Zeer uitgebreide samenvatting van Thema.
Behandelt:
- Alle tekst uit 'De duizelingwekkende jaren'
- Alle readerteksten
- Zelftoetsen en antwoorden
Zelf beide tentamens met een 9 afgesloten dus de samenvatting doen hun werk ;).
Thema 1
Adel, burgers en arbeiders
Inhoud
‘De Duizelingwekkende Jaren’ Hoofdstuk 1: De dynamo en de maagd
‘De Duizelingwekkende Jaren’ Hoofdstuk 2: Wisseling van de wacht
Teksten Reader:
- Wat is cultuurgeschiedenis? Peter Burke Pagina 16-35
- Hoogtij van de burgerlijke cultuur 1900. Jan Bank & Maarten van Buuren.
-
-
-
Leerdoelen
- Bekend met sociale en politieke verhoudingen in Europa rond 1900. Vooral in Groot-
Brittannië, Frankrijk en Duitsland.
- Kennis vergaren van sociale en politieke verhoudingen binnen de Nederlandse
maatschappij rond 1900.
- In staat zijn uit te leggen wat de discipline cultuurgeschiedenis inhoudt en welke
ontwikkelingen zij heeft doorgemaakt.
- Ervaring opdoen in het lezen van wetenschappelijke literatuur en het analyseren van
bronnen uit de periode rond 1900.
Inleiding
Op de wereldtentoonstelling (1900, Parijs) presenteerden de Europese landen zich als trotse
naties. Met de ervaringen van een succesvol verleden op zak toonde ze moderne ambities. Maar
de doordenderende modernisering bracht twijfels met zich mee en zorgde voor grote
maatschappelijke veranderingen. Zo waren de oude hiërarchieën niet meer vanzelfsprekend
(verhoudingen man/vrouw maar ook politiek en maatschappelijk kwamen er meerdere splitsingen).
De conservatieven wezen 2 nieuwe vijanden aan: de joden en de vrouwen. Hierdoor ontstond er
grote verdeeldheid tussen 2 groepen: de conservatieven en de progressieven (groeiend).
Daarnaast nam de macht van de massamedia toe. Deze toenemende macht en grote (interne)
verdeeldheid tussen de groepen werd weerspiegeld door de Dreyfus-affaire. Het feit dat
journalisten de politieke agenda leerde te sturen werd bevestigd door de stukken van o.a. Emile
Zola.
In het begin van de 20e eeuw vond een proces genaamd verstedelijking plaats. De macht
verschoof als volgt : Platteland —> Stad. Met het platteland bedoelen we grootgrondbezitters
(voorheen gegarandeerd inkomen door grote stukken land). De stad wordt vertegenwoordigt door
een nieuwe klasse van vermogende industriëlen. De Europese Adel was angstig voor deze nieuwe
klasse. ‘Stad’ vreesde op haar beurt het stedelijk proletariaat, welk groeiend was.
De oude garde schetste de stad als een mensenetende reus, de stedelijke moderne levensstijl zou
zorgen voor de teloorgang van traditionele waarden. Dit werd belichaamt door de nouveau riche.
Dit was een groep mensen uit een lagere welstandsklasse die was opgeklommen tot een ‘hogere
klasse’, vrij vertaald: de nieuwe rijken. Symbolisch was de manier van leven, een eigentijdse
dynamische cultuur (veel geld uitgeven, opvallen). De oude garde vreesde dat de mensheid door
het moderne en decadente stadsleven (geld verdienen, opvallen, zien en gezien worden) zijn
eigen goede eigenschappen zou verliezen (degenereren). Deze vervreemding (van de oude
identiteit) zorgde voor nostalgische verlangens, deze heimwee naar vroeger speelde ook door in
,de schone kunsten. De angst voor de veranderende maatschappij en de snelle ontwikkeling van
de technologie was een bron van inspiratie voor kunstenaars en intellectuelen.
