The summary is very accurate, well structured and all the important information is in it.
Show more reviews
Seller
Follow
maartenadfockert
Reviews received
Content preview
Blok 1
Middeleeuwen en rederijkers
Hoofdstuk 1: Inleiding
§1.1 Middeleeuwen : Wanneer was dat?
Het is lastig om exact aan te geven wanneer de middeleeuwen begonnen en stopte.
Met de middeleeuwen bedoelen we de tijd tussen de klassieke oudheid en de ‘moderne’ tijd. De
term middeleeuwen is zo’n 200 jaar oud.
Begin:
Over het algemeen spreken we over het begin van de middeleeuwen in het jaar 500 na Christus.
Dit had 2 redenen.
1: Politiek. Het Romeinse Rijk was gevallen. ‘Lokale’ culturen konden zich ontwikkelen zonder
zich te hoeven onderwerpen aan de cultuur van de overheerser.
2: Religieus. Vlak voor het vallen het Romeinse Rijk had keizer Constantijn het Christendom
uitgeroepen tot staatsgodsdienst. Er kwam dus een einde aan de ‘veelgoderij’ en
het Christendom werd het enige geloof. Het Christendom zou een gigantische
invloed hebben op de middeleeuwen.
Eind:
We zeggen over het algemeen dat de middeleeuwen rond het jaar 1500 stopten.
Ook het einde van de middeleeuwen hangen we op aan een aantal belangrijke gebeurtenissen, de
drie belangrijkste zijn als volgt:
1: Boekdrukkunst. Johannes Gutenberg in het Duitse Mainz kwam rond 1452 met een
sensationele uitvinding. Hij verbeterde de boekdrukkunst dusdanig dat het
makkelijker werd om boeken en geschriften te verspreiden. Het ‘geschreven
woord’ werd dus toegankelijker.
2: Maarten Luther. Bekend om zijn 95 stellingen (kritische punten t.o.v. katholieke geloof) die hij
op de deur van de slotkerk in Wittenberg spijkerde in 1517 (31 oktober).
Deze stellingen gingen over de vraag hoe het geloof zou moeten zijn. Hij
gebruikte de vernieuwde boekdrukkunst om een grote massa te bereiken.
Kritiek op de kerk was er al eerder geweest, maar kon nu door de
boekdrukkunst makkelijker veel mensen bereiken. Dit leidde uiteindelijk tot
een splitsing in de kerk: protestanten en katholieken.
3: Wereldbeeld. Het gaat hier om de continenten die men kende en de afmetingen ervan. In
1492 ontdekte Christoffel Columbus Amerika. Europese geleerden dachten
dat ze de hele wereld al kende (Europa, Azië en Afrika). Toen kwamen ze
erachter dat god dus blijkbaar nog meer gemaakt had, een nieuw continent
waar ook mensen leefden.
Er zijn andere gebeurtenissen te noemen rondom het eind van de middeleeuwen die wellicht ook
overtuigend zijn en met een andere tijdspan gelijk lopen. Het belangrijkste argument waarom de 3
bovengenoemde gebeurtenissen het belangrijkst zijn en het jaar 1500 genoemd kan worden: deze
3 gebeurtenissen veranderden het wereldbeeld, de cultuur en de wetenschap op zo’n ingrijpende
manier dat de periode daarna simpelweg niet meer als middeleeuws beschouwd kan worden. Dit
noemen we ook wel Aliterität: dit is een term ingevoerd door Jauss. Het belangrijkste kenmerk voor
een nieuwe periode is voor hem het anders zijn dan de voorgaande periode. Op deze manier
spreken we over ontwikkelingen die niet aan jaartallen gebonden zijn.
§1.2 Maatschappelijke orde
De Europese maatschappij was in haar beginsel vooral gebaseerd op akkerbouw en veeteelt.
Landbezit was vanzelfsprekend een belangrijke factor. Er waren van oudsher verschillen tussen
,maatschappelijke groepen: de standen. Deze standen waren ooit door god gecreëerd ging men
van uit. Je kon binnen een stand groeien of zakken, maar van stand wisselen was bijna
onmogelijk: dat ging namelijk tegen Gods wil in.
Geestelijkheid/Clerus
Het leven van mensen stond in het teken van god: het doel van het leven was een leven na de
dood in de nabijheid van god. De bijbel verkondigde dit en was dus ook het belangrijkste boek. De
geestelijken, clerici, moesten de mensen hierin begeleiden. Zij verkondigden hoe men diende te
leven en diende men te corrigeren als men het verkeerde pad nam. Daarom waren ze de
‘belangrijkste’ stand en dus mensen in de maatschappij.
Adel
Waar de geestelijken de ‘klerikale’ macht over de mensen (boeren en adel) hadden, was het de
adel die over het grondbezit ging. Mensen van adel waren politici en grondbezitters, daarnaast
waren het vaak ook ridders die bekwaam waren in de krijgskunst. Hoe meer grond hoe macht
omdat er dan meer boeren er voor je werkte en hoe meer soldaten je dus had in tijden van oorlog.
Edellieden waren dus vorsten, zij heersten over hun vorstenhoven. Veel edellieden konden lezen
en schrijven, al was het niet zo vanzelfsprekend als bij de clerici.
Boeren
Boeren waren de arbeiders, ze vormden met meer dan 90% het overgrote gedeelte van de
bevolking. Vrijwel alle boeren waren ongeletterd. Ze werkten op de vorstenhoven van de
edellieden.
Iemand van adel kon geestelijke taken vervullen, geestelijken waren ook vaak van adel. Boer
daarentegen was je in principe voor je hele leven.
Leenstelsel
De onderlinge verhoudingen waren strikt vastgelegd in het zogeheten leenstelsel. Dit leenstelsel
was gebaseerd op de verdeling van bezit en de mensen die zich werkzaam waren op dit bezit.
