Samenvatting van het handboek met screenshots van de slides (grafieken), eigen notities, tekeningen,...
Zonder p242-268 en p131-147 (te theoretische delen die niet de moeite waren om samen te vatten)
Hoofdstuk 1: Financiële architectuur ontstaat niet spontaan
1.2 Schuld en ruil liggen aan de wieg van onze beschaving
Primitieve volkeren:
- Primitieve sharing economy:
o Eerste welvaartsmaatschappij en niet een overlevingseconomie omdat de
prehistorische mens zijn behoeftes kon voldoen.
o Jager-verzamelaars
- Gifteconomie:
o Plicht om iets te geven, te aanvaarden en iets meer teruggeven (intrest)
o You owe me, I owe you (IOU), er is een schuld
o Primitieve volkeren
- Ruileconomie:
o Werd gebruikt tussen 2 onbekende mensen. ‘Trade and walk away’
1.3 Landbouw leidt tot eigendom, handel, vermogen, belasting, geld en lenen
10 000 – 8 000 v.Chr: Domesticatie van dieren en gewassen. Ontstaan eerste steden is Mesopotamië
6 000 v.Chr: Sedentatie (= op een vaste plaats wonen) Er is privébezit, behoefte aan arbeidsverdeling
en organisatie
De volgende 3 000 jaren: Landbouw verplaatst zich door irrigatie, het wiel, de ploeg
Neolithische revolutie: Overgang van kleinschalige domesticatie en landbouw naar grootschalige
landbouwhandel.
Technische evolutie: Stenen gereedschappen vervangen door metalen.
Door agrarische levensstijl steken mensen veel tijd en moeite in 1 stuk land, hierdoor raakt het
concept van persoonlijke eigendom. Dit zorgde voor een verandering in het principe van delen.
Eerste vorm van vermogensopbouw: Ontstaan van verschillende maatschappelijke standen doordat
sommige landbouwers in staat waren om meer voedsel te produceren dan ze nodig hadden.
Succesvollere landbouwers moesten fysiek niks doen.
Beschavingen kenmerkten zich door
- Urbanisatie
- Territoriale soevereiniteit die militair verdedig werd
- Sociale stratificatie in de elite, hogere burgers en lagere burgers. De elite financierde zichzelf
door belastingen
- Langeafstand handel voor niet dagdagelijkse goederen. Hierdoor ontstaan nieuwe
ambachten waardoor mensen levensonderhoud begonnen te voorzien buiten de landbouw.
- Boekhouding & contracten ,vroeger op kleitabletten
- Geld ontstaan als sociaal geaccepteerde intermediaire objecten.
o Oplossing voor het probleem van de niet samenvallende behoeften tussen
ruilpartners
, o Het aantal ruilverhoudingen daalt van N(N-1)/2 naar N-1
- Lenen ontstaat. Soms met intrest. Intrest was vaak een geleverde dienst. Leningen
opgeschreven op kleitabletten
- Risicospreiding en verzekeringscontracten door zeevaart. Als je wou varen moest je
verzekering aangaan (= de bodemerij), als uw schip/ lading verloren ging moest je het niet
betalen. Vermeld in Codex van Hammurabi
1.4 Munten en een eerste vorm van financiële intermediair
Ruilhandel is moeilijk omdat niet iedereen dezelfde ruilverlangens heeft.
Oplossing: Egyptenaren gebruiken Shat en deben (waarde in relatie tot goud) als rekeneenheid voor
schulden. Ze betaalden lonen uit in graan. Goederengeld: een goed dat als rekeneenheid en als
opslagmiddel en als ruilmiddel gebruikt kan worden. Geld was numerair (GGD waarin je kunt delen,
bv de euro)
Munten ontstaan in 7de eeuw v.C in China en Turkije(Lydie). Bij transacties tussen 2 onbekenden was
goud niet altijd een goede betaalmiddel omdat er onzekerheid was over de zuiverheid en gewicht. In
Lydie gaf de staat gouden munten uit zodat er garantie was voor zuiverheid en gewicht. Hierdoor
ontstaat het eerste munthuis. Het Lydische rijk uit tot internationale handelscentrum. Er was een
goudstandaard, (een monetair systeem waarbij de munt in een vaste verhouding gekoppeld wordt
aan goud) Koning Croesus van Lydie werd rijk door goud.
