Master Forensica, Criminologie en Rechtspleging
Criminalistiek en Forensisch DNA (CRI4025)
All documents for this subject (9)
1
review
By: saliha83 • 3 year ago
Seller
Follow
marjetadeboer
Reviews received
Content preview
Samenvatting Criminalistiek &
Forensisch DNA
Week 1
Hoofdstuk 6: het DNA-profiel
De berekende frequentie van voorkomen van DNA-profielen van tien of
eer loci is altijd kleiner dan één op één miljard.
Het standaard forensisch DNA-onderzoek is gericht op het verkrijgen van
een DNA-profiel uit biologische sporen (autosomale DNA-onderzoek).
DNA = de drager van erfelijke eigenschappen. Het bestaat uit zeer lange
moleculen en zit in de kernen van lichaamscellen. Elke DNA-molecuul is
samengesteld uit twee ketens van bouwstenen die in een dubbele spiraal
met elkaar zijn vervlochten. Elke bouwsteen in de ene keten is met een
bouwsteen in de andere keten verbonden. Er zijn vier soorten bouwstenen:
ATCG. De DNA-moleculen in de celkern zijn omgeven door eiwitten. Deze
zorgen ervoor dat de zeer lange DNA-ketens ordelijk zijn gevouwen. De
DNA-moleculen en de eromheen liggende eiwitten vormen samen te
chromosomen. In elke celkern is het DNA verdeeld over 46 chromosomen
die in paren voorkomen (1 van moeder en 1 van vader). Er zijn 22 paar
autosomale chromosomen en 1 paar geslachtschromosomen.
Het DNA en de erfelijke informatie is hetzelfde in alle lichaamscellen van
een persoon (= belangrijk voor forensisch onderzoek).
Van het DNA zorgt 2% voor de erfelijke eigenschappen en de overige 98%
‘codeert’ niet. Bepaalde plaatsten op het ‘niet-coderende’ DNA verschillen
sterk per persoon (hypervariabele gebieden zijn gebieden die bestaan
uit zich herhalende, repeterende stukjes DNA van bijvoorbeeld vier
bouwstenen: TCAT TCAT TCAT). Hypervariabele gebieden zijn geschikt om
biologische sporen naar personen te herleiden (ook wel Short Tandem
Repeats/ STrs).
De plaats van een hypervariabel gebied op het DNA is de locus. In Een
hypervariabel gebied wordt gekenmerkt door het aantal keer dat het zich
herhalende stukje DNA voorkomt. Dit noemt men het DNA-kenmerk van
het hypervariabele gebied (DNA-kenmerk wordt ook wel ‘allel’ genoemd).
Het DNA-kenmerk geeft men weer met een cijfer (= het aantal keer dat
het repeterende stukje DNA voorkomt).
Forensisch onderzoek heeft als doel uit biologische sporen of
referentiemateriaal van verdachten slachtoffers of betrokkenen DNA-
profiel te verkrijgen (DNA-profiel is een beschrijving van de DNA-
kenmerken van verschillende loci op het DNA). Stap 1 = het zo zuiver
mogelijk isoleren van het DNA uit de biologische sporen of het
referentiemateriaal.
1
,Om de DNA-kenmerken van het DNA uit een spoor/ referentiemonster te
kunnen bepalen moet het DNA van de desbetreffende loci eerst worden
vermeerderd (Polymerase Chain Reaction/ PCR is een techniek die heel
specifiek het DNA van de te onderzoeken loci vermeerdert). In het
forensisch DNA-onderzoek bepaalt men de DNA-kenmerken van ten
minste tien verschillende, over het DNA verspreide loci. Hiertoe
onderzoekt men altijd dezelfde loci. Ze worden met specifieke codes
aangegeven (D2S1338, FGA, TH01). Elke locus heeft zijn eigen set
mogelijke DNA-kenmerken. Wanneer de DNA-kenmerken van alle
onderzochte loci waarneembaar zijn spreek je van een volledig DNA-
profiel.
Het feit dat een DNA-profiel extreem zeldzaam is, hoeft niet te betekenen
dat het uniek is. je kan wel een absolute uitspraak doen als de DNA-
profielen van een persoon en een spoor niet gelijk zijn; dan kan je iemand
uitsluiten als donor (echter: voor bewijswaarde is ook relatie spoor + delict
belangrijk).
