100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting aquatische ecologie $11.72   Add to cart

Summary

Samenvatting aquatische ecologie

 6 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Dit is de volledige samenvatting van alle theorie van het van Aquatische Ecologie. Dit vak wordt in het tweede semester van het tweede jaar gegeven.

Preview 4 out of 31  pages

  • May 18, 2024
  • 31
  • 2023/2024
  • Summary
avatar-seller
Aquatische ecologie



Water
Situering
Aarde bestaat uit 3 lagen:
- Atmosfeer: 95 km boven aardoppervlak
- Geosfeer: aardoppervlak
- Hydrosfeer: waterpartijen op aarde
70% vd aarde = water  97% zout water en 3% zoetwater. 2/3 vh zoet water zit dan nog
eens gevangen in ijs en gletsjers. Het andere deel is toegankelijk: meren, rivieren, stromen.

Bronnen van water
Eens water op aarde komt, zal deel indringen in de bodem. Bij indringen
vindt er filtratie plaats tussen het water en de bodem. Dit kan positief of
negatief zijn  opname gifstoffen, zware metalen. Door putboringen
kunnen er bezoedelingen optreden van het water, door her-injectie van
water bij boringen of door doorgang in rotsen met schadelijke
stoffen. Natuurlijke bezoedeling = laatste, menselijke = 1e voorbeelden.
Oppervlaktewater = rivieren, meren, oceanen
Bronnen = gesmolten ijs en neerslag

Karakteristieken
- 3 toestanden: vast, gas en vloeibaar
- Dichtheid = 1g/ml bij 4°C  ijs drijft aangezien water het zwaarst is bij 4°C en ijs is
kouder dan dat. De dichtheid van zoutwater is hoger omdat er nog andere moleculen
inzitten.
- Water = polair  goed oplosmiddel en transportmiddel; alles lost er goed in op en
blijft er lang in bewaard.
- Oppervlaktespanning: moleculen hangen stevig tegen elkaar  vloeit door kleine
openingen en tussen bodempartikels
- Thermische eigenschappen: 0°C = bevriezen, 100°C = koken  gekozen door Celsius.
- Water vervoert goed warmte
- Water heeft hoge specifieke warmte  5 maal meer warmte nodig om temp met 1°C
te doen stijgen in vergelijking met de bodem. Is zelfde principe als bij chauffage, het
kost wat energie om het water op te warmen, maar eens het warm heeft, blijft het
lang warm.
- Water wordt gebruikt als buffer omdat het zoveel energie kan opnemen voordat het
wat opwarmt.
- Latente warmte = energie nodig om van vl naar gas te gaan.
o Verdamping gebeurt continue zolang de lucht niet verzadigd is. Het is als
zweten voor planten. Het is een bescherming tegen de warmte.
 Als bodem uitdroogt  planten laten bladen hangen = minder
beschenen = minder verdamping.




1

, Aquatische ecologie


Hydrologische cyclus
Eerder al behandeld bij bronnen van water  zelfde cyclus.

Waterverontreiniging en biologische
kwaliteit
Water als ecosysteem
Water heeft twee vormen:
1) Stromend water = lotisch  rivieren, beken
2) Stilstaand water = lentisch  poel, vijver

Drie zones in water:
1) Open water: pelagische zone = limnetische zone
a. Grenzen = bodem, lucht en oever
b. Aanwezigheid: plankton (zwevend) en nekton (zelf bewegend).
c. # plankton  trofiegraad: # nutriënten in water.
2) Oeverzone: litorale zone
a. Aanwezigheid: planten en periphyton of aufwuchs = diertjes rond de planten
i. Diertjes periphyton = vast, kruipend of glijdend op substraat.
b. Kolonisatiegraad periphyton = saprobiegraad = graad organische belasting.
i. Graad verontreiniging onderverdeeld in 4 zones:
1. Polysaprobe zone = sterke vervuiling
2.  mesosaprobe zone = middelmatige vervuiling
3. ß mesosaprobe zone = mindere vervuiling
4. oligosaprobe zone = zuiver water.
ii. Organismen die daar voorkomen: …saproben
3) Bodemzone: benthos = profundale zone
a. Litorale benthos = eufotisch = veel belicht
b. Pelagische benthos = afotisch = weinig belicht
c. Bevat veel organismen: macro-invertebraten
i. Samenstelling macro-invertebraten = maat voor verontreiniging

Voedingsketens in water: meest compleet in een meer
Litorale en pelagische zone = volledig onafhankelijk van elkaar. Maar litorale en pelagische
zone hebben beiden een invloed op het benthos  alles wat in water leeft gaat uiteindelijk
dood en komt zo dan op de bodem terecht.
In rivieren: enkel een litorale keten, water stroomt in midden te snel en leven wordt direct iiii
iii iii ii. Ii weggespoeld.
In vijver en traag stromende wateren: litorale en pelagische keten

Metabolisme: is een kringloop waarbij drie types organismen een
rol spelen
1) Sediment-vormers: plankton dat te snel sterft  valt op
bodem en vormt nieuwe laag
2) Sediment-vernietigers: bacteriën  aeroob, kan anaeroob



2

, Aquatische ecologie

3) Sediment-vervoerders: tubificidae = drolletjes op strand Organisch materiaal is
opgegeten door wormpje, zand komt eruit = drolletje dat je ziet.

