100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Uitgebreide samenvatting IPR Familierecht blok 5 $5.39   Add to cart

Summary

Uitgebreide samenvatting IPR Familierecht blok 5

 11 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Volledige, uitgebreide samenvatting van blok 5 van IPR Familierecht. In de samenvatting wordt het boek, de kennisclips, het werkcollege en de jurisprudentie uiteengezet. Daarnaast worden de nagekeken casusvragen van blok 5 beantwoord.

Preview 3 out of 17  pages

  • May 19, 2024
  • 17
  • 2023/2024
  • Summary
avatar-seller
IPR Familierecht – profieldeel

Week 5 Huwelijksvermogensrecht

Kennisclip 1: Huwelijksvermogensrecht – Bronnen en rechtsmacht

Het huwelijksvermogensrecht heeft betrekking op de vermogensrechtelijke
gevolgen tijdens huwelijk en na het einde van het huwelijk. In Nederland
geld sinds 1 januari 2018 het beperkte stelsel van gemeenschap van
goederen.




De Huwelijksvermogensrecht Verordening is op 29 januari 2019
inwerking getreden en geeft regels inzake de internationale bevoegdheid,
het toepasselijk recht en de erkenning en tenuitvoerlegging bij
huwelijksvermogensrechtelijke geschillen.

Daarnaast blijft een aantal andere bronnen die zien op verwijzing naar het
toepasselijk recht nog enige tijd van belang: o.a. het
Huwelijksvermogensrechtverdrag 1978. Let daarbij op: er bestaat ook
een Huwelijksverdrag 1978, dit zijn twee verschillende instrumenten. Een
andere belangrijke bron voor het bepalen van het toepasselijk recht op het
huwelijksvermogen, is HR Chelouche/Van Leer (zie kennisclip toepasselijk
recht).

Gelijktijdig met de Huwelijksvermogensrechtverordening is de
Partnerschapsvermogensrechtverordening. Deze verordening kent een
grotendeels gelijkluidende regeling als in de
Huwelijksvermogensrechtverordening en ziet specifiek op de formele
relaties die geen huwelijk zijn. Op de
Partnerschapsvermogensrechtverordening wordt niet verder ingegaan.

De Huwelijksvermogensrechtverordening is geen verordening die in alle
lidstaten werking heeft. De verordening is namelijk tot stand gekomen in
het kader van de nauwere samenwerkingsregelingen van art. 326 e.v.
VWEU. Op grond van de nauwere samenwerkingsbepalingen kunnen
lidstaten die dat willen met elkaar een verordening opstellen, niet alle
lidstaten hoeven hieraan deel te nemen en de rechten van de lidstaten die
niet aan de specifieke nauwere samenwerking meewerken moeten worden

,eerbiedigt. Op deze manier kunnen tussen bepaalde lidstaten
verordeningen tot stand komen op rechtsgebieden waarover moeilijk
binnen Europa één unaniem gedachtegoed kan worden bereikt. Dit gold
voor het huwelijksvermogensrecht, vandaar dat van de regeling van de
nauwere samenwerking gebruik is gemaakt. Er doen 18 lