100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Tak-Tak-Tak rijtjes IPR (Internationaal Privaatrecht) $8.65   Add to cart

Summary

Samenvatting Tak-Tak-Tak rijtjes IPR (Internationaal Privaatrecht)

 14 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Complete en uitgebreide schematische weergave van alle stof van het vak IPR. Alle relevante bepalingen staan overzichtelijk in rijtjes, inclusief jurisprudentie en rechtsoverwegingen.

Preview 6 out of 20  pages

  • May 17, 2024
  • 20
  • 2023/2024
  • Summary
avatar-seller
Hoorcollege 1 (Rome I, introductie) en Hoorcollege 9 (Rome I, verdieping)

Stappenplan + relevante discussies uit de praktijk
- Toepassingsgebied
o 1 Rome I  Materieel: “verbintenis uit overeenkomst”
 HvJEU Kainz/Pantherwerke (Handte)  De verbintenis uit overeenkomst in de zin van art. 7 sub 1
Brussel I-bis is uitgelegd als die welke partijen uit vrije wil zijn aangegaan.
 HvJEU Kalfelis/Bank Schröder  Onrechtmatige daad als restcategorie: vorderingen wegens
aansprakelijkheid die geen verband houden met een contract.
 Is er überhaupt een overeenkomst?
 Om dat te bepalen: 10 lid 1 Rome I  Recht dat van toepassing zou zijn als er wel een
overeenkomst was ontstaan
o 10 lid 2 Rome I  Als dat niet redelijk zou zijn: recht van het land waar gedaagde
woonplaats heeft
 Lid 2  Uitsluitingen
o 2 Rome I  Formeel (universele werking)
 20 Rome I  IPR wordt uitgesloten als toepasselijk recht
 3 lid 3 Rome I  Internationaliteit
o 28 Rome I  Temporeel
- Beschermde categorieën
o 5 Rome I  Vervoersovereenkomsten
o 6 Rome I  Consumentenovereenkomsten
 Lid 1  Alle consumentenovereenkomsten waar de consument woont, op voorwaarde dat:
 Sub a  Verkoper verkoopt in hetzelfde land, OF;
 Sub b  De verkoper zich richt op hetzelfde land
o Considerans 24 Rome I  Het feit dat een internetsite toegankelijk is, is niet
voldoende
o HvJEU Pammer & Alpenhof  Als de verkoper al voor de totstandkoming van de
overeenkomst van plan was om handel te drijven is hiervan sprake.
Aanknopingspunten:
 Internationaal karakter website
 Routebeschrijving vanuit andere lidstaten
 Gebruik andere taal of munteenheid
 Etc.
 Lid 2  Uitzondering: uitgangspunt 3 Rome I (rechtskeuze) mits de consument geen bescherming
verliest
 Rechtskeuze blijft dus in principe staan. Regelend recht wordt opzij gezet, maar de meeste
regels van dwingend recht niet!
 HvJEU Konsumenteninformation/Amazon EU  Rechtskeuzeclausule is ongeldig als de
verkoper de consument niet wijst op art. 6 Rome I
 Discussie of het gaat om aanvullende bescherming (docent: stapelen, je hebt altijd de
bescherming van het gekozen recht en daarbovenop komt de bescherming van art. 6 Rome I)
of absolute bescherming
 Lid 4  Uitzondering: niet van toepassing op:
 Sub a  Opdracht die in een andere lidstaat wordt uitgevoerd
 Sub b Vervoerovereenkomsten (uitzondering hierop is de “pakketreis”)
 Sub c  Consumentenkoop onroerende zaak + huur
 Sub d  Effectentransacties
o 7 Rome I  Verzekeringsovereenkomsten
o 8 Rome I  Arbeidsovereenkomsten
 Lid 1  Recht dat partijen hebben gekozen, maar geen verlies bescherming werknemer
 Discussie of het gaat om aanvullende bescherming (docent: stapelen, je hebt altijd de
bescherming van het gekozen recht en daarbovenop komt de bescherming van art. 6 Rome I)
of absolute bescherming
 Lid 2  Geen recht gekozen? Dan land waar werknemer gewoonlijk zijn arbeid verricht
 Lid 3  Lid 1 en 2 niet mogelijk? Dan land waar van de vestiging die de werknemer in dienst heeft
genomen
 Lid 4  Nauwe band? Dan lid 2/3 niet van toepassing en geldt het recht van dat land
 HvJEU Schlecker  Relevante factoren:
o Land waar de werknemer belastingen en heffingen betaalt
o Alle andere omstandigheden
- Rechtskeuze
o 3 lid 1 Rome I  Rechtskeuze: Overeenkomst wordt beheerst door het recht dat partijen hebben gekozen
 Considerans 12 Rome I: een forumkeuze is slechts een van de beoordelingsfactoren die bepalend is
voor de rechtskeuze
 Lid 2  Rechtskeuze achteraf
 11 Rome I  Een wijziging van rechtskeuze na sluiting van de overeenkomst is niet van
invloed op de formele geldigheid van de overeenkomst
 Gevolgen rechtskeuze
 HR Alnati  Zowel dwingend als regelend recht wordt door de rechtskeuze opzij gezet