De Europese Adel maakte zich gereed voor een laatste verdedigingspoging. In 1901 overleed
Queen Victoria (Groot-Brittannië), haar opvolger Edward VII stond symbool voor de overgang naar
een modern tijdperk (waarin bazen industriële ondernemingen meer macht kregen). Op het
Europese continent lagen de verhouding tussen Adel, staat en burgerij anders, namelijk:
Frankrijk: Adel sinds 1789 geen politieke zeggenschap meer. Na wet scheiding kerk en staat
(1905) had ook de kerk geen officiële politieke invloed meer. De Derde Republiek won hier.
Duitsland: In tegenstelling tot rest Europa (adellijke grootgrondbezitters verloren macht t.o.v.
burgerij) werd in het Duitse Rijk, onder leiding van rijkskanselier Otto von Bismarck, de macht van
de Adel geconsolideerd (behouden, duurzaam gemaakt). In andere delen van het Pruisische rijk
groeide een rijke industriële middenklasse, eentje die haar eigen hiërarchieën en waarden
creëerde in plaats van tegen het gezag in te gaan.
In Nederland was de situatie ogenschijnlijk geheel anders, geen openlijke spanningen maar een
opgewekte sfeer en zelfvertrouwen. Na de inhuldiging van Koningin Wilhelmina (1898) veranderde
onze maatschappij. Religieuze, gewestelijke en politieke verschillen moesten overkoepeld worden
door het koningshuis en de bijpassende nationale symboliek. Koninginnedag (nu koningsdag) en
de gouden koets vinden hun oorsprong hier. Toch bleek Holland stug, politiek gezien, nieuwe
politiek (socialisten en feministen) pasten niet in het beeld dat de Hollanders van zichzelf hadden.
Door de toegenomen welvaart en scholing samengaand met de verbrede burgerrechten hadden
steeds meer Nederlanders de mogelijkheid om hun stem te laten horen, hierdoor moesten de
politieke elite (de liberalen) nieuwe emancipatiepartijen naast zich dulden. Belangrijkste nieuwe
partijen waren: ARP (Anti-Revolutionaire Partij) en de SDB (Sociaal-Democratisch Bond en
voorloper van latere SDAP —> Sociaal-Democratische Arbeiderspartij).
Nederland was in deze tijd t.ov. de rest van Europa egalitair, gelijkheid nastrevend. Toch waren er
maatschappelijke scheidslijnen en was er ontevredenheid. Hoog en Laag werden nog steeds los
van elkaar gezien, de snelle welvaartsstijging bracht discussies tot stand: wie behoort tot welke
klasse? De Elite, bestaand uit aristocraten en de patriciaat, waren er fel op tegen dat
middenklassers hun gebruiken begonnen over te nemen (patriciaat minder dan adel). De grote
groep werkenden (vaak kleine zelfstandigen), stond midden tussen de elite en de arbeiders. Deze
groep had een zeker vermogen, maar behoorde niet tot de bovenklasse. Confessionele partijen
richtte zich veel op deze specifieke groep, zij vreesden dat toenemende sociale spanningen de
eenheid binnen de eigen geloofsgroep kon opbreken.
Peter Burke onderscheidt vier fasen in de ontwikkeling van cultuurgeschiedenis. Elke generatie
historici heeft cultuur op haar eigen manier benaderd en heeft op haar eigen manier gereageerd op
de voorgaande generatie.
,De Duizelingwekkende Jaren
Philipp Blomm
Inleiding
De duizelingwekkende jaren, refererend aan de periode 1900-1914 in Europa, wordt tegenwoordig
veelal beschouwd als idyllisch (aangenaam en vredig). De goede oude tijd, een ongerepte
samenleving die op het punt stond verscheurd te worden door onvoorstelbare krachten. Volgens
deze gedachtegang herrees de feniks van de moderniteit uit de as van de oude wereld na 1918.