De grondbezitter (Leenheer, meestal van hoge adel maar ook hooggerankte geestelijken) kon dit
aan een of meerdere personen geven om het te beheren (leenmannen/vazallen, vaak lage adel).
Deze leenmannen, die dus ook leenheren waren vervolgens, deden twee dingen met het land: er
werkten boeren met een soort slavenstatus op het land van de leenheer en ze gaven weer stukken
van het door hen van de hoge adel gekregen land aan vrije boeren. Deze vrije boeren moesten
naast het werk aan hun eigen land ook op het land van de leenheer werken.
De leenmannen waren via een eed verbonden aan hun leenheer. Deze eed was op basis van
‘Consilium et auxilium’, wat met Raad en Daad betekent. Raad met bijvoorbeeld politieke zieken
en Daad door het leveren van soldaten indien nodig. De leenheer moest in ruil daarvoor een
eerlijke heerser zijn en zijn vazallen beschermen.
1.3 Literatuur in de Middeleeuwse Nederlanden
Het schrijven van boeken was een tijdrovende en dus dure zaak. Boeken waarom daarom ook
vaak meer een statussymbool dan leesvoer of een middel tot gericht verspreiden van informatie.
De kopers van boeken, of opdrachtgevers tot het maken van, waren dus ook alleen mensen die
het zich konden veroorloven en überhaupt konden lezen. Het is lastig om te zeggen wat exact
middeleeuwse teksten zijn + er is dus niet overdreven veel gemaakt omdat het niet zo makkelijk
was om geschriften te produceren. De beschikbaarheid van middeleeuwse boeken is dus beperkt.
, Een ander probleem is de schrijftaal: Latijn. Latijn was de lingua franca (de gangbare taal) voor de
clerus en geleerden. Vooral geestelijken schreven en lazen boeken waardoor de boektaal ook latijn
was. In Nederland bijvoorbeeld was Nederlands de spreektaal, maar Latijn de schrijftaal. De
bevolking schreef immers geen boeken.
Op de vorstenhoven werd Frans gesproken, dit was overgekomen samen met andere franse
tradities die de Nederlandse adel af had gekeken van de franse adel, zoals een verfijnde
levenswijze. De adel wou zich onderscheiden: geen Latijn van de kerk en geen Nederlands van
het volk maar het elegante Frans.
Op de vorstenhoven hield men zich bezig met het luisteren naar voorgelezen boeken en hoge
kunsten zoals lezen en muziek maken. Alleen de edellieden hadden hier tijd voor. Doordat het voor
hen belangrijk was om in contact te blijven met volk verdrong uiteindelijk het Nederlands het Latijn
en het Frans.
Voor 1200 sprak men Oudnederlands, tussen 1200 en 1550 Middelnederlands en daarna
Vroegnieuwnederlands in de 16e en 17e eeuw. Pas vanaf 15e eeuw werd het vanzelfsprekender
om in het Middelnederlands te schrijven, het is dus lastig om van geschriften van voor die tijd vast
te stellen of het Nederlandse literatuur is omdat deze dus normaal gesproken in het Latijn is. Zijn
Nederlandse teksten dan alleen Nederlandstalig of van Nederlands grondgebied?
Grondgebied is ook een lastige kwestie. De landsgrenzen veranderden veel en waren compleet
anders dan nu. Met Frankrijk wordt het Oude Frankrijk (Het rijk van de Franken) bedoelt dat door
Karel de Grote was uitgebreid en veel groter was dan Frankrijk nu, het was tot ver in de
middeleeuwen een van de machtigste rijken in Europa.
Nederland was niet echt een land, meer een samenkomst van adellijke en klerikale bezittingen.
Het grondgebied was ongeveer hetzelfde wel, het huidige Nederland + Vlaanderen.
Tegenwoordig gebruiken we alleen teksten uit de volkstaal om te analyseren. Ook worden puur
informatieve teksten zoals rekeningen in een literair-historisch perspectief geplaatst.
§1.4 Middeleeuwse boeken
Schilderijen in boeken noemt men miniaturen. Dit was een dure aangelegenheid omdat alle inkt in
kleur een dure grap was omdat dit niet makkelijk te produceren was. Blauw en rood waren de
meest voorkomende kleuren, het woord miniatuur is afgeleid van het Latijns ‘minium’ wat rode verf
betekent. Nog duurder was het gebruik van bladgoud, wat nodig was om geestelijke boeken te
versieren. Een boek versierd met glimmend bladgoud noemen we een geïllumineerd (verlicht)
boek.
De eenvoudige boeken waren handschriften. Deze noemen we zo omdat ze letterlijk met de hand
werden overgeschreven. Dit was voordat Gutenberg het drukken met losse letters uitvond.
De vroegste drukken met de procedure van Gutenberg tussen +- 1455 en 1500 noemen we
incunabelen. De boeken kort hierna noemen we postincunabelen.
Manieren om handschriften te versieren waren initialen, hoofdletters aan het begin van een zin
groter of in andere kleur (meestal rood of blauw weer). Initialen waren beginletters van een nieuw
hoofdstuk of een nieuwe alinea, deze werden uitgedost. Bijvoorbeeld door een letter gigantisch te
maken en een miniatuur in de letter te verwerken. Zo’n uitgebreid bewerkte letter noemen we
gehistorieerde initialen, omdat de letter een verhaal (historie) vertelt.
De zaal waarin monniken in een klooster boeken schreven noemen we een scriptorium. Zij
kopieerde vaak teksten in plaats van dat ze zelf teksten bedachten. Dit kon bijvoorbeeld zijn omdat
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller maartenadfockert. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.83. You're not tied to anything after your purchase.