De Grieken hielden munten bij als politiek signaal, er werd gespaard. Ze gebruikte de vorige vormen
van architectuur (lenen, bodemerij…) en innoveerde ze met de eerste vorm van financiële
intermediatie. Er zijn geschriften waarin bankiers deposito’s ontvingen.
De Romeinen innoveerden op financieel gebied amper.
1.5 Handel doet het eerste chartaal geld en overdraagbaar handelspapier ontstaan
Na het jaar 1000 ontstonden veel nieuwe steden in Europa door ontwikkeling in handel & nijverheid.
In Noord-Italië ontstaat de eerste universiteit. Leonardo van Pisa(Fibonacci) introduceerde de
Arabische getallen. Luca Bartolomeo de Pacioli introduceerde het dubbel boekhouden. Italië kreeg
door deze technieken een voordeel.
Kopmannen (internationaal actief) gebruikten agenten die op commissieloon voor hem werkten. De
handel kwam doordat Karel de Grote in heel zijn rijk een uniforme rekenmuntenstel gebruikte en
particuliere muntateliers bande. Het stelsel was gebaseerd op drie munteenheden: pond, schelling,
zilveren penning. De eerste 2 bestaan enkel in de boekhouding, met de derde werd er effectief
betaald. Na de dood van Karel konden de particuliere muntateliers terug beginnen met als gevolg
(samen met het gebrek aan zilver) dat het gewicht aan zilver in de penning daalden.
Ontstaan jaarmarkten bv Champagne door interregionale handelsverkeer tussen Vlaanderen en
Noord-Italië. Dit waren ontmoetingsplaatsen voor koopmannen. Er ontstaat een zwaardere zilveren
munt (genaamd ‘de groot’) die de penning vervangt. Er ontstaat vraag naar gouden munten. Er was
nood aan monetaire specialisten ;de wisselaars. In de 7de eeuw ontstond er papier geld in China,
door Marco Polo kwam het naar het westen.
Chartaal geld ontstaat doordat mensen hun munten deponeerden bij de wisselaars in ruil voor
certificaten. Bank komt van het Italiaan Banca omdat wisselaars aan banken munten inspecteerden.
Na 1350 kwam er een bankrun door het opvragen van deposito’s door paniekerige klanten, dit
zorgden voor de eerste bankroeten.
,Op jaarmarkten ontstaat een andere vorm van chartaal geld: Jaarmarktbrief (later wisselbrief). Dit
was een handelsdocument uit de 13e eeuw dat vergelijkbaar is met de wissel maar waarvan de
uitbetalingen enkel op een jaarmarkt kon plaatsvinden (in geld of in natura). Op jaarmarkten hielden
handelaars een lijst bij met hoeveel geld ze moesten betalen en ontvangen, ze maken een saldi
(clearing) zodat er niet veel betalingen moesten gebeuren. Een betaling (settlement) kon gebeuren
in munten of door wissels. Clearing en statement waren kredietvormen. Men mocht geen rente
vragen maar als de transacties internationaal waren met de wissels kon men de koersen veranderen
om zo een soort van rente te ontvangen.
De actieve transcontinentale handel waarbij de koopman zich verplaatsen tussen Vlaanderen en
Italië verminderde tegen het einde van de 13de eeuw door de restrictieve handelspolitiek van Filips
IV. Het belemmerde de zeevaart. Kopmannen vestigden zich vanaf nu in 1 gebied en
communiceerden via brieven. De koopman begon wisselbrieven te kopen en verkopen met de
speculatie op wisselkoersen, hierdoor kregen ze de naam koopman-bankier. De koopmannen
werden bankiers, niet de geldwisselaars.
1.6 Het ontstaan van financiële markten
De Italianen introduceerden de eerste obligaties. Obligaties zijn een vorm van leningen waarbij de
ontlener leent van een groep uitleners. In de 13de eeuw waren er overdraagbare obligaties(prestiti)
De obligatiehouders werden vroeger geregistreerd (ze kregen geen certificaten zoals nu) hierdoor
bestond er een secundaire markt indien je uw obligaties wou doorverkopen. De prestatief hadden
geen vervaldag. Er moest elk jaar rente betaald worden.
