Samenvatting van de gehele leerstof (boek en aantekeningen) voor het Scheikunde CE.
Met behulp van deze samenvatting ben ik cum laude afgestudeerd van het vwo! Dit document bevat een samenvatting van de gehele examenstof, die je nodig hebt voor jouw vwo eindexamen. Het document bevat de deze hoo...
CE Scheikunde
H1. Basis scheikunde uit de derde klas
Stoffen zijn mengsels of zuivere stoffen. Een heldere vloeistof is een oplossing. Als een vloeistof
troebel is krijg je een suspensie (fijn verdeelde vast stof door een vloeistof) of een emulsie (twee
vloeistoffen die onderling niet mengen). Deze twee ontmengen na verloop van tijd. Een
emulgator voorkomt dat een emulsie ontmengt. Een zuivere stof heeft een smeltpunt en
kookpunt. Een mengsel heeft een smelttraject en kooktraject. Met een scheidingsmethode kan je
mengsels scheiden in zuivere stoffen.
Methode Gebruiken bij Berust op
Filtreren Suspensie Verschil in deeltjesgrootte
Indampen Oplossing van een vaste stof in Verschil in kookpunt
een vloeistof
Destilleren Oplossing van twee Verschil in kookpunt
vloeistoffen
Adsorberen Oplossing Aanhechting aan een oppervlak
Extraheren Vaste stoffen, suspensie en Oplosbaarheid in extractiemiddel
emulsie
Chromatograferen Oplossing Aanhechten aan een oppervlak of
meegaan met de loopvloeistof
De molecuulformule geeft aan welke soort atomen en hoeveel van elke soort in een molecuul
van die stof aanwezig zijn. In de systematische naam geef je de samenstelling van een molecuul
weer. Tussen moleculen zitten vanderwaalskrachten.
Er zijn drie soorten chemische reacties:
Ontledingsreactie: één beginstof verdwijnt en er ontstaan meerdere reactieproducten.
Vormingsreactie: meerdere beginstoffen verdwijnen en er ontstaat één reactieproducti.
Verbrandingsreactie: een beginstof reageert met zuurstof en als reactieproducten
ontstaan de oxiden van de elementen van de beginstof. Bij koolwaterstoffen (enkel C en
H) ontstaan CO2 en H2O.
Bij een chemische reactie is er ook altijd een energie effect. Bij een exotherme reactie komt
energie in de vorm van warmte vrij Als de reactie op gang is gebracht gaat deze vanzelf door. Bij
een endotherme reactie is voortdurend energie nodig om de reactie op gang te houden.
Veel reacties zijn endotherm. Warmte als toegevoerde energie -> thermolyse. Elektriciteit als
toegevoerde energie -> elektrolyse. In een reactievergelijking zorg je ervoor dat de stoffen in de
juiste verhouding opgeschreven zijn -> goede coëfficiënten. Coëfficiënten geven aan hoeveel
moleculen er nodig zijn om de reactie te laten kloppen.
H2. De aarde: onze hofleverancier
Mineralen zijn delfstoffen die in de aarde voorkomen. Een erts is een gesteente waarin een
bepaald metaal is opgeslagen. De fossiele brandstoffen aardolie, aardgas en steenkool zijn
ontstaan uit planten- en planktonresten. Fossiele brandstoffen zijn energierijke stoffen.
1
,In het Periodiek Systeem der Elementen wordt de massa van de atoomsoort horizontaal (in
perioden) steeds groter. Hier zijn de elementen geschikt op atoomnummer. De metalen uit
groep 1 zijn de alkalimetalen, de elementen uit groep 17 heten halogenen en de elementen uit
groep 18 zijn de edelgassen. Verticaal staan de op elkaar lijkende atoomsoorten. Een atoom
bestaat uit een kern met positieve protonen en neutrale neutronen. Op een afstand van de kern
zit een wolk met negatieve elektronen -> elektronen.
Het atoomnummer geeft het aantal protonen in de kern, en daarmee de lading van de kern aan.
Het totaal van het aantal protonen en neutronen in de kern is het massagetal. Het aantal
protonen bepaald de atoomsoort. Het aantal elektronen is altijd net zo groot als het aantal
protonen. Het aantal protonen is het atoomnummer. De neutronen stabiliseren de kern. Het
aantal neutronen = massagetal – alle protonen.