Onvolledig DNA-profiel: wanneer niet van alle onderzochte loci de DNA-
kenmerken kunnen worden bepaald (deels afgebroken DNA). De
bewijswaarde ligt lager dan bij volledig DNA-profiel omdat de kans dat een
willekeurig gekozen persoon de DNA-kenmerken van het onvolledige
profiel heeft groter is dan bij volledig profiel.
Een DNA-mengprofiel bevat celmateriaal van verschillende personen. Je
moet eerst vaststellen hoeveel personen eraan hebben bijgedragen, dit
kan door van elk locus de informatie over het aantal pieken en hun
piekhoogten te combineren. De piekhoogten geven informatie over de
hoeveelheid celmateriaal die elke donor aan het mengsel heeft
bijgedragen.
Het DNA-hoofdprofiel is het profiel dat van één van de donoren van het
DNA-mengprofiel valt af te leiden. DNA-mengprofielen met >2 donoren
zijn moeilijk te herleiden. Meestal is alleen vast te stellen of de DNA-
kenmerken van het DNA-profiel van bijvoorbeeld de verdachte matchen
met het DNA-mengprofiel van het spoor.
DNA-profielen van sporen, verdachten, veroordeelden worden in de
Nederlandse DNA-databank voor strafzaken opgeslagen. Opname +
verwijdering is strikt gereguleerd, geschiedt alleen nadat beheerder DNA-
databank een schriftelijke opdracht van de bevoegde autoriteit heeft
ontvangen. DNA-profiel mag alleen worden opgenomen voor een feit
waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan (misdaden >4 jaar).
Matchende DNA-profielen worden geregistreerd als DNA-profielclusters.
Om volledig DNA-profiel te kunnen vaststellen is de kwaliteit van het spoor
belangrijk, maar ook manier van bemonstering, veiligstellen en bewaring.
DNA is kwetsbaar en zeer gevoelig voor vocht, warmte en direct zonlicht.
Forensische laboratoria maken ook gebruik van niet-autosomaal DNA-
onderzoek: Y-chromosomaal DNA-onderzoek (loci die alleen bij mannen
voorkomen is een optie als er een sterke aanwijzing is dat het celmateriaal
van een man is) en mitochondriaal DNA-onderzoek.
2
,Zowel Y-chromosomaal onderzoek als mitochondriaal DNA-onderzoek
kunnen worden ingezet bij verwantschapsonderzoek.
D.m.v. Y-chromosomaal DNA-onderzoek kan je DNA-kenmerken van
mannelijke celdonor(en) vaststellen. In het algemeen geldt dat vader en
zoon hetzelfde Y-chromosoom hebben. Bv: bemonsteringen van lichamen
van vrouwelijke slachtoffers van zedendelicten (een relatief grote
hoeveelheid vrouwelijk celmateriaal kan vermengd zijn met een geringe
hoeveelheid mannelijk celmateriaal). Dit levert meestal mengprofiel op.
Naast DNA in de celkern hebben lichaamscellen ook nog DNA in de
mitochondriën (energiefabriekjes van de cel). Elke lichaamscel bevat
honderden mitochondriën, mitochondriale DNA-moleculen (i.t.t. celkern-
DNA dat maar één keer in elke lichaamscel voorkomt). Het mitochondriale
DNA erft over van moeder op kind, alleen dochters geven het
mitochondriale DNA-profiel identiek door aan de volgende generatie.
Mitochondriaal DNA-onderzoek is een optie als er in het te onderzoeken
biologische materiaal geen celkern-DNA aanwezig is (bv haren zonder
haarwortel).
Mitochondriaal DNA is beter bestand tegen afbraak dan DNA in de celkern
door zeer grote aantal mitochondriën in elke lichaamscel en de relatief
kleine omvang.
Haren hebben alleen in haarwortel cellen met celkern, maar tijdens
haargroei verspreiden afzonderlijke mitochondriën zich over volle lengte
van een haar. Haren zonder haarwortel zijn dus geschikt voor
mitochondriaal onderzoek.