Brugge was kruispunt voor twee grote handelsnaties: Noord-Italië en het Duitse Hanze. Brugse
herbergiers namen de rol op als makelaar. De familie Van Der Buerse hebben sinds de 13de eeuw een
pleintje, daar is de pace to be voor internationale handelaars. Rond 1400 ontstonden op vaste
tijdstippen een geldmarkt waar alle wisselkoersen genoteerd werden. De belangrijke
wisselhandelaars waren op het pleintje.
Een natie was een verenging van buitenlandse kooplieden. Ze kochten of huurden hun eigen
gebouwen, natiehuizen. Op het plein kwamen ze handel drijven.
In de 16de eeuw was er een Antwerpse beurs, die op schrift was gesteld. Hierdoor verschoof het
financieel centrum van Brugge naar Antwerpen. Men zag in dat handelen in papier (dat de goederen
vertegenwoordigden) makkelijker was dan handelen in de goederen zelf. Men wou deze contracten
regulieren, er ontstaat handel in termijncontracten.
Antwerpen verloor zijn rol als financieel centrum door Amsterdam. Door de sluiting van de schelde
en da val van Antwerpen. In de 17de eeuw werd Amsterdam welvarend.
Overheidsobligaties ontstaan in England om de oorlog tegen Frankrijk te financieren.
Londense markt was liquider dan de Nederlandse. Nederlanders gaven kortlopende obligaties uit die
jaarlijks verlengd werden maar waarbij de beleggers het recht had van verlenging af te zien. De
Engelsen emitteerden consols, dit zijn perpetuele obligaties die niet konden worden opgevraagd
door beleggers. Er is dus nood aan een goedwerkende secundaire markt. Italianen gaven leningen uit
zonder looptijd (perpetuals). Nederlanders vonden gebrek aan liquiditeit geen nadeel omdat ze liever
coupons hadden die dichtbij werden betaald in plaats van een centrale plaats. In het 17de eeuw werd
er in Nederland geleend met overheidspapier als onderpand.
,Vormen van obligaties:
- Obligatiën (korte termijnobligaties aan toonder)
- Lijftenten (Gedurende het leven van de begunstigen jaarlijkse renten geven)
o Hier waren actuariële technieken voor nodig omdat ze de staat veel geld kostte.
- Losrenten (Obligaties op naam die een jaarlijkse coupon uitbetaalden)
In Nederland, 17e eeuw organiseerden ze de handel in India via een afzonderlijke rechtspersoon:
Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC).
Succesvol door:
- Kleine risico op onteigening door overheid
- Bescherming van de rechtspersoon tegen opvraging kapitaal door investeerders
- Het verhandelbaar maken van deelbewijzen
o Investeerders konden hun kapitaal niet terugkrijgen van de VOC, maar wel door
deelbewijzen te verkopen op de secundaire markt.
o VOC bracht het concept van een effect, een verhandelbare deelbewijs in vorm van
een aandeel
o In 1606 ontstaat effectenbeurs in Amsterdam
▪ Hiermee kon men financieren door het openbaar spaarwezen (het ruime
publiek)
▪ Eerste dividend uitbetaald in foelie(specerij), dan in peper, dan in cash
Eerste aandelencrash in 1692 ➔ bedrijven verdwenen en er kwam reglementering. Proprietary
trading werd verboden.
Eerste aandelenzeepbel in 1720 ➔ na opkomst South Sea Company (England), Mississipi Company
(Frankrijk)
Eerste beleggingsfonds in 1774 ➔ naam: ‘Eendrag maakt Magt’ in Amsterdam. Niet succesvol.
Eerste loterijleningen in 1694 ➔ in England, succesvol dus gekopieerd door Nederland in 1709.
1.7 Het ontstaan van een centrale bank
Eerste (voorloper) centrale bank in 1609, Amsterdamse Wisselbank. Ze taxeerde munten en
wisselde ze uit voor betrouwbare guldens. In plaats van de guldens uit te betalen konden kooplieden
rekeningen openen: ontstaan giraal geld. Grote betalingen moesten verplicht via de wisselbank.
