Colleges Historische Ontwikkelingen Privaatrecht
Bevat kennisclips + de hoorcolleges van het jaar 2018/2019. Hoorcollege 12 is een
tentamenbespreking, deze werk ik niet uit.
Hoorcollege 1
Het boek mag mee naar het tentamen, ook mag je er in schrijven. Je mag niet op
een papier typen en dat erin plakken. In de cases bij het tentamen moet je
Nederlands recht met Romeins recht vergelijken.
Uitgangspunt zijn de digesten, deze samen zijn een wetboek tot stand gebracht door
keizer Justinianus. Hij leefde in de 6e eeuw na Christus. Hij was keizer van het
Romeinse rijk, hij zetelde niet in Rome maar in Constantinopel (Istanbul). Hij heeft
een aantal wetboeken gemaakt, waarvan de Digesten het belangrijkste zijn. Deze
bevatten de kern van het moderne privaatrecht van Nederland en de omliggende
landen. Alle belangrijke begrippen die we nu nog gebruiken (eigendom, bezit,
overeenkomst, etc.) komen hieruit. Het is de kern van het commerciële, moderne
privaatrecht. Het is een codificatie van de geschriften van de Romeinse juristen die
leefden tussen de eerste en het begin van de derde eeuw. In deze periode kwamen
het Romeinse rijk en het Romeinse recht op hun hoogtepunt. Het Romeinse rijk was
op militair en economisch gebied veruit de sterkste. Deze juristen worden gezien als
de klassieke juristen, zij hebben het ‘klassieke’ Romeinse recht ontwikkeld. Deze
juristen hebben ontzettend veel rechtsregels geproduceerd. Het totaal aan regels dat
voortkwam uit hun geschriften was 3.000.000. In de digesten zijn er 150.000
overgebleven. Justinianus heeft deze rechtsregels verdeeld over 50 boeken.
Digesten: “het verzamelde”.
Digesten vormen het uitgangspunt van het lesboek en het tentamen. Justinianus
heeft ook enkele andere wetboeken gemaakt, deze kom je incidenteel tegen. Hij
heeft naar de constituties (wetten) van zijn voorgangers gekeken, deze zijn terecht
gekomen in de codex Justinianus. Deze codex is vaak een uitwerking van de
digesten.
De opsteller van ons huidige BW is Eduard Maurits Meijers. Van 1910 tot 1950 was
hij hoogleraar Burgerlijk Recht in Leiden. Hij heeft als jood de oorlog overleefd. Hij
kwam in een concentratiekamp terecht, in Theresienstadt. In dit kamp zaten ‘nuttige’
joden die door de Duitsers konden worden ingeruild voor gevangenen uit andere
landen. Na 1945 waren er enkele juristen die er met kop en schouders bovenuit
stegen, Meijers was er hier één van. We wilden na 1945 opnieuw beginnen met een
nieuwe samenleving. Bij deze nieuwe samenleving hoorde een nieuw BW. In 1947
kreeg Meijers de opdracht om dit nieuwe BW te maken. In 1992 werd dit uiteindelijk
pas ingevoerd. Meijers nam de digesten als uitgangspunt bij het nieuwe BW.
We kennen het onderscheid tussen goederenrecht en overeenkomstenrecht. Dit
betekent dat jij de Eiffeltoren kan verkopen maar niet in eigendom kan overdragen
in overeenkomstenrecht is het centrale begrip handelingsbekwaamheid, in het
goederenrecht is het centrale begrip beschikkingsbevoegdheid. Je moet het
onderscheid tussen eigendom en bezit kennen. Meijers wist dat alle landen om ons
heen het Romeinse recht als uitgangspunt kenden. Nadeel dat hij zich baseerde op
de digesten: in de digesten staan 150.000 rechtsregels. Justinianus dacht zelf dat er
geen tegenspraken voorkwamen in zijn digesten, het was allemaal uit één mond en
één geest ontstaan. Ze bevatten echter wel degelijk tegenstellingen. Meijers was
voorstander van een abstract stelsel van eigendomsoverdracht. Dit betekent dat de
eigendom overgaat ondanks het feit dat de titel nietig/vernietigd is. Met andere
,woorden: een abstract stelsel kent geen geldige titel voor een geldige
eigendomsoverdracht. Een abstract stelsel is goed voor de handelssnelheid.
Overeenkomstenrecht werkt in dit geval niet door in het goederenrecht wat er in
het overeenkomstenrecht fout gaat heeft geen effect op de eigendomsoverdracht.
Andere digestenteksten leveren echter aanknopingspunten op voor het causale
stelsel van eigendomsoverdracht er is een geldige titel nodig voor geldige
eigendomsoverdracht. Een verjaring eist bijvoorbeeld een geldige titel.
Meijers koos aanvankelijk voor een abstract stelsel (in navolging van het Duitse
wetboek). Het Franse wetboek koos echter voor een causaal stelsel.
De Hoge Raad loste dit op in arrest Damhof/De Staat. Meijers ging hierin mee en
heeft in het BW ook het causale stelsel vastgelegd.
Dankzij de digesten kun je overeenkomsten en verschillen tussen ons recht en dat
van omliggende landen verklaren.