,  3 lid 3 Rome I  Uitzondering: Dwingend recht kan niet opzij geschoven worden bij objectief
zuiver interne gevallen
o Als Lid 3 van toepassing is dan betekent dat niet dat de rechtskeuze ongeldig is. De
inhoud van het contract wordt nog wel beheerst door het gekozen recht
 3 lid 4 Rome I  Uitzondering: situaties die met de EU verbonden zijn
 DUS: Inhoud wordt bepaald door het gekozen recht maar de grenzen van het dwingend recht
gelden bij de uitzonderingen van lid 3 en lid 4
o Kan je als partij elk recht aanwijzen? Bijvoorbeeld de Lex Mercantoria
 Argumenten
 Voor: contractsvrijheid
 Voor: uniformiteit  Als iedereen ter wereld die “gewoontes” gebruikt heb je veel uniformiteit
 Tegen: geen jurisprudentie  We weten niet goed wat de lex mercatoria inhoudt in de praktijk
 Tegen: Lex mercantoria kan geen gaten in de overeenkomst oplossen omdat het te vaag is
 Overweging 13 Rome I  “This regulation does not preclude parties from incorporating by reference
into their contract a non-state body of law or an international convention”
 Een meerderheidsinterpretatie: je kan refereren aan de lex mercatoria maar dat is niet een
rechtskeuze, maar dat is een incorporatie. De regels worden deel van het contract. Ze zijn niet
bindend maar wel relevant. Een gat moet nog steeds opgelost worden door een nationaal
rechtsstelsel. Dat is de meerderheidsinterpretatie
 Een minderheidsinterpretatie: vrije rechtskeuze
 French Supreme Court Kessedijan  Undroit-regels kunnen als niet-statelijke regels niet toegepast
worden onder 3 lid 1 Rome 1
o Rechtskeuzevarianten
 Meerdere rechtsstelsels? (Kan in principe volgens 3 lid 1 Rome I)
 Argument tegen: contradictie en onhandigheden (bijvoorbeeld met koop en levering)
 Maar betekent dit ook dat je voor hetzelfde gedeelte van het contract meerdere rechtsstelsel
aanwijzen? Bijvoorbeeld als je zegt: het contract wordt beheerst door principes van Engels en
Frans recht
o Je kan zeggen: ze hebben geen keuze gemaakt door ze allebei te kiezen
o Je kan ook zeggen: wat als ze elkaar tegenspreken? Dan heb je een gat
o DOE DIT NIET: je verbrandt miljoenen euro’s aan de discussie of er een gedeeld
principe is
 Partiële rechtskeuze
 Voorwaardelijke (floating) rechtskeuze
 Stabilisatieclausules
 Fixatie (ontwikkelingen in het recht negeren) lijkt moeilijk onder Rome I
- Objectieve aanknoping
o 4 Rome I  Geen rechtskeuze? Dan objectieve aanknoping
 Lid 1  Recht van land X moet worden toegepast…
 Sub a  Roerende zaken
 Sub b  Dienstverlening
o HvJEU Kareda/Benkö  Hieronder valt een overeenkomst van geldlening
 Sub c  Zakelijk recht
 Sub d  Huurovereenkomst
 Sub e  Franchise
 Sub f  Distributieovereenkomst
 Sub g  Veiling goederen
 Sub h  Multilateraal systeem
 Lid 2  Lid 1 niet mogelijk? Dan het land waar de partij die de kenmerkende prestatie moet leveren
haar gewone verblijfplaats (ex 19 Rome I) heeft
 Wat is precies de “KENMERKENDE PRESTATIE” en waar vindt deze dan precies plaats?
HvJEU Elektrosteel/Edil Centro  Het gaat om de levering. Waar de levering gebeurt, dat is de
plaats van de kenmerkende prestatie. De plek van levering kan verschillen. Dat kun je
afspreken in de overeenkomst. Daar zijn nu vaste codes voor (A4, B4, etc.). Dit bepaalt waar
er geleverd wordt. De rechter moet de overeenkomst volgens dit arrest bekijken om te bepalen
waar er geleverd moet worden. Als dit niet bepaald kan worden volgens de overeenkomst,
geldt de plaats waar de koper op de eindbestemming van de verkooptransactie de feitelijke
beschikkingsmacht over de goederen heeft verkregen of had moeten verkrijgen.
 Lid 3  Kennelijk nauwere band met een ander land? Dan gaat dat recht voor
 Lid 4  Nauwst verbondenheid als lid 1 en 2 niet mogelijk zijn
o Probleem: samenloop met Brussel I bis
 Vergelijk:
 4 lid 1 sub a Rome I  “verkoop roerende zaken”: gewone verblijfplaats verkoper, met;
 7 Brussel I bis  “verkoop roerende zaken”, de plaats waar de levering plaatsvindt
 DIT SPREEKT ELKAAR TEGEN
 BELANGRIJK:
 Kijk of je meerdere opties hebt (onder Brussel I bis, vaak kan je op basis van art. 4 en nog een
ander artikel kiezen naar welke rechter je gaat)
 Kijk of rechtskeuzeclausules geldig zijn
 Denk als een advocaat: waar ga je procederen? Wat zijn de voor- en nadelen? Wat zijn de
opties?
- Beperkingen