De periode kent qua gedachtegang veel gelijkenissen met onze eigen huidige tijd. Gesprekken
gaan over snelle technologische ontwikkelingen, nieuwe communicatiemiddelen, globalisering en
(ingrijpende) sociale veranderingen. De maatschappij wordt voortgestuwd door een
consumptiedrang. De manier waarop wij terugkijken op de duizelingwekkende jaren, is dus ook
niet het gevoel wat bij de mens zelf heerste op dat moment. Het was een fascinerende tijd, maar
ook een angstige. Angst voor de snelle ontwikkeling en het onbekende. Net zoals in het nu is de
toekomst onduidelijk. Wat voor samenleving komt er uit onstuimige veranderingen en daden? Dit is
een compleet ander beeld dan tijdens de koude oorlog, waar het duidelijk was: wat er ook gebeurt,
we eindigen of met communisme of met kapitalisme.
Symbool voor de ontwikkelingen in vogelvlucht staat de foto van de, toen jonge, fotograaf Jacques-
Henri Lartigue. Op de Grand Prix van Frankrijk probeerde hij een foto te schieten van een van de
voorbij flitsende wagens (camera’s waren ondertussen makkelijker te verkrijgen door
massaproductie). Zijn foto mislukt deels, de wagen staat er niet perfect op en door de snelheid is
de achtergrond vaag en op een merkwaardige manier uitgerekt. 40 jaar later wordt het beeld
tentoongesteld, als symbool voor de opwinding, energie en snelheid die centraal stond in deze
periode.
Naast de snelle technologische en wetenschappelijke ontwikkelingen, veranderde de maatschappij
in minstens een gelijk tempo mee. Grootste knelpunt : verhoudingen tussen man en vrouw. Voor
het eerst in de geschiedenis genoten vrouwen massaal onderwijs en verzorgde ze hun eigen
brood op de plank, ze eisten (en kregen uiteindelijk) stemrecht. Mannen reageerde door fel de
oude hiërarchie te benadrukken, mannelijke advertenties en uniformen op straat waren er in
overvloed. In de tegenwoordige tijd speelt dit, weliswaar op een andere manier een rol, nog altijd
staan de seksen centraal (denk aan homo acceptatie nu, verhoudingen man/vrouw in het Midden-
Oosten). Vrijwel altijd is de discussie te herleiden naar: de bedreiging van mannelijkheid.
Rondom 1900 kwamen de eerste cijfers naar buiten die zeiden dat Westerse mannen minder
vruchtbaar zouden zijn t.o.v. mannen in andere delen van de wereld. Vandaag de dag is dat nog
steeds een punt van zorg.
Snelheid, in ontwikkeling op alle vlakken, had zo dus zijn opwinding en de nieuwe mogelijkheden
leken onbegrensd, daar stond dus ook de angst voor verandering tegenover.
Door de opkomst van de stad (mediabedrijven, bioscopen, massaproductie) verschoof het
inkomen van Adellijke landbezitters (oude klasse) naar een nieuwe groep bestaand uit o.a.
ingenieurs, technocraten en stadsbewoners.
De moderniteit, in de zin van het loskomen van oude hiërarchieën en standen, ontstond niet pas
na de Grote Oorlog. Deze oorlog was niet de oorzaak van het ontstaan van de moderniteit, maar
een katalysator van het proces. De Grote Oorlog zorgde voor zulke gigantische verwoestingen en
catastrofes dat alle oude structuren uiteen waren gevallen dat er zeeën van ruimte waren voor het
ontwikkelen van nieuwe identiteiten. Identiteiten die dus al voor de oorlog geworteld waren.
, 1900-1914 was een periode van buitengewoon veel creativiteit, uitvindingen en nieuwe ideeën.
Veranderingen in de kunst, wetenschap en het zelfbeeld van mensen waren gigantisch. Alle wat
later in de 20e is gebeurd (kwantumfysica, vrouwenrechten, abstracte kunst, fascisme,
mediamacht etc.) had al voor 1914 indruk gemaakt. De rest van de eeuw doet denken aan
oefening, aan de hand van blauwdrukken gevormd in de duizelingwekkende jaren. Een oefening,
hoe afgrijselijk soms ook, in het waarmaken en verkennen van de nieuwe mogelijkheden.
