Week 1
Hoorcollege 1.1
Research methods (onderzoeksmethoden) = verzamelen van hulpmiddelen die gebruikt
kunnen worden om iemands overtuigingen te actualiseren (up to date te houden) via rationele
en empirische middelen.
➔ In de sociale wetenschappen gaat het daarbij om het formuleren van theorieën die het
mogelijk maken om menselijk gedrag te beschrijven, verklaren en te voorspellen (en
vaak ook te controleren).
Empirische cyclus:
Je gaat van theorie → naar data → en dan weer terug naar de theorie.
Theorie = Een reeks uitspraken op hoog niveau die beschrijven hoe constructen/variabelen
zich tot elkaar verhouden gebaseerd op eerdere observaties.
● Componenten van theorieën:
- (Vaak impliciete) assumpties
- Conceptuele (slechts gebaseerd op idee/concept) en geoperationaliseerde
constructen/ variabelen
- Bewering (proposition) over relaties tussen variabelen (onafhankelijk en
afhankelijk)
● Criteria voor goede theorieën:
- Logisch consistent
- Falsifieerbaar (het moet dus mogelijk zijn om het tegendeel te bewijzen)
- Duidelijk (specifiek)
- In overeenstemming met data
- Spaarzaam (parsimonious), er moet niks overbodigs in de theorie staan.
- Consistent met andere bewezen/ geldige theorieën
- Het moet verklarende kracht hebben (provide explanatory power)
- Bruikbaar en voorspellend
,Variabelen:
- Conceptueel → abstract, dit kan met direct gemeten worden. Denk aan schoolprestaties.
- Geoperationaliseerd → concreet, kan wel direct gemeten worden. Denk aan schoolprestaties
meten door gebruik te maken van toetsgegevens, observaties of een self-report vragenlijst.
Je zou dus kunnen zeggen dat geoperationaliseerde constructen beschrijven hoe conceptuele
constructen worden gemanipuleerd en/ of gemeten.
Beweringen (propositions):
- Onafhankelijke (verklarende) variabelen (IVs) → de oorzaak
- Afhankelijke variabelen (DV) → het effect
Proposities/ beweringen kunnen worden getest door middel van experimenten en statistische
analyses. Merk op dat analyse zonder manipulatie zelden het definitieve antwoord.
Wat is het verschil tussen een theorie en een model:
➢ Een theorie beschrijft vastgelegde relaties die gebaseerd zijn op bestaande data/
eerdere onderzoeken → dit is vaak conceptueel.
➢ Een hypothese beschrijft veronderstelde data die nog niet is getest →
geoperationaliseerd.
Experiment: je test een hypothese over geoperationaliseerde definities.
Modellen:
- Onafhankelijke en afhankelijke variabele
,- Onafhankelijke en afhankelijke variabele + Moderator. De moderator verandert de
sterkte, richting of aanwezigheid van het effect. Dus wanneer in dit voorbeeld iemand een
lage motivatie heeft, dan is er opeens geen tot weinig effect van intelligentie op
schoolprestaties. Een hoge motivatie laat daarentegen wel een verband zien tussen
intelligentie en schoolprestaties.
Typische analyse: ANOVA/ANCOVA of meervoudige regressie met een categorische
moderator.
Wanneer C interacteert met A, zou dit kunnen suggereren dat C de relatie modereert
tussen A en B.
- Onafhankelijke en afhankelijke variabele + Mediator. Het effect van de kwaliteit van
leraren op schoolprestaties is gemedieerd door motivatie: betere kwaliteit van leraren
resulteert in hogere motivatie, wat resulteert in hogere schoolprestaties.
, Typische analyse: meervoudige regressie
Wanneer A dezelfde invloed uitoefent op B zelfs als C als voorspeller wordt toegevoegd, kan
er worden gesteld dat de mediatorhypothese onjuist is.
Wanneer het effect van A op B eronder lijdt wanneer C als voorspeller wordt toegevoegd,
suggereert dit dat C (op zijn minst gedeeltelijk) de relatie tussen A en B bemiddelt (er invloed
op uitoefenen).
Formuleren van een onderzoeksvraag → hypothese:
1) Onderwerp selecteren
- Informele kennis (dus eigen ervaringen)
- Formele achtergrond (eerder onderzoek, bestaande theorieën)
- Is het interessant (zorgt voor hogere motivatie)
- Is het haalbaar (kijkend naar populatie, materialen, geld en tijd)
2) Verdiepen in literatuur
- Kijk naar het onderwerp
- Kijk naar de kwaliteit en impact van het artikel → dit kun je zien aan
bijvoorbeeld hoe vaak het artikel is geciteerd of uit welk journal/ tijdschrift het
artikel komt.
Kwaliteit ≠ impact
- Identificeer de belangrijkste artikelen
- Kijk naar het type artikel (empirisch of review/opinion) → er zijn
verschillende soorten, namelijk:
➢ Empirisch onderzoeksartikel
➢ Review/ opinion artikel
➢ Commentaar
➢ Peer-reviewed vs non peer-reviewed article
3) Formuleren van probleem/ vraag
4) Verdiepen in literatuur
5) Formuleren van hypothese
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller judith06dijkstra04. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.34. You're not tied to anything after your purchase.