,o 3 Rome I  Internationaliteit
o 4 Rome I  Objectieve verwijzingsregel
o 9 Rome I  Voorrangsregels
 Lid 1  Definitie van bijzonder dwingend recht
 Lid 2  Niets beperkt de toepassing van bijzonder dwingend recht van de rechter bij wie de zaak
aanhangig is (voorrangsregels lex fori)
 Lid 3  Rechter kan ook bijzonder dwingend recht van een ander land toepassen. En wel van het land
waar de verbintenissen moeten worden nagekomen of zijn nagekomen. Voor zover die bepalingen van
bijzonder dwingend recht de tenuitvoerlegging van de overeenkomst onwettig maken. Hierbij spelen een
rol: (i) aard en doel van de dwingendrechtelijke bepalingen en (ii) hun gevolgen van toepassing of niet-
toepassing.
 HvJEU Nikiforidis  Het is de rechter van het forum niet toegestaan om rechtstreeks andere
dwingende wetsbepalingen toe te passen dan die van het land van het forum of het land van
uitvoering van de overeenkomst. Flexibiliteit: rechter mag feitelijke feiten in overweging nemen
die voortvloeien uit die andere dwingendrechtelijke bepalingen, voor zover dit wordt bepaald
door het nationale recht dat krachtens de verordening op de overeenkomst van toepassing is
o 21 Rome I  Openbare orde
 Zie ook 10:6 en 10:7 BW
o Bijzondere beperkingen: 5-8 Rome I (Beschermde categorieën)

,Hoorcollege 2 (Rome II, introductie) en Hoorcollege 10 (Rome II, verdieping)

