100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Bouwkunde samenvatting $10.31   Add to cart

Summary

Bouwkunde samenvatting

2 reviews
 235 views  18 purchases
  • Course
  • Institution

Samenvatting voor bouwkunde A en B voor basistheorie vastgoeddeskundige.

Preview 4 out of 99  pages

  • April 19, 2019
  • 99
  • 2018/2019
  • Summary

2  reviews

review-writer-avatar

By: mjvklooster • 5 year ago

review-writer-avatar

By: royhaars23 • 5 year ago

avatar-seller
Certificaat Bouwkunde

H1. Bouwkunde algemeen
1.1 Voorschriften, wetten, verordeningen en vergunningen
= belangrijkste wet- en regelgeving die je tegenkomt bij het bouwproces. De belangrijkste
wetten zijn:
- Wet ruimtelijke ordening en daarin vooral de onderdelen; bestemmingsplannen,
structuurvisieplannen, vinex;
- de Woningwet;
- het bouwbesluit: met het bouwbesluit beoordeel en toets je een aantal aspecten van een
bouwwerk aan de minimum voorgeschreven eisen (gebruiksoppervlak (GO), verblijfsgebied
(VG), verblijfsruimte (VR), verkeersruimte (VK)
- de modelbouwverordening (mbv): hierin zijn opgenomen de bouwverordening en
gegevens bij slopen en welstandtoezicht.

Wet ruimtelijke ordening (Wro) = om in een betrekkelijk klein land de beschikbare grond wat
de bestemming ervan betreft zo zorgvuldig mogelijk te verdelen. Wordt verder uitgewerkt in
AMvB’s = algemene maatregelen van bestuur.
Structuurvisies = wordt verplicht per gemeente in Wro. Omvat twee punten: een
formulering van beleidsdoelen van het Rijk, de provincie of de gemeente. Inzicht in hoe deze
beleidsdoelen door die overheid worden uitgevoerd.
Besluit ruimtelijke ordering (Bro) = is een verdere uitwerking van de Wro en bevat onder
andere informatie over de bestemmingsplannen.
Bestemmingsplannen = een structuurvisie wordt uitgewerkt in bestemmingsplannen. In
bestemmingsplannen wordt de grond verdeeld in bestemmingen/functies.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) = staan alle regels en regelingen in.
Daardoor hoef je maar één omgevingsvergunning aan te vragen voor alles.

Woningwet = is ingevoerd in 1901 met als doel de bewoning van slechte woningen
onmogelijk te maken en de bouw van goede woningen te bevorderen. Kern van de
bouwregelgeving en bevat de belangrijkste voorschriften bij het bouwen en verbouwen van
bouwwerken.
Bouwbesluit = alle aparte voorschriften en regels zijn samengevoegd en op elkaar
afgestemd. Met als doel vermindering van de complexiteit.
1. Verblijfsruimte = een besloten ruimte die bestemd is voor het verblijf van mensen.
Dit ligt altijd in een verblijfsgebied (kamer, keuken en kantoorruimte).
Vloeroppervlakte minimaal 5 m2, breedte minimaal 1,80m en hoogte boven het
vloeroppervlak 2,60m.
2. Verblijfsgebied = een besloten ruimte die bestaat uit één of meer met elkaar in
verbinding staande, op dezelfde bouwlaag gelegen verkeersruimten anders dan een
toilet- of badruimte, gemeenschappelijke verkeersruimte of technische ruimte.
Vloeroppervlakte minimaal 5 m2, breedte minimaal 1,80m en hoogte boven het
vloeroppervlak 2,60m. Wordt gebruikt voor slapen, koken en eten. Moet minimaal
55% van het gebruiksoppervlakte zijn.
3. Gebruiksoppervlakte (GO) = is 83% - 88% van het BVO.

, 4. Gebruiksgebied = verzameling van de volgende ruimten en gebieden: verblijfsgebied
en verblijfsruimte, functiegebied en functieruimte, onbenoemde ruimte, bedgebied
en bedruimte. De overheid wil hierbij zo’n groot mogelijke vrije indeelbaarheid.
5. Functiegebied = een gebruiksgebied of een deel daarvan dat bestemd is voor de
kenmerkende activiteiten van de gebruiksfunctie (niet voor verblijf van mensen, mits
het verblijf van korte duur is).
6. Functieruimte = is een ruimte die in het functiegebied. Hiervoor gelden geen
specifieke daglicht- en afmetingseisen.
7. Verkeersruimte = gang, hal of overloop.