➔ Geen lender of last resort (zie H18)
Eerste (echte) centrale bank in 1668, Zweedse Riksbank. Gaven leningen uit aan de overheid en
diende als clearing instrument voor handelsschulden.
Bank of England (1694) moest ook overheidspapieren op kopen.
Banque de France (1800), opgericht door Napoleon om hyperinflatie onder controle te krijgen.
➔ Deze 3 wel lender of last resort
Bankbiljet evolueerde uit de wisselbrief. In West-Europa (1661) bracht Bank van Stockholm eerste
bankbiljet in omloop. De eerste keizer van Chinese Ming-dynastie gaf als eerst papiergeld(was maar
langs 1 kant gedrukt) uit. Er was vertrouwen in biljetten omdat ze altijd ingeruild konden worden
tegen munten.
, Hoofdstuk 2: Bouwstenen van financiële architectuur
2.3 Financiering
2.3.1 Directe financiering via Financiële Markten
2.3.1.1 Directe en semidirecte financiering
Financiering tussen behoevende en spaarder kan rechtstreeks gebeuren via Financiële markt.
Directe financiering zorgt voor rechtstreekse juridische band tussen kredietnemer en kredietgever.
Dochterbedrijf van rechtstreeks van moederbedrijf lenen: intercompany loans, er ontstaan interne
financiële markten. De financiering staat vast in contracten.
Bij vennootschappen is er ook directe financiering, de oprichters financieren in ruil voor aandelen. Bij
financiering krijg je een effect (een al dan niet verhandelbaar beleggingsinstrument). Het erkent de
schuld van de onderneming t.o.v. aandeelhouder.
De emissie van aandelen of obligaties is directe financiering met financiële tussenpersoon. De
tussenpersoon ontvangt een fee. Door tussenpersoon spreekt men van semidirecte financiering.
Nog een voorbeeld is crowdfunding (Buisness angel netwerk)
2.3.1.2 Tussenpersonen
Types tussenpersonen:
- Dealer (commissionair)
o Verhandeld in rekening van een klant
o Hebben de rol van liquiditeitsverschaffer
▪ Een onderneming kan een liquiditeitsverschaffer aanstellen bij aandelen om
de koers te ondersteunen en ervoor te zorgen dat er altijd transacties
mogelijk zijn.
- Broker (makelaar)
o Verhandeld voor eigen rekening.
- Broker-dealer
o Verhandeld voor eigen rekening en in rekening van een klant
2.3.1.3 Typologie van de financiële markten
Marktplaats is een fysieke plaats de markt is abstract
Indeling financiële markten
- Primaire secundaire markt
o Primaire markt: de emissie markt waarop het financieel instrument tot leven komt,
op de primaire aandelenmarkt koop je het aandeel van de emittent
o Secundaire markt: de circulatie markt, je kan hier “tweedehands” verkopen. Op de
secundaire aandelenmarkt koop je het aandeel van een andere belegger
- Geldmarkt kapitaalmarkt
o Geldmarkt: Financiële activa met looptijd <1 jaar, men gebruikt enkelvoudige rente
o Kapitaalmarkt: Alle andere instrumenten, men gebruikt samengestelde rente
- Leningmarkten effectenmarkt
o Leningmarkten: Hier worden individuele leencontracten afgesloten en verhandeld
o Effectenmarkt: Omvatten effecten op naam en gedematerialiseerde effecten bv.
Aandelen en obligaties
,- Beursmarkten buitenbeursmarkten
o Beursmarkten: een officieel erkende gereglementeerde markt waar vraag en aanbod
samenkomt
o Onderhandse/ buitenbeursmarkten/ Over The Counter markt(OTC): Hier kunnen
effecten van eigenaar veranderen, bv. De valutamarkt
- Vloerhandel schermenhandel
o Vloerhandel/ pit trading: Handelaars ontmoeten elkaar fysiek
o Schermenhandel/ flash trading: Dit is sneller
- Prijs gedreven order gedreven markten
o Prijs gedreven markt: De makelaars maken op aanvraag de bied- en laatkoersen
bekend waartegen ze willen handelen.