Stappenplan + relevante discussies uit de praktijk
- Toepassingsgebied
o 31 Rome II  Temporeel
o 1 lid 1 jo. 2 lid 2 Rome II  Materieel
 HvJEU Kainz/Pantherwerke (Handte)  De verbintenis uit overeenkomst in de zin van art. 7 sub 1
Brussel I-bis is uitgelegd als die welke partijen uit vrije wil zijn aangegaan.
 HvJEU Kalfelis/Bank Schröder  Onrechtmatige daad als restcategorie: vorderingen wegens
aansprakelijkheid die geen verband houden met een contract.
 1 lid 1 Rome II  niet-contractuele verbintenissen in burgerlijke en handelszaken
 2 lid 2 Rome II  Niet-contractuele verbintenissen die dreigen te ontstaan
o 3 Rome II  Formeel
 25 lid 1 Rome II  Voor een staat met meerdere territoriale eenheden die elk hun eigen regels voor
niet-contractuele verbintenissen hebben, wordt elke territoriale eenheid beschouwd als een apart land
volgens artikel
 Echter, in de interne verhouding is een lidstaat met meerdere territoriale eenheden niet
verplicht om Rome II toe te passen volgens artikel 25 lid 2 Rome II.
o Uitzonderingen
 1 lid 2 Rome II  Uitsluitingen (Voor Nederland zijn deze uitsluitingen echter van minder belang
vanwege de toepassing van artikel 10:159 BW. Artikel 4 van Rome II zal gelden, tenzij de materie
elders is geregeld in andere verordeningen, Haagse verdragen of uniforme verdragen. In deze gevallen
kijk je dus naar Boek 10 BW)
 Sub a  Familierecht
 Sub b  Huwelijksvermogensrecht
 Sub c  Wisselbrieven, cheques
 Sub d  Niet-contractuele verbintenissen die voortvloeien uit het recht inzake
vennootschappen, verenigingen en rechtspersonen
o HvJEU ZK/BMA  De rechter van de plaats van vestiging van de failliete
vennootschap is bevoegd om kennis te nemen van de ingestelde schadevordering,
zelfs als deze vordering geen rekening houdt met de individuele situatie van elke
schuldeiser
 Sub e  Trusts
 Sub f  Kernongeval
 Sub g  Niet-contractuele verbintenissen die voortvloeien uit een inbreuk op de persoonlijke
levenssfeer of op de persoonlijkheidsrechten, waaronder begrepen smaad
o Kritiek: zou door Rome II geregeld moeten worden om forumshopping te voorkomen.
Tegenargument: je kan forumshopping ook aanpakken via het procesrecht
o HvJEU Dahabshiil  Beschuldigende publicaties op website. Toepasselijk recht: land
van het centrum van de belangen van het slachtoffer. Anders: recht van het land met
een nauwere band
o HvJEU Shevill Mosaic  Schadebrengend feit bij beschuldigende publicatie in een
krant: Dat kan zijn: (i) locus actus = plaats van vestiging uitgever, of (ii) loci damni =
plaats waar het artikel verspreid is
 Bij loci damni zijn de rechters slechts bevoegd voor zover de schade in hun
land is veroorzaakt
o HvJEU eDate  R.o. 52: “(...) in geval van een beweerde schending van de
persoonlijkheidsrechten door op internet geplaatste content, [kan] de persoon die zich
gelaedeerd acht een vordering tot vergoeding van de volledige schade (...) indienen,
hetzij bij de gerechten van de lidstaat waar de uitgever van de content gevestigd is,
hetzij bij de gerechten van de lidstaat waar zich het centrum van zijn belangen
bevindt. In plaats van een vordering tot vergoeding van de volledige schade kan die
persoon ook een vordering indienen bij de gerechten van elke lidstaat op het
grondgebied waarvan een op internet geplaatste content toegankelijk is of is geweest.
Deze gerechten kunnen enkel kennisnemen van vorderingen betreffende schade die
is veroorzaakt op het grondgebied van de lidstaat van het aangezochte gerecht
o HvJEU Bolagsupplysningen  Onrechtmatige beweringen over een RP.
 Centrum van belangen van een RP wordt bepaald waar hij het meerendeel
van zijn economische activiteiten verricht (hoeft dus niet statutaire zetel te
zijn)
 Je kan geen vordering tot rectificatie + verwijdering online content instellen
bij de gerechten van elke lidstaat waar de informatie toegankelijk is, omdat
deze vordering niet splitsbaar is (kan niet via het mozaiekprincipe)
o SLAPP’s (intimidatieprocedures) vallen niet onder Rome II (wel via 10:159 BW),
vanwege het internationale karakter, het recht van vrije meningsuiting en forum
shopping zou je het wel wellicht onder Rome II moeten scharen
- Hoofdregel: 4 lid 1 Rome II  Recht van toepassing van het land waar de schade zich voordoet, ongeacht in welk land de
schadebrengende gebeurtenis zich heeft voorgedaan, en ongeacht de plaats waar de indirecte gevolgen zich voordoen
o Dit artikel werkt niet goed voor zuivere vermogensschade
 HvJEU Universal music (zuivere vermogensschade)  In het geval van financiële schade die
rechtstreeks intreedt op de bankrekening van de verzoeker, kan deze schade niet als "plaats waar het
schadebrengende feit zich heeft voorgedaan" worden beschouwd, tenzij er bijkomende omstandigheden
zijn die de bevoegdheid van de rechter van de plaats van de financiële schade rechtvaardigen. De