Bouwverordening = moet de gemeenteraad verplicht opstellen volgens de Woningwet.
Model-Bouwverordening (MBV) = gebruiken gemeente om de bouwverordening vast te
stellen. Dit is een adviesdocument. Dit is een voorbeeld zodat gemeenten hun eigen
bouwverordeningen daarop kunnen baseren. Hierin staan drie onderwerpen:
stedenbouwkundige voorschriften, voorschriften inzake tegengaan van bouwen op
verontreinigde bodem en procedurele welstandsvoorschriften.

1.2 Milieu en duurzaamheid
Milieu = de omgeving van de mens, waarmee deze in een wederkerige relatie staat. Zowel
intern als extern. Externe milieuregels staat in het nationaal Milieubeleidsplan.
Duurzaam bouwen = 4 pijlers duurzaam bouwen. Verstandig gebruik van ruimte, energie,
water en het gebruiken van milieuvriendelijke materialen.

Wet- en regelgeving op milieugebied:
1. Bouwbesluit = om de schadelijke milieueffecten van materiaal dat gebruikt wordt
voor het bouwen van bouwwerken te beperken.
2. Wet milieubeheer = belangrijkste milieuwet. Is bedoeld om milieubelasting door
bedrijven en instellingen te voorkomen en te beperken.
3. Bouwstoffenbesluit = stelde regels voor bouwstoffen die worden toegepast in een
werk en in contact kunnen komen met regen-, grond- of oppervlaktewater.
4. Besluit bodemkwaliteit = daarin staat de bescherming van de bodem.
5. Wet bodembescherming = bovenligger van het besluit bodemkwaliteit.
6. Waterwet = wordt door doelmatig waterbeheer wonen en leven bevordert.
7. Ontgrondingenwet = alle regels als men in de bodem gaat graven (=ontgronden).

Duurzaam bouwen = het ontwikkelen en beheren van de gebouwde omgeving met respect
voor mens en milieu en is daarmee een onderdeel van de kwaliteit van deze gebouwde
omgeving.
Ontwikkeling duurzaam bouwen = begrip ontstond in de jaren 70. Ze hielden zich bezig met
milieubewust bouwen. In de jaren daarna begon ook de interesse voor energiebesparen.
Daarna ontstonden en ‘Nationale Pakketten Duurzaam Bouwen’ met informatie voor
bouwbedrijven van de overheid. Nu wordt het door particulieren ontwikkeld zoals de Trias
Energetica, IFD-bouwen en cradle to cradle.
Energieprestatiecoëfficiënt (EPC) = een berekening om het energieverbruik van een woning
te benoemen (Bouwbesluit 2012 – 0,4).

,Energieprestatieadvies (EPA) = ofwel energielabel is sinds 2008 verplicht bij de verkoop en
nieuwe verhuur van woningen. Dit certificaat geeft inzicht in de energetische kwaliteit van
een gebouw en laat ook de mogelijkheden zien om energie te besparen.

Milieuvriendelijke materialen:
- cellulose (= gerecycled papier = hout) als isolatiemateriaal in geblazen, losse vorm en als
geperste plaat, vooral voor dampopen bouwsystemen.
- vlaswol als warmte- en geluidsisolerend materiaal in platen en dekens.
- vlasvezelplaat als prefab-wandsysteem in verdiepingshoge elementen
- schapenwol als akoestisch en thermisch isolatiemateriaal in dekens, toegepast in
dampopen constructies
- kokosvezels voor (contact)geluidsisolatie en oplegging van vloeren (zowel
kanaalplaatvloeren als HSB).
- Kurk als isolatiemateriaal voor platte daken; vocht- en rotbestending, waterafstotend,
brandvertragend, geschikt voor beloopbare daken.
- Stro in balen als massieve isolerende buitenwand, afgewerkt met bijvoorbeeld
gevelstucwerk.
- (Zee)schelpen als bodemafsluiting of in schelpkalk als flexibel metselmortel
- Vlasschevenplaat voor het bouwen van tussenwanden met strobalen

Materialen die slecht zijn voor het milieu of onze gezondheid:
- fenolformaldehydelijm in spaanplaat
- oplosmiddelen bij bijvoorbeeld het verlijmen van HPL
- houtstof of stof van steenachtige producten bij sloopwerkzaamheden
- fosfor- en fluorgips, toegepast als plafond of wandplaat
- Geplastificeerd hout
- Bitumineuze dakbedekking
- Isolatiematerialen, zoals schuimplaten; asbest

Asbest = is een natuurlijk product, een verzamelnaam voor een aantal vezelachtige stoffen
die zijn opgebouwd uit zeer fijne vezels.