Kortom: waarom krijgen wij les in Romeins recht?
1. Meijers heeft het BW vormgegeven, hij volgde hierin de digesten.
2. Het BW van 1992 is voor een deel de schepping van Meijers, en voor een
ander deel een vertaling van de Code Civil (wetboek van Frankrijk; 1804). De
code civil is voor een groot deel de weerslag van Romeins Recht. Bepaalde
dingen in de code civil die niet teruggingen op de digesten hebben wij zelfs
geschrapt. De Fransen vinden levering bijvoorbeeld geen noodzakelijk
vereiste voor eigendomsoverdracht. Zij vonden dat eigendom over moest
gaan wanneer mensen het afspreken. Wij hebben levering wel als vereiste.
3. De invoering van het Duitse BW in 1900 BGB. Dit BW was het hoogtepunt
van de beoefening van het Romeinse Recht. Het BGB bevatte begrippen die
wij allemaal hebben opgenomen, zoals rechtsfeit, wilsverklaring, zakelijke
overeenkomst etc. Het is geheel gebaseerd op het Romeinse recht. Dit recht
heeft via het BGB een enorme invloed op ons huidige, moderne wetboek
uitgeoefend. Wij hebben veel begrippen uit het BGB overgenomen en deze
zijn nu te vinden als kernbegrippen in de algemene delen van onze boeken.
Er zijn drie typen invloed van Romeins recht:
1. Diepgaande invloed. Alles wat te maken heeft met de eigendomsoverdracht,
de zakelijke zekerheidsrechten en met vruchtgebruik en erfdienstbaarheid valt
hieronder. Ook is er tamelijk veel invloed bij de koopovereenkomst.
Goederenrecht.
In dit geval hebben we regelingen overgenomen vanuit het Romeinse recht.
2. Bepalende invloed. Het Romeinse recht laat keuzes, wij hebben er één van
overgenomen. De digesten bevatten tegenstellingen, maar dat betekent dat
we keuzes hebben. Het Romeinse recht is dan de achtergrond, maar wij
hebben gekozen. Denk hierbij aan de keuze tussen een causaal en abstract
stelsel van eigendomsoverdracht. Overeenkomstenrecht.
3. Oppervlakkige invloed. In Romeins en Nederlands recht spelen dezelfde
beginselen een rol, bijvoorbeeld: ieder geraakt zijn eigen schade en berokkent
een ander geen schade. Uitgangspunt: je moet je eigen schade dragen, het
recht formuleert redenen waarom je schade op iemand anders kan
afwentelen. Bij de onrechtmatige daad zijn we hier vanuit gegaan. In principe
ben je verantwoordelijk voor je eigen schade, maar als iemand anders schade
veroorzaakt geldt de onrechtmatige daad en kun je iemand anders
aansprakelijk stellen. De Romeinse regeling voor de onrechtmatige daad is
, echter niet meer terug te vinden in ons BW. Er waren toen erg beperkte
gronden om de onrechtmatige daad toe te passen, wij hebben veel meer
regelingen zoals de onzorgvuldigheidsnorm.
Vanwege de invloeden van het Romeinse recht zijn we hier nog steeds mee in de
weer.
Romeinen vinden procesrecht eigenlijk belangrijker dan materieel recht. De vraag of
ze konden procederen was voor hen belangrijker dan wat de inhoud van hun rechten
en plichten was. Procesrecht is vaak bepalend voor de inhoud van de materiële
rechten en plichten.
Het grondbeginsel van het Romeinse en het Nederlandse procesrecht is dat het de
burger niet toegestaan is om eigenmachtig van een subjectieve bevoegdheid gebruik
te maken verbod van eigenrichting. De Romeinen hebben dit geformuleerd voor
burgerlijk recht en strafrecht, wij hebben het alleen geformuleerd voor het
publiekrecht. Art. 5:42 BW je mag geen bomen binnen twee meter van de
erfafscheiding hebben. Stel dat je ziet dat er wel een boom binnen twee meter staat,
mag je die boom dan zelf omhakken? Nee, je mag in het ergste geval een
overhangende tak afhakken maar dat is ook alles. Doel: zich verzekeren van de
medewerking van de overheid. De medewerking ziet in de executoriale titel die een
veroordelend vonnis oplevert. Zo’n titel geeft recht op bijstand van de overheid. Wij
noemen dat een publiekrechtelijke rechtshandeling. Er is één uitzondering bij de
Romeinen en bij ons: het recht van parate executie. Dit recht komt toe aan pand- en
hypotheekhouder.
Praetor: een hele hoge ambtenaar in het Romeinse Rijk die belast was met de
rechtsverdeling. Je kwam hem tegen als je wilde procederen en als je een
veroordelend vonnis wilde uitvoeren. Hij had geen vaste zitplaats in Rome, hij zat op
een verrijdbare stoel die meestal op het forum van de keizer die aan de macht was
stond (forum romanum). Achter hem stond een muur met alle mogelijke middelen die
je als burger kon inroepen. De praetor had ook een garde/gewapende macht. Ook al
heb je een veroordelend vonnis, je mag het niet zelf uitvoeren. Tegenwoordig is dit
de deurwaarder.