Blomm hanteert een interessante denkwijze in dit boek, of een wijze van benadering eerder. Hij wilt
dat je het boek leest met een naakte geest. Naakt van alles wat er na 1914 gebeurd is.
Onmogelijk, maar het proberen waard. Lezen op een manier zoals de mens de periode zelf
beleefd hebt, met een toekomst die open ligt.
Hoofdstuk 1: 1900: De dynamo en de maagd
In 1900 waren er 2 onderwerpen die de Franse media beheerste:
- De Wereldtentoonstelling in Parijs
- Het probleem dat volgens Jacques Bertillon alle andere problemen in het niet laat vallen:
Hoe kan voorkomen worden dat Frankrijk verdwijnt? Hoe kunnen we het Franse ras op
aarde behouden? (Het steriel worden van de Franse man)
Exposition Universelle / De wereldtentoonstelling (13e)
Op 14 april 1900 opende de Franse president Emile Loubet het gigantische festijn. Onder toeziend
oog van de belangrijkste baarden en jacquet dragers van de republiek (hoge piefen) werd het
geheel geopend in een halve bouwput. De eerste bezoekers liepen tegen hetzelfde probleem aan,
lege stands, modder en plassen. Zoals een spotprent illustreerde: een verbaasde menigte tussen
steigers en borden met ‘geen toegang’ met als bijschrijft; ‘wat er zoal op de wereldtentoonstelling
te zien is’. Na verloop van tijd was van deze bouwachterstand niks meer te merken.
Om binnen te komen diende men door de toegangspoort te gaan (de loketten konden 60000 man
per uur verwerken, wat nodig was ook) welk afgewerkt was aan de bovenkant met ‘La Parisienne’.
Modieus gekleed trad deze 7 meter hoge, gipsen verpersoonlijking van Parijs de nieuwe eeuw
tegemoet. Een allegorie van de Franse hoofdstad, verafschuwd en afgemaakt door critici
(‘belachelijk’ / ‘afschuwelijk’ / ‘een triomf voor prostitutie’), maar tekenend voor de stad: rondborstig,
direct en arrogant. De rijzende ster (29 jaar) in het beeldhouwen, Paul Moreau-Vauthier, was
verantwoordelijk voor het beeld. Hij wilde geen standaard Griekse god of mythologie als symbool
gebruiken, maar een eigentijdse creatie.
Het terrein van de tentoonstelling strekte zich langs de Seine, de gloednieuwe brug (vernoemd
naar tsaar Alexander III) aan het begin van de Champs-Elysées tot aan het Champ de Mars en het
gebied tussen het Palais de Chaillot en de Eiffeltoren (tevens het enige overblijfsel van de
voorgaande wereldtentoonstelling in 1889). Alles was dusdanig ingericht dat het imponeerde,
prikkelde en vooral overweldigde. De verschillende delen van de tentoonstelling hadden hun eigen
thema. Er was een oever gevuld met nationale paviljoens, eentje met de koloniale tentoonstelling,
natuurlijk was er een groot gebied met alle wetenschappelijke vooruitlopers, een heus
‘attractiepark’ en midden in het gebied stonden vanzelfsprekend enkele aandachtstrekkers van de
Fransen. Door de diversiteit van de tentoonstelling was het naast een handelsbeurs ook een
wetenschappelijk congres, maar vooral ook een gigantische kermis voor bezoekers uit alle delen
van de wereld.
De landen parade liet duidelijk zien welk beeld Europa en de Verenigde Staten van zichzelf wilde
uitdragen. Alle grote landen hadden hun eigen plek aangewezen gekregen, Amerika werd in eerste
instantie buiten gesloten maar na het veroorzaken van een diplomatiek relletje (Commissaris-
Generaal, Ferdinand Peck, stapte volgens velen (al vonden deze een plek voor de VS niet meer
dan logisch) zijn boekje te buiten toen hij de Fransen er aan herinnerde dat de Amerikaanse
handelscijfers hoger waren dan die van de Fransen en Duitsers bij elkaar: ‘De VS hebben zich
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller maartenadfockert. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.82. You're not tied to anything after your purchase.