Energiebesparing en duurzame energie:
1. Aansluiting op de stadverwarming (betere energieprestatie dan HR-ketel)
2. CV-ketel zonder waakvlam
3. Korte transportleidingen voor warm water
4. Gebalanceerd ventilatiesysteem, met goede naad- en kierafdichting en
warmteterugwinning.
5. Compact bouwen = groot volume en klein omhullend oppervlak
6. Serres = als die op het Zuiden is wordt ie verwarmd door de zon en dat kan door
ventilatie de rest van het huis verwarmen.
7. Isolatie gevels, vloeren en daken = rc-eis is groter of gelijk aan 2,5m2K/W.
8. Warmtedoorgang door gevelvullende elementen. Lineaire koudebrug = de
warmtedoorgang door aansluitdetails en constructiedelen.
9. Passief huis = een huis met een zeer laag energieverbruik en aangenaam
binnenklimaat.

, 10. Zonne-energie = door zonnepanelen die zonlicht omzetten in elektriciteit en door
zonnecollectoren die water verwarmen voor huishoudelijke gebruik.
11. Windenergie = door windmolens
12. Aardwarmte = door warmtewisselaars kan er warm water omhoog gepompt worden.
13. Waterkracht = daar energie uit halen
14. Micro-warmtekrachtterugkoppeling (wkk) = onder andere ook de HRe ketel. Wekt
gelijktijdig elektriciteit en warmte op.
15. Warmte-koudeopslag (WKO) = het gaat om een combinatie grondwater en
warmtepompen. Warmtepomp onttrekt warmte uit grondwater, oppervlaktewater,
bodemlagen en directe zonnestralen.
16. ‘Blauwe energie’ = energie dat voortkomt uit osmose. Het verschil in
zoutconcentratie tussen zoet en zout water.
17. Energie uit asfalt = nieuwe vorm van zonne-energie.
18. ‘Ademende ramen’ = warme uitgaande lucht verwarmd de koude uitgaande lucht.

Industrieel, flexibel en demontabel bouwen (IFD-bouwen)
= gebouwen worden zodanig gebouwd of verbouwd en de omgeving zodanig ingericht, dat
ze in de toekomst zonder grote ingrepen zijn aan te passen. Hierdoor veranderen
omgevingen en gebouwen minder snel.
Industrieel bouwen = door prefab meer in fabrieken voor maken.
Flexibel bouwen = het materiaal moet makkelijk aan te passen zijn.
Demontabel bouwen = zo makkelijk mogelijk maken.
Bouwtijd en bouwplaats = bouwtijd is bij IFD bouwen vaak kort en kleinere bouwplaats want
er is niet veel opslag benodigd.

1.3 Belanghebbende en bouwdeelnemers
Bouwdeelnemers en belanghebbenden
1. Principaal: ook wel de opdrachtgever. De opdrachtgever kan een particulier,
projectontwikkelaar, de overheid (gemeente, provincie, Rijk) of semioverheidsinstelling zijn.
De opdrachtgever kan bouwen voor eigengebruik of met het doel het gebouwde te
verkopen of te verhuren. Eerst maakt de opdrachtgever een overzicht waarin hij aangeeft
aan welke eisen (PvE) het gebouw moet voldoen, zoals de maximale bouwkosten en het
moment van opleveren. Dit bespreekt hij met de eerst betrokkene in het proces, de
architect.
2. Architect: de architect maakt de tekeningen, het bestek en de begrotingen. Hij is
deskundige op het technische en esthetische gebied. Hij werkt nauw samen met de
opdrachtgever en voert soms ook de directie op een bouwplaats (traditioneel model).
3. Adviseur: voor complexe bouwwerken betrekt de architect of principaal vaak adviseurs op
verschillende gebieden bij het proces. Bijvoorbeeld op het gebied van speciale materialen of
technische installaties, zoals de verwarming, elektriciteit en liften.
4. Constructeur: een constructeur is de specialist op het gebied van bouwkundige
berekeningen en tekeningen voor wat betreft grondmechanica, staal, hout en beton.
5. Aannemer: is een onderneming die de bouw, weg- en waterwerken uitvoert. Via een
aannemersovereenkomst bouwen ze het plan (de tekeningen/bestek) voor de aanneemsom.
6. Onderaannemer: tegenwoordig ook wel gespecialiseerd aannemer. Dit is een bedrijf dat
een zeer specialistisch deel van een bouwwerk uitvoert. Wordt betaald door de aannemer
en staat onder diens verantwoording.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller NadinexR. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $10.31. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

75632 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$10.31  18x  sold
  • (2)
  Add to cart