Als het aantal protonen en elektronen van twee atoomsoorten gelijk zijn, maar het aantal
neutronen niet, dan heb je te maken met een isotoop (C – 12 en C – 14). Ze hebben hetzelfde
atoomnummer, maar een ander aantal neutronen.
Bij radioactiviteit valt de atoomkern uiteen onder het uitzenden van straling. Hierbij ontstaat
veel energie. Bij kernfusie smelten atoomkernen samen (1H + 2H 3He) Bij kernsplijting (235U
+ 1n 94Sr + 140Xe + 2 1n) splitst een atoomkern in twee of meer lichtere kernen. Alfa straling:
de kern zendt protonen uit. Beta-straling: een neutron splitst
in een proton en elektron.
Bij onvolledige verbranding van koolwaterstoffen ontstaan
giftige stoffen als koolstofmono-oxide.
Aardolie wordt door destillatie gescheiden in verschillende
delen: fracties. Bij deze destillatie ontstaan fracties met
verschillende kooktrajecten. De stoffen met de laagste
kookpunten komen aan de bovenkant uit de destillatietoren.
De stoffen met de hoogste kookpunten komen laag uit de
toren.
Alkanen vormen een groep koolwaterstoffen met de formule
CnH2n+2. Een groep koolwaterstoffen waarvan ieder volgend
lied een CH2 groep groter is, noem je een homologe reeks. Hoe
groter de moleculen van een stof, hoe groter de onderlinge
aantrekkingskracht: de vanderwaalsbinding. Een sterkere
vanderwaalsbinding leidt tot hogere kookpunten.
De krachten tussen moleculen hangen af van de massa van het molecuul. Elke kern van een
molecuul trekt aan de bijbehorende elektronenwolk. De elektronenwolk trekt tegelijkertijd aan
de kern. Als twee atomen bij elkaar in de buurt komen, kan de kern van het ene atoom ook aan
de elektronen van het andere atoom gaan trekken. Beide kernen trekken dat aan dezelfde twee
elektronen -> atoombinding.
Soort deeltjes Binding Kristalrooster
Er zijn twee soorten bindingen: Atomen Atoombinding Atoomrooster
Intramoleculair (covalent of Moleculen Vanderwaalsbinding Molecuulrooster
atoombinding) -> H – H (= H2) Ionen Ionbinding Ionrooster
Intermoleculair Metalen Metaalbinding Metaalrooster
(vanderwaalsbinding) -> (H – H) – (H – H)
2
,In de vaste en vloeibare fase worden de moleculen bij elkaar gehouden door de
vanderwaalsbinding. In een atoomrooster wordt de regelmatige ordening in stand gehouden
door atoombindingen tussen de atomen die de bouwstenen zijn van het rooster.
Moleculaire stoffen geleiden de elektrische stroom niet. Metalen kunnen in vaste en vloeibare
vorm de stroom geleiden. Zouten geleiden alleen stroom in de vloeibare fase. De geladen
deeltjes in zout zijn ionen. Een zout is opgebouwd uit positieve en negatieve ionen. Als het zout
gesmolten is komen deze ionen los en kunnen ze bewegen naar de positieve en negatieve
elektroden -> stroomgeleiding. In de formule van een zout kun je een metaal en een niet-metaal
herkennen.
Elke stof is elektrisch neutraal. De verhouding tussen de positief en negatief geladen ionen is
dus zo dan de ladingen elkaar opheffen. De formule van deze verhoudingen is de
verhoudingsformule.
In een vaste stof zijn de deeltjes regelmatig op elkaar gestapeld -> kristalroosters. Het
kristalrooster van moleculaire stoffen heet molecuulrooster. De vanderwaalsbinding houdt het
molecuulrooster in stand. Hoe groter de moleculen, hoe sterker de vanderwaalskrachten. Het
kristalrooster van zouten is het ionrooster. De ionbinding (sterker dan vanderwaalsbinding)
houdt dit rooster bij elkaar. Het rooster van metalen heet het metaalrooster. Dit wordt in stand
gehouden door de metaalbinding.
Zo doe je dat: verhoudingsformule opstellen (Verhoudingsformule van ijzer(II)chloride)
1. Ga na welke ionen er aanwezig zijn in het zout
IJzer(II)chloride bestaat uit Fe2+ en Cl- ionen.
