ Neutrofielen (direct pathogeen aanvallen)
○ Basofielen / mast cellen (allergenen)
○ Eosinophilen (antivirale activiteit)
• Megakaryocyten
Monocyten horen bij het niet-specifieke immuunsysteem.
In weefsels worden het macrofagen. Monocyten hebben
een boonvormige kern.
Dendritische cellen (DC) hebben lange uitstulpingen er
zijn verschillende types met mogelijk verschillende
functies. Onrijpe DC kan wel fagocyteren en heeft wel 10
verschillende receptoren die reageren met 's. Rijpe DC
fagocyteerd niet meer en wordt de beste APC die er is.
Macrofagen en neutrofielen zijn gespecialiseerd in
fagocytose. Macrofagen kunnen ook als APC dienen voor T-
cellen via MHC moleculen.
Als DC's rijp zijn zullen ze naar een andere locatie gaan om
antigenen te presenteren aan T-cellen.
3 types Lymfoïde progenitor:
• B-lymfocyten
• T-lymfocyten
• NK cellen
Lymfocyten lijken veel op elkaar maar verschillen in de differentiatie
clusters (CD) op hun membraan.
Immunologie Pagina 4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller htiduj00. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.81. You're not tied to anything after your purchase.