, rechter moet bij de beoordeling van zijn bevoegdheid alle beschikbare gegevens, inclusief eventuele
betwistingen van de verweerder, in overweging nemen: zonder bijkomende omstandigheden kan zuiver
financiële schade niet worden aangemerkt als een relevant aanknopingspunt voor artikel 7 sub 2
Brussel I bis.
 HvJEU Marinari/Lloyds  Niet de gevolgen tellen, maar de schade die is ingetreden
 HvJEU Kronhöfer  Het feit dat de bezittingen van het slachtoffer op een bepaalde plaats zijn
geconcentreerd, is onvoldoende om te concluderen dat de schade zich op die plaats heeft voorgedaan.
Hoewel het HvJ-EU enige ruimte heeft gegeven om de woonplaats van de benadeelde partij te
beoordelen (bijvoorbeeld in Kolassa), impliceert het lokaliseren van puur economische schade niettemin
een multifactoriële benadering waarbij alle feiten van de zaak in aanmerking worden genomen.
 Hof heeft de Kalimijnen uitspraak hier dus niet toegepast! Waarom? Geld is makkelijk te
verplaatsen, maar:
 HvJEU Kolassa  In een geval van prospectusaansprakelijkheid werd onder bepaalde omstandigheden
de aanwezigheid van een bankrekening echter wel voldoende gevonden. Het slachtoffer van een
prospectusschending (prospectus met onjuiste of misleidende informatie) lijdt verlies op de plaats waar
hij zijn woonplaats heeft.
 HvJEU Vereniging van Effectenbezitters vs BP  Aandeelhouders zeggen dat ze geen aandelen
hadden gekocht als ze van misstanden geweten zouden hebben. Het land waar zij hun aandelen
hebben (Nederland) is niet voldoende aanknoping om te zeggen dat het recht van Nederland geldt
o HvJEU Lazar  Wanneer het intreden van directe schade kan worden vastgesteld, dan is de directe plaats waar
deze directe schade zich heeft voorgedaan het relevante aanknopingspunt voor het bepalen van het recht dat
van toepassing is, ongeacht de indirecte gevolgen. In deze zaak beschouwde het Hof het dodelijk letsel (ten
gevolge van een verkeersongeval in Italië) als de directe schade, en de schade die door de familieleden is
geleden door het overlijden van hun familielid, als een indirect gevolg van dat ongeval. In dit geval was de plaats
van de directe schade Italië, waar het overlijden plaatsvond, en daarom is het Italiaanse recht van toepassing op
de zaak.
o Recitel 7 Rome II  Interpretatie moet in lijn zijn met Brussel I bis
 HR Kalimijnen/Bier  HvJEU zegt hier: je mag kiezen wat betreft jurisdictie tussen (i) de rechter van het
land waar de schade zich voordoet en (ii) de rechter van het land waar het schadebrengende feit zich
voordoet. En dat zou dus in lijn met Rome II geïnterpreteerd moeten worden, en dat zou betekenen dat
ook voor het toepasselijke recht het recht van het land van het schadebrengende feit zou moeten
gelden. Voor milieuschade is dit al zo (7 Rome II). Maar geldt dit dan ook voor andere zaken?
- Uitzonderingen (let hierbij steeds op 17 Rome II)
o 4 lid 1 Rome II  Gemeenschappelijke verblijfplaats dader en slachtoffer
 “Gewone verblijfplaats” zie 23 Rome II
 HvJEU Ski-Ongeval  Verkeersongevallen verdrag is niet van toepassing op ski-ongelukken. De lex
loci delicti-regel is van toepassing, tenzij de gevolgenuitzondering van toepassing is, waarbij zowel
dader als slachtoffer in Nederland wonen en de rechtsgevolgen van de daad zich volledig in Nederland
afspelen. Dit zal bepalend zijn voor welk recht van toepassing is op de aansprakelijkheid uit
onrechtmatige daad.
 17 Rome II  Land van veiligheidsvoorschriften en gedragsregels moeten in acht genomen worden
o 4 lid 3 Rome II  Kennelijk nauwere band (exceptieclausule)
 Accessoire aanknoping (eerdere rechtsbetrekking tussen partijen), vereisten:
 Bestaande rechtsverhouding tussen dezelfde personen (contractueel of niet-contractueel)
 Functioneel verband: voldoende nauwe samenhang tussen de onrechtmatige daad en de
andere rechtsverhouding
o HvJEU Schulte/Deutag  Duitse werkgever met Nederlandse werknemer, onder
Nederlands recht. Werknemer vordert OD tegen werkgever omdat hij gewond is
geraakt in Thailand. Onder artikel 4 lid 3 van de Rome II-verordening zou de vordering
uit onrechtmatige daad accessoir kunnen worden gekoppeld aan het recht dat van
toepassing is op de uitzendovereenkomst. Dit zou betekenen dat het Duitse recht, dat
ook op de arbeidsovereenkomst van toepassing was, de verbintenis uit onrechtmatige
daad van de werknemer zou hebben beheerst.
 Identiteit partijen: het moet gaan om dezelfde partijen in dezelfde rechtsverhouding
o 4 lid 4 Rome II  Rechtskeuze
o 5 Rome II  Productaansprakelijkheid
 HvJEU Kainz Pantherwerke  “Schadeveroorzakende gebeurtenis” bij een gebrekkig product is de
plaats waar het product is vervaardigd
 HvJEU Zuid Chemie/Philippo’s  “Schadeveroorzakende gebeurtenis” is de plaats waar de schade
zich concreet voordoet
 HvJEU Verein für Konsumenteninformation/Volkswagen  Het Hof heeft bepaald dat wanneer
voertuigen door de autofabrikant in een lidstaat op onrechtmatige wijze zijn voorzien van software die
de emissiegegevens manipuleert alvorens deze voertuigen bij een derde in een andere lidstaat worden
gekocht, de plaats waar de schade intreedt zich in deze laatste lidstaat bevindt. Deze zaak laat zich wat
minder goed rijmen met de overige rechtspraak, maar het Hof gaf aan dat het in dit geval niet slechts
om vermogensschade ging die in een ander land werd geleden.
o 6 Rome II  Oneerlijke mededinging
 HvJEU CDC/Azko Nobel  Locatie(s) waar de mededingingsregeling tot stand is gekomen is
doorslaggevend voor
 Lid 1  Land waar de concurrentieverhoudingen geschonden worden
 Lid 3  aansprakelijkheid voor daden die de mededinging beperken
 HvJEU Verein für Konsumenteninformation/Amazon EU