Plankton: - phytoplankton  org in water met chlorofyl = planten
Iii iii i I. I. - zooplankton  zweven in water, geen chlorofyl = dieren

Biologisch onderzoek en waterkwaliteit
 indirect: onderzoeken niet de bron vd vervuiling,
wel: welke organismen zijn er aanwezig  welke vervuiling is er dan

Indicator groepen = zijn er vissen? Aanwezigheid bepaald waterkwaliteit
Indicator soorten = zijn er steenvlieglarven?
Soorten = specifieker dan groepen.
Trilhaardiertjes: ciliata
Zweephaardieren: flagellaten
Groenwieren: chlorofyten
Kiezelwieren: diatomea

Biologische waterkwaliteit:
- Periphyton: # organisch materiaal, saprobiegraad
- Plankton = nutriënten = trofiegraad
- Macro-invertebraten = vervuiling = benthos

Plankton-onderzoek
Oligotroofwater = weinig nutriënten  50l water nemen
Eutroofwater = veel nutriënten  20l water nemen.
Seston + fixatief = om plankton te bewaren als het niet direct onderzocht wordt.
Soortenlijst opstellen door determinatie met microscoop: kwalitatief en kwantitatief

Soorten plankton
- Nanoplankton: kleiner dan 40 µm = niet tegengehouden door zeef
- Fytoplankton = 65 µm
o Cyanophyta = cya = blauwwieren
o Chlorophyta = chl = groenwieren
o Diatomeae = dia = kiezelwieren
o Conjugales = con = jukwieren
o Pyrrophyta = pantserwieren
o Euglenophyta = eug = geselwieren
- Zooplankton = 70-100 µm
o Rotifera = raderdiertjes
o Copepoda = roeipootkreeftjes
o Cladocera = watervlooien
- Trypton = dood op moment van staal name

Trofygraad bepalen: fytoplankton gebruiken: Nygaard formule:


3

, Aquatische ecologie

Cya+ Dia+C h l+ Eug
Q= 0-1 = oligotroof
Con
1-5 = mesotroof
5- = eutroof,  = hypertroof
Onderzoek van periphyton
Substraten worden verzameld en daarvan wordt het periphyton geschraapt. Substraten
kunnen natuurlijk (planten) of kunstmatig zijn (bakstenen in net). Men kan volgende zaken in
het periphyton vinden:
- Bacteriën
- Blauwwieren
- Kiezelwieren
- Groenwieren
- Ciliaten
- Amoeben
- Geselwieren
- Zooflagellaten
- Gelede wormen
- Raderdiertjes

Saprobie quotiënt:
C +3 D−3 A−B
S=
A+ B+C + D

C = chlorofyta + diatomeren  ß-mesosaproob water
Positieve indicatoren, producenten in eutroof water.
D = conjugales  oligosaproob water
A = ciliate  polysaproob water
B = euglenophyta  -mesosaproob water
S: tussen -3 en 3  3 = oligosaproob
1,5 = ß-mesosaproob Hoe hoger hoe beter  slechte componenten in
0 = ß,-mesosaproob water zijn minder aanwezig  minder invloed vh
-1,5 = -mesosaproob minteken op de postieve waarden.
-3 = polysaproob

Macro-invertebraten-onderzoek (De Pauw en Vannevel)
 tegen de stroom in stalen nemen.
Om organismen in net te krijgen  bodem woelen door te stampen op bodem = kick
methode sampling.
 oppervlakte van 20 m2 of voor bepaalde tijd stalen nemen.
 duur is afhankelijk vd # organismen in de omgeving  veel organismen is kleinere
iiiii iii i ii i duur, bij weinig organismen zal je langer blijven voor de staal name.
 staal genomen: door normzeven laten gaan.
 staal opdelen in verschillende fracties.
 wij willen macro-invertebraten: larven van insecten.
 gaan in ependorf per soort, kan met fixatiemiddel = ethanol, formaldehyde
 op naam brengen met stereomicroscoop
= familie bepalen, hoe lager in taxonomisch niveau, hoe beter
 nauwkeurigere tellingen

4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Rubyrups. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $11.72. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

85443 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling

Recently viewed by you


$11.72
  • (0)
  Add to cart