2. Bepaal de verhoudingen om een elektrisch neutraal zout te krijgen
Twee keer zoveel Cl- als Fe2+ ionen moeten aanwezig zijn. Fe2+ : Cl = 1 : 2
3. Schrijf de verhoudingsformules op met behulp van de indexcijfers
FeCl2
De metalen vormen een groep stoffen met karakteristieke eigenschappen. De meeste metalen
moeten uit ertsen gehaald worden -> onedele metalen. Edele metalen kunnen zelf in de aarde
gevonden worden. Metalen hebben een metaalglans, zijn goede geleiders, zijn goed
vervormbaar en hebben een hoog smeltpunt.
H3. De atmosfeer
Zo doe je dat: berekenen volume-ppm (500 mL koolstofdioxidegas per 1,0 m3 lucht)
1. Hoeveel van de gevraagde stof bevat het mengsel?
500 mL CO2
2. In welke hoeveelheid mengsel zit deze hoeveelheid?
1,0 m3 lucht = 1,0 • 103 dm3 = 1,0 • 106 mL
3. Bereken het aantal volume-ppm
Symbool Naam Betekenis Formule
% Percentage 1 op 100 -> 1/100 = 10-2
Ppm Parts per million 1 op één miljoen -> 1 ppm =
1/106 = 10-6
Ppb Parts per billion 1 op één miljard -> 1 ppb = 1/109
= 10-9
3
, Koolwaterstoffen bevatten de elementen C en H. De alkanen voldoen aan de algemene formule
CnH2n+2. Een groep stoffen met dezelfde formule is een homologe reeks -> stoffen hebben
vergelijkbare eigenschappen. Structuurformules geven aan op welke manier de atomen in een
molecuul gerangschikt zijn. In een koolstofskelet teken je alleen koolstofatomen. De
waterstofatomen laat je dan weg.
Moleculen met dezelfde molecuulformule maar een andere structuurformule (vertakt of
onvertakt -> verschil) zijn isomeren. Deze hebben verschillende stofeigenschappen en namen.
Isomerie is dat één molecuulformule twee of meer structuurformules kan hebben.
Zo doe je dat: hoeveel en welke isomeren zijn er? (Isomeren van C5H12 )
1. Teken het onvertakte koolstofskelet
2. Maak het koolstofskelet één koolstofatoomkorter en zet dat atoom aan één van de
binnenste atomen
3. Maak nog een koolstofatoom los van de hoofdketen en plaats hem ergens anders
4. Maak de structuurformule compleet.
De systematische naamgeving is gebaseerd op de structuurformule. De hoofdketen is de langste
ononderbroken koolstofketen. Deze heeft een stamnaam. Als aan een koolstofatoom van de
hoofdketen iets anders zit dan een waterstofatoom, spreek je over een zijgroep. Deze zijgroepen
hebben namen die zijn afgeleid van de stamnamen.
Als een zijgroep andere atomen dan C of H bevat, is er sprake van een karakteristieke groep. Je
geeft de plaats van een zijgroep aan met een plaatsnummer. Je nummert in één richting zodat de
som van de plaatsnummers zo laag mogelijk zijn.
Zo doe je dat: naamgeving op grond van de structuurformule
Wat is de naam van de stof met de onderstaande structuurformule
1. De hoofdketen; de langste ononderbroken koolstofketen krijgt de stamnaam.
De hoofdketen bestaat uit 5 C – atomen -> stamnaam: pentaan.
2. Kijk welke zijgroepen er zijn en hoeveel. Geef die de juiste naam en doe er soms
voorvoegsels bij.
Twee Br atomen en één CH3 groep -> dibroomethylpentaan
3. Kijk aan welke koolstofatomen van de hoofdketen deze zijgroepen vastzitten. Geef de
zijgroepen hun plaatsnummer.
Twee BR atomen op plaats 1 en 2 en een CH3 groep op plaats 4.
Dus 1,2 – dibroom-4-methylpentaan.
4. De som van de plaatsnummers moet zo laag mogelijk zijn
5. De volgorde van de zijgroepen moet alfabetisch zijn.
Zo doe je dat: structuurformule op grond van de naam
Wat is de structuurformule van 2,2,5 – trimethylhexaan
1. De stamnaam levert het aantal koolstofatomen
Hexaan, dus zes C- atomen
2. Zet de zijgroepen en karakteristieke groepen op de juiste plaats
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller riccigeenen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.79. You're not tied to anything after your purchase.