, o De Rome I- en Rome II-verordeningen moeten autonoom worden uitgelegd, rekening
houdend met hun doelstellingen en het streven naar consistentie tussen de
verordeningen.
o Het begrip "niet-contractuele verbintenis" in de zin van de Rome II-verordening omvat
verbintenissen uit onrechtmatige daad, die geen verband houden met contractuele
verbintenissen.
o Bij een verbodsactie zoals bedoeld in Richtlijn 2009/22, die gericht is tegen het
gebruik van oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, is het recht dat van
toepassing is op de collectieve belangen van de consumenten het recht van de
lidstaat waar die consumenten wonen.
o De Rome I-verordening is van toepassing op de beoordeling van de oneerlijkheid van
contractuele bedingen in consumentenovereenkomsten, ongeacht of de beoordeling
plaatsvindt in het kader van een individuele of collectieve vordering.
o Een onderscheid moet worden gemaakt tussen de beoordeling van de betrokken
bedingen en de verbodsactie tegen het gebruik van die bedingen om ervoor te zorgen
dat de Rome I- en Rome II-verordeningen uniform worden toegepast.
o Het oneerlijke karakter van een rechtskeuzebeding in algemene
verkoopvoorwaarden, waarbij het recht van de lidstaat van de verkoper wordt
aangewezen, kan worden vastgesteld als het beding de consument misleidt en niet
voldoet aan het vereiste van duidelijkheid en begrijpelijkheid.
o Het recht van de lidstaat waarop een e-commercebedrijf zijn activiteiten richt, is van
toepassing op de verwerking van persoonsgegevens als blijkt dat deze verwerking
plaatsvindt in het kader van de activiteiten van een vestiging in die lidstaat.
o 7 Rome II  Bij milieuschade: uitzondering mogelijk voor recht van het land van de schadeveroorzakende
gebeurtenis
 Rb Den Haag Milieudefensie/Shell  Groepsbeleid van Shell kan worden gezien als
schadeveroorzakende gebeurtenis als de schade wereldwijd plaatsvindt
o 8 Rome II  IE-rechten
o 9 Rome II  Collectieve actie
o

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller thijmendeniet. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.65. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

77254 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$8.65
  • (0)
  Add to cart