Bij mitochondriaal DNA-onderzoek worden ook genetische variaties van
het DNA onderzocht (men bepaalt twee of drie specifieke hypervariabele
gebieden van het mitochondriale DNA de volgorde/ sequentie van
bouwstenen). Deze gegevens worden gebruikt voor vergelijkend DNA-
onderzoek. Resultaten van mitochondriaal worden niet opgeslagen in de
DNA-databank voor strafzaken, kunnen alleen worden gebruikt voor
rechtstreekse vergelijking.
Zowel Y-chromosomaal als mitochondriaal DNA-onderzoek kunnen een rol
spelen bij verwantschapsonderzoek (vader en zoon hebben zelfde Y-
chromosoom en moeder en dochter hetzelfde mitochondriaal DNA).
De wetenschappelijke bewijswaarde van matchende autosomale DNA-
profielen is van heel andere grootte dan die van matchende Y-
chromosomale DNA-profielen en matchende mitochondriale DNA-profielen.
De laatste twee zijn in de regel veel minder zeldzaam, persoon
onderscheidend dat de tot extreem zeldzaam voorkomende autosomale
DNA-profielen.
Hoofdstuk 7: Match en berekende frequentie
De wetenschappelijke bewijswaarde van een match met een onvolledig
DNA-profiel of een DNA-mengprofiel is lager dan die van een match met
3
, een volledig DNA-profiel, en afhankelijk van het aantal en de
zeldzaamheid van de matchende DNA-kenmerken.
DNA profielen- kunnen een zeer sterke aanwijzing geven over de herkomst
van een biologisch spoor. De zeldzaamheidswaarde van een DNA-profiel
wordt uitgedrukt in de berekende frequentie van voorkomen van het DNA-
profiel in de relevante populatie. Deze frequentie is voor een volledig DNA-
profiel altijd kleiner dan 1 op 1 miljard. Volledige DNA-profielen hebben
daarom een zeer hoge identificerende waarde.
De berekende frequentie is de maat voor de zeldzaamheid van een
vastgesteld DNA-profiel (van een biologisch spoor) in de populatie. Het is
feitelijk de kans dat een willekeurig gekozen persoon hetzelfde DNA-profiel
heeft als dat van het spoor.
De berekende frequentie van voorkomen van het DNA-profiel (van het
sporenmateriaal) in de populatie wordt berekend met daarvoor speciaal
ontwikkelde programma’s. met het referentiedatabestand is voor elk DNA-
kenmerk dat bij het DNA-onderzoek kan voorkomen berekend hoe vaak
het in de populatie voorkomt. Dit is de verwachte frequentie van het
DNA-kenmerk in de populatie.
De berekening van de frequentie bevat twee statistische correcties:
1. Subgroepen binnen de populatie
2. Frequenties DNA-kenmerken zijn geschat o.b.v.
referentiedatabestand van beperkt aantal personen
De berekende frequentie is niet van toepassing op aan elkaar
verwante personen (kans op match van hun DNA-profiel met dat van
het spoor is groter dan bij niet-bloedverwanten).
Hoe lager de berekende frequentie, hoe zeldzamer het DNA-profiel, hoe
hoger de wetenschappelijke bewijswaarde van de match. Bij een volledig
DNA-profiel is de berekende frequentie altijd kleiner dan 1 op 1 miljard. Bij
een onvolledig DNA-profiel is de berekende frequentie hoger en de
wetenschappelijke bewijswaarde dus lager.
De frequenties van volledige DNA-profielen zijn altijd kleiner dan 1 op 1
miljard.
2 belangrijke vuistregels:
1. Een deskundige kan zelfs op grond van gelijke volledige DNA-
profielen geen absolute uitspraak doen over de herkomst van een
biologisch spoor (dus met zekerheid zeggen dat het van die persoon
afkomstig is)
2. Als het DNA-profiel van een persoon niet matcht met het spoor, kan
men deze persoon wél met absolute zekerheid uitsluiten als donor
van het spoor
Voorwaarde forensisch DNA-onderzoek in NL: het moet worden uitgevoerd
in een geaccrediteerd onderzoekslaboratorium (accreditatie =
kwaliteitskeurmerk).
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller marjetadeboer. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.28. You're not tied to anything after your purchase.