We krijgen elk hoorcollege een adagium. “Iedere Romeinse veroordeling luidt in
geld”. De praetor is er dus om jou als Romein te helpen het geld te innen dat de
veroordeelde uit een veroordelend vonnis aan jou schuldig is. Er zijn twee grote
uitzonderingen, maar deze komen later pas aan bod.
Voorbeeld: kan Aurelius nakoming vragen van deze overeenkomst naar Romeins
recht? Antwoord: nee.
Als partijen in het Romeinse recht wanprestatie leveren en één van de partijen vraagt
ontbinding van de overeenkomst, kan dat? Antwoord: nee.
Motivering: alle veroordelingen luiden in geld.
Als je eigendomsactie/revindicatie instelt tegen iemand eis je hetgeen wat gestolen is
op, als je dit in Romeins recht doet krijg je niet het voorwerp maar geld.
- Grote uitzondering 1: restitutieclausule. Zo’n clausule kon in het
dagvaardingsformulier van een goederenrechtelijke actie voorkomen. Stel je
voor dat je eigenaar bent van een portret van Jansen de oudere (= opa). Een
dief steelt dat portret en je weet de dief te achterhalen. Je stelt dan
revindicatie in (actie van eigenaar/niet-bezitter tegen bezitter) en eist het
schilderij op. Het uitgangspunt is dat je geld krijgt, maar daar heb je niets aan.
, In dat geval heeft het schilderij vermogenswaarde en emotionele waarde, de
praetor staat dan een restitutieclause toe in het dagvaardingsformulier. Deze
clausules zag je ook voorkomen bij slaven. Dit geldt voor goederenrechtelijke
acties.
De Romeinen bekommerden zich niet zozeer om zaken, maar om vermogensbelang.
Het Romeinse procesrecht is gebaseerd op het idee van het verbod van
eigenrichting. Het is de praetor die met evt. een garde helpt om een veroordelend
vonnis van de rechter ten uitvoer te brengen (m.u.v. de parate executie van pand- of
hypotheekhouder). Het veroordelend vonnis luidt bijna altijd in geld, uitzondering bij
goederenrechtelijke acties waarbij een emotioneel of niet-materieel belang gemoeid
is.
Lokin en Brandsma omschrijven in hun boek 4 typen van proces. De docenten gaan
alleen naar het formula-proces vragen. Dit is het overheersende procestype tijdens
de klassieke Romeinse juristen (1e tot 3e eeuw). Formula = dagvaardingsformulier.
Wat is er bijzonder aan dit proces (3 dingen)?
1.
De beperkte rechtsingang. De Romeinen hadden net zoals de huidige Amerikanen
een ongelooflijke hekel aan de staat, ze wilden dus een zo klein mogelijk
staatsapparaat. Dat betekent ook dat ze een zo beperkt mogelijke functie voor de
rechter wilden je kon niet over alle juridische problemen procederen. Er was
slechts een beperkte overheidscapaciteit voor rechtspraak. De praetor had een
Raad, deze Raad werd bewust klein gehouden. Dit betekent dat de Romeinen geen
algemene regeling hadden voor bijvoorbeeld de onrechtmatige daad. Ook was er
geen algemene wanprestatie-actie was (geen art. 6:162 BW, 6:74 BW). Ze hadden
alleen maar rechtsvorderingen die toegespitst waren op een specifiek juridisch
probleem. Dat duiden ze ook zo aan, bijvoorbeeld ‘de actie van de verkoper tegen de
koper wegens wanprestatie’, ‘de actie van de huurder tegen de verhuurder wegens
wanprestatie’, etc.
Ze kenden alleen acties toegeschreven op specifieke problemen waarover zij het de
moeite waard vonden om te procederen. Ze hadden rechtsvorderingen verbonden
aan het hebben van een specifieke goederenrechtelijke positie. Een eigenaar had
een actie, een pandhouder had een actie, etc. Er waren specifieke juridische acties
verbonden aan specifieke juridische problemen of een specifieke juridische positie.
Achtergrond: ieder draagt zijn eigen schade. De Romeinen stonden slechts in een
beperkt aantal gevallen toe dat je de schade op iemand kon afwentelen. Als je als
koper werd bedrogen of als eigenaar werd bestolen had je de revindicatie. Dit idee
werd ingegeven door het idee dat de staat en de staatsfuncties zo beperkt mogelijk
moesten worden gehouden en dat je je eigen schade moest dragen.
Dat betekent voor de Romeinen dat het idee dat iets aanvullend recht is, onzin is.
Alles in de digesten is dwingend recht.
Rechtsmiddelen die Romeinen kennen:
1. Acties rechtsvorderingen. Deze stonden op de muur achter de rug van de
praetor. Deze waren gekoppeld aan een specifiek juridisch probleem of een
concrete goederenrechtelijke rechtspositie.
2. Bezitsinterdicten. Dit zijn er een stuk of 4. Ze zijn gekoppeld aan de
goederenrechtelijke positie van bezitter.
3. Verweermiddelen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller stuviauni. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.82. You're not tied to anything after your purchase.