▪ Biedkoers: koers waartegen de tussenpersoon wilt verkopen
▪ De klant vraagt gewoon een prijs, maar zegt niet of hij daartegen wilt kopen
of verkopen. De belegger draagt een bijkomende transactiekost: de bid-ask
spread (het verschil tussen de bied en los prijs)
o Order gedreven markt: Elke dag gaat men fixen, waarbij de organisator van een
markt aankooporders probeert te matchen met verkooporders.
▪ Enkele fixing: 1x per dag fixen
▪ Dubbelde fixing: 2x per dag fixen
▪ Semi-continue fixing: een fixing wanneer een bepaalde hoeveelheid orders
in het orderboek beschikbaar is
▪ Continue fixing: Na het invoeren van elke transactie kijken of een transactie
mogelijk is
- Contantenmarkten markten voor afgeleide financiële producten
o Contantenmarkt: de transacties worden onmiddellijk uitgevoerd
o Markten voor afgeleide financiële producten: De koper heeft plicht/ recht om in de
toekomst de koop/ verkoop uit te voeren
- Nationale internationale markten
o Nationale/ internal markt: markt waarop binnen een land effecten worden
verhandeld. Ze noteren beiden in België
▪ Binnenlandse/ domestic markt: Een Belgisch bedrijf die op de Belgische
beurs staat
▪ Buitenlandse/ foreign markt: Een buitenlands bedrijf dat in België noteert.
o Internationale/ externe markt: Emissies in een andere munt dan deze van het land
waar het product wordt aangeboden, bv. Euro-obligaties
- Open gesloten markten
o Open markt: Er is vlot toegang tot de markt
o Gesloten markt: Wanneer toegang belemmerd wordt: bv. Nationaliteit
- Gereglementeerde niet-gereglementeerde markten: Een beurs is gereglementeerd, OTC-
handel kan bij beiden horen.
- Bilaterale multilaterale handel
o Bilateraal: OTC-handel wordt georganiseerd rond een dealer, je kan altijd een
prijsquotering aan die persoon vragen. De handel verloopt bilateraal zonder
transparantie naar de markt toe. Je kan transparantie krijgen door aan meerdere
dealers prijzen te vragen. Dealers kunnen wel transparant zijn door hun bied- en
laatkoersen op een lijst te zetten (electronic bulletin board)
o Mulitaterale handelsplatform (Multilateral trading facility, MTF) immiteert de
beurs. De onderneming die het platform beheert treeds op als broker. Iedereen kan
, prijsquoteringen in het platform brengen en vervolgens mee handelen. Men spreekt
van een lit pool als er pre- en post transparantie is. Als MTF zich als tegenpartij plaats
tussen elke kopen en verkoper hebben we een central counterparty (CCP)
De MIFID (Markets in Financial Instruments Directive) is een Europese richtlijn die
beleggersbescherming centraal zet en ervoor zorgt dat de klanten de best mogelijke prijzen krijgen
(best execution) en dat financiële spelers dat moeten documenteren
Een jungle aan orders
- Beursorder: de hoeveelheid van een financieel instrument. Geldig tot geldigheidsdatum. Kan
met of zonder limiet worden ingebracht
- Limietorder: De koper (verkoper) geeft de hoogste (laagste) koers waartegen hij bereid is te
kopen (verkopen). Er is geen garantie dat de order uitgevoerd wordt. Als er een order is
zonder limiet dan heb je keuzen tussen:
o Order tegen openingsprijs: De order moet bij opening uitgevoerd worden. Als
slechts een deel uitgevoerd kan worden dan gaat de resterende waarde door als een
limietorder tegen openingskoers
o Order tegen marktprijs: Wordt met zekerheid uitgevoerd tegen de op dat moment
best beschikbare prijzen.
2.3.1.4. Enkele functies van financiële markten
- Prijsbepaling:
o Prijzen worden bepaald zodat enkel rendabele projecten worden gefinancierd.
o Arbitrage is belangrijk voor de werking van financiële markten, je neemt hier op 1
tijdstip verschillende posities in waarbij je met zekerheid winst krijgt.
▪ Bv. Locationele arbitrage, je koopt een effect in Franksfurt en je verkoopt
het direct met winst door in Brussel.
o Handelaars kunnen effecten shorten. Dit is het verkopen van een aandeel die je niet
hebt maar geleend hebt. Je betaald een lease rent om aandelen te kunnen lenen. Je
speculeert dat de prijzen dalen.
