Een samenvatting van de complete examenstof voor het vak scheikunde op de havo.
Onderwerpen:
-Kennis van stoffen en materialen
-Kennis van chemische processen en kringlopen
-Ontwerpen en experimenteren in de chemie
-Processen in de chemische industrie
-Maatschappij en chemische technologie
Inhoud
1.DEELTJESMODELLEN .................................................................................................................................................... 2
2.SYMBOLEN .................................................................................................................................................................... 3
3.MOLECUULFORMULES ................................................................................................................................................. 4
4.ZOUTEN ......................................................................................................................................................................... 4
5.STRUCTUREN VAN KOOLSTOFVERBINDINGEN ........................................................................................................... 5
6.EIGENSCHAPPEN EN MODELLEN ................................................................................................................................. 6
7.BINDINGEN EN EIGENSCHAPPEN................................................................................................................................. 7
8.THERMOPLASTEN EN THERMOHARDERS.................................................................................................................... 9
9.STOFFEN EN GELEIDING VAN STROOM ....................................................................................................................... 9
10.CORROSIE .................................................................................................................................................................... 9
11.CHEMISCHE PROCESSEN .......................................................................................................................................... 10
12.ZUUR-BASE REACTIE ................................................................................................................................................ 10
13.REDOXREACTIE .......................................................................................................................................................................... 11
14.ESTERS ....................................................................................................................................................................... 12
15.CHEMISCHE REKENEN ............................................................................................................................................................. 12
16.ENERGIEBEREKENINGEN .......................................................................................................................................... 14
17.REACTIEKINETIEK ...................................................................................................................................................... 15
18.BEHOUDSWETTEN EN KRINGLOPEN ....................................................................................................................... 15
19.CLASSIFICATIE VAN REACTIES .................................................................................................................................. 16
20.CHEMISCHE VAKMETHODES .................................................................................................................................... 18
21.CHEMISCHE PROCESONTWERPEN .......................................................................................................................... 19
22.INDUSTRIËLE PROCESSEN ........................................................................................................................................ 20
23.GROENE CHEMIE ...................................................................................................................................................... 21
24.ENERGIEOMZETTINGEN ........................................................................................................................................... 22
25.CHEMIE VAN HET LEVEN .......................................................................................................................................... 23
26.MILIEUEISEN ............................................................................................................................................................. 25
,1.DEELTJESMODELLEN
Moleculen zijn opgebouwd uit atomen.
Atoom= kleinste deeltje van een scheikundig element dat nog de eigenschappen
van dat element heeft.
Een atoom bestaat uit een kern met protonen en neutronen, met daar omheen
een elektronenwolk met elektronen.
De grootte van een atoom wordt bepaald door de elektronenwolk. Protonen
bevinden zich in de atoomkern en elektronen aan de buitenkant van atomen. Dit
model wordt het atoommodel van Rutherford genoemd→
Naast het atoommodel van Rutherford bestaat het atoommodel van Bohr. Het
atoommodel van Bohr gaat nog steeds uit van een atoomkern met protonen en
neutronen, maar in dit model verschilt de opbouw van de elektronenwolk. In het
atoommodel van Bohr bestaat de elektronenwolk uit verschillende
elektronenschillen.
Elektronenschil= een denkbeeldige baan om de atoomkern, waarin zich de
elektronen bevinden.
Niet elke schil bevat evenveel elektronen. De eerste schil, ook wel de K-schil
genoemd, bevat maximaal 2 elektronen.
K-schil → 2 elektronen
L-schil → 8 elektronen
M-schil → 18 elektronen
Dit gaat zo door tot een maximum van 32 elektronen.
Hoe verder de elektronenschil zich van de kern van het atoom bevindt, hoe meer elektronen deze
heeft.
Elektronenconfiguratie= de manier waarop de elektronen zich hebben verdeeld over de schillen.
Deze bepaalt samen met het aantal elektronen in de buitenste schil, welke chemische eigenschappen
een element bezit.
Protonen zijn positief geladen, elektronen zijn negatief geladen en neutronen hebben geen lading,
dus zijn neutraal. Neutronen zorgen ervoor dat de positief geladen protonen (in de kern), die elkaar
afstoten toch bij elkaar blijven. Een neutraal geladen atoom heeft evenveel protonen als elektronen.
Een atoom is dus elektrisch neutraal, omdat de totale positieve lading evenveel is als de totale
negatieve lading.
Door het aantal elektronen te veranderen is het echter ook mogelijk om een atoom een lading te
geven. Als er elektronen bij komen of afgaan in de elektronenwolk, wordt het atoom geladen. Het
atoom wordt dan een ion genoemd.
Ion= een deeltje met een elektrische lading.
Er zijn twee soorten lading: positieve en negatieve lading. Een positief ion heeft minder elektronen
en een negatief ion heeft meer elektronen dan het aantal protonen dat in het overeenkomstige
atoom voorkomt. lonen kunnen alleen ontstaan doordat er elektronen aan een atoom worden
toegevoegd of daaruit worden verwijderd.
Als je het hebt over een ion, vergeet dan niet de naam ion te gebruiken. Na (natrium) is niet
hetzelfde als Na+ (natriumion). De lading van een ion staat rechtsboven de ionformule. Al3+ is een
positief geladen aluminiumion met een tekort aan 3 e-.
Elk atoom heeft een uniek aantal protonen in de kern. Dit is het atoomnummer. Bij een elektrisch
neutraal atoom is het atoomnummer gelijk aan het aantal elektronen.
, Massagetal= de som van het aantal protonen en neutronen.
Isotopen= atomen van hetzelfde element, maar met een verschillend aantal neutronen verschilt. Een
isotoop is dus eigenlijk een variant van dezelfde atoomsoort.
Om isotopen te onderscheiden wordt de notatie massagetal elementsymbool gebruikt. Of
elementsymbool-massagetal.
Element= een stof die niet meer verder kan worden ontleed. Hij bestaat dan uit slechts één soort
atoom.
Er zijn momenteel 118 verschillende elementen bekend.
Periodiek systeem= een tabel meteen systematische weergave van alle scheikundige elementen. De
elementen staan gerangschikt naar opklimmend atoomnummer.
De elementen in dezelfde groep hebben overeenkomstige eigenschappen. De metalen staan links in
het periodiek systeem en de niet-metalen staan rechts, met als uitzondering waterstof.
Groep= een verticale rij uit dit systeem.
Periode= een horizontale rij.
Transurane elementen= elementen die niet van nature op aarde voorkomen. Dit zijn alle elementen
met een atoomnummer hoger dan uranium (92). Deze elementen komen niet op aarde voor en
kunnen alleen door middel van kernreacties synthetisch worden vervaardigd.
2.SYMBOLEN
Er bestaan zoveel stoffen, dat de naamgeving van deze stoffen wereldwijd voor iedereen gemakkelijk
herkenbaar moet zijn. In Binas tabel 66D kun je de regels hieromtrent vinden.
Symbolen van niet-metalen:
Niet-metaal Symbool Niet-metaal Symbool
Argon Ar Koolstof C
Broom Br Neon Ne
Chloor Cl Silicium Si
Fluor F Stikstof N
Fosfor P Waterstof H
Helium He Zuurstof O
Jood I Zwavel S
Symbolen van metalen:
Metaal Symbool Metaal Symbool
Aluminium Al Lithium Li
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller saen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.65. You're not tied to anything after your purchase.