- Liquiditeitsverschaffing: Financiële markten verschaffen liquiditeit zodat de kredietnemer
makkelijk aan financiële middelen kan geraken. IOU’s worden verhandelbaar. Beleggers
kunnen hun financieel activa voor hun vervaldag terug te gelde maken. Kredietnemers
kunnen schulden vervroegd aflossen
- Beperken van zoek- en informatiekosten:
o Zoekkosten: Kosten die de belleger heeft door het zoeken van de beste voorwaarden
▪ Expliciete kosten: Bv. Advertenties gebruiken
▪ Impliciete kosten: Bv. Het te laat plaatsten van beleggingen
- Mogelijk maken van risico transfers
, 2.3.1.5. Markt efficiëntie
Wisdom of crowds: Wanneer meningen over een financiële markt onafhankelijk van elkaar
geformuleerd worden. Een groep kan iets weten dat een andere groep niet weet.
Markt efficiëntie: De mate waarin financiële markten informatie absorberen. De
efficiëntiemarkthypothese neemt aan dat bepaalde informatie in de koersen niet nuttig is om een
koersvoorspelling te maken.
- Zwakke vorm van markt efficiëntie: Op basis van de geschiedenis kunnen er geen
voorspellingen gemaakt worden
- Semi-sterke vorm: De informatie die publiek gemaakt wordt, onmiddellijk door de koers
geabsorbeerd wordt. Een belleger gaat dus geen goede strategie vinden op basis van
publieke informatie.
- Sterke vorm: De informatie van de insiders zit al verwerkt in de koersen. Ze moeten hun aan-
en verkopen publiek maken waardoor het publiek de richting van de insiders weet.
2.3.2 Indirecte financiering
2.3.2.1. Traditionele financieringskanalen
Bij semidirecte financiering trad de tussenpersoon op rekening van de partijen. De tussenpersoon bij
indirecte financiering neemt zelf een positie in. Bij semidirecte kreeg de tussenpersoon een
commissie die op zijn resultatenrekening te zien is. Bij indirecte financiering voelt de tussenpersoon
ook invloed op zijn balans. Indirecte financiering is het aantrekken van fondsen bij deposanten en in
het verstrekken van kredieten. De aangetrokken middel zie je op de passiefzijde, daar zijn de
financieringsbronnen van de kredietverschaffer. De verstrekte leningen zullen op de actiefzijde zijn
onder vorderingen. Kredietinstellingen zijn instellingen die klantendeposito’s transformeren naar
kredieten.
2.3.2.2. Schaduwbanken
Schaduw of parallel bankieren is het systeem van kredietintermediatie van entiteiten en activiteiten
buiten het reguliere bankwezen. Kenmerken: Transformeren van deposito’s in kredieten
looptijdtransformatie, liquiditeitstransformatie.
2.3.2.3. Functies
Indirecte financiering brengt veel transactiekosten met zich mee. Directe financiering is in de praktijk
moeilijk omdat niet alle deelnemers in de markt over dezelfde informatie beschikken. Hierdoor
kunnen financiële intermediairs hun toegevoegde waarde bieden.
- Oplossers van informatie-asymmetrie. Financiële intermediairs verminderen de zoek- en
transactiekosten. Kredietinstellingen specialiseren zich in kredietanalyse.
- Financiers vervullen een vertrouwensfunctie. De kredietaanvragers moeten niet vrezen dat
zijn concurrenten dit te weten komen
- Financiële ondernemingen poolen financiële middelen en gaan die op een efficiënte manier
beleggen. Daardoor kunnen kleine bedragen grote bedragen worden.
- Financiële ondernemingen transformeren de looptijd en risicograad van fondsen. Deposito’s
zijn direct opvraagbaar terwijl verstrekte leningen makkelijk een looptijd van 20 jaar hebben.
- De liquiditeiten van fondsen worden getransformeerd. Bv. Transformatie van verhandelbare
kasbon naar een krediet die niet liquide is.
, 2.3.3. Directe of indirecte financiering: een beleidskeuze?
Het maakt niet uit met welke contracten zich financieren. Zolang dat de contractuele relatie op een
efficiënte manier verloopt zou er geen veranderingen moeten zijn in economische groei.
2.4 Verschuiven van financiële risico’s
Risico kan je
- Delen: bv. Bodemerij. Je spreidt risico onder meerdere beleggers.
- Verminderen door je portefeuille te diversifieren
- Verschuiven Bv. Verzekeraars.
2.5 Extra eigen notities
De economie kan je indelen in 2 groepen. De Haves en de Have-nots. De haves hebben een
vermogen, bijvoorbeeld de gezinnen kunnen in totaal een vermogen hebben van 1000bn. Euro. De
have-nots bestaan uit bedrijven (400bn.), overheid (400bn.), en het buitenland (200bn.). De haves en
de have-nots bezitten dus evenveel. Bij de have-nots is het vreemd vermogen groter dan hun eigen
vermogen. De financiële economie beschrijft hoe de economie geld verplaatst van de haves naar de
have-nots.
Bij directe financiering vragen tussenpersonen een commissie om het geld over te schrijven van de
haves naar de have-nots. De commissie komt op die hun resultaten rekening: ‘’hit the money and
run’’
Bij indirecte financiering vloeit het geld door kredietbanken. De haves zetten hun geld op de
deposito’s, dat geld komt op de passiefzijde van de balans van de bank. Met had geld geeft de bank
krediet aan de have-nots, dit komt op de actiefzijde van de bank. Het verschilt tussen de rentekost en
rente-inkomst is de rentemarge voor de bank.
Bij schaduwbanken loopt het geld niet door krediet instellingen.
Ijsbergorder: De echte omvang van een order is niet direct zichtbaar. Als je 10 aandelen besteld dan
wordt eerst een bestelling van 5 aandelen getoond en vervolgens de andere 5.
, Hoofdstuk 3: De spelers van de financiële economie
3.1 Intro
Het netto vermogen is de activa min de schulden. De activa bestaat uit reële activa (goederen die
hun waarde ontlenen aan hun fysiek karakter) en financieel activa
3.2 De gezinnen
Als een persoon een zelfstandige zaak start dan is de zaak een reëel activum voor de persoon. Als hij
een vennootschap start dan zondert gij een deel van zijn privévermogen af en krijgt hij aandelen
(financieel activa) in de plaats. Als hij een eenmanszaak start dan wordt de beroepsactiviteit niet
gescheiden van zijn privévermogen. De goederen die hij koopt om zijn beroep te kunnen uitoefenen
wordt een privé- en een reel activum.
Spaarrekening is direct opvraagbaar maar je kan er niet mee betalen. Termijnrekeningen zijn niet
direct opvraagbaar voor een bepaalde termijn.
Instrumenten voor collectieve belegging zijn beleggingsfondsen, de fondsbelegger belegt het geld in
een gespreide portefeuille om risico te verspreiden. Bij open fondsen kan de belegger zijn geld altijd
terugvragen. Gesloten fondsen latend dat niet toe. Je kan wel het bewijs van deelneming van het
gesloten fonds doorverkopen aan een andere belegger.
Bij uitgifte van een aandeel staat de belegger zijn geld permanent af aan een rechtspersoon en kan
enkel zijn geld terugkrijgen door het aandeel door te verkopen. De aandeelhouder bezit een deel van
de activa van de rechtspersoon.
Een obligatie is een lening waarbij de emittent het leenbedrag opsplitst in kleinere coupures die
verkocht worden aan beleggers. Het is een verhandelbaar effect.
De waarde van de vermogensbalansbestanddelen veranderen steeds door waard schommelingen in
de activa en passiva en door toevoegingen en onttrekkingen.
Gezinnen hebben drie potentiele inkomstenbronnen: arbeid, kapitaal en transfers(pensioenen,
uitkeringen, vervangingsinkomen)
Vermogensregisters zorgt ervoor dat vermogens moeilijker te verstoppen zijn, hier moet u zich
inschrijven als je recht hebt op winsten van een bepaalde onderneming (bv. Uw winst uit aandelen).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller uastudent2018. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.88. You're not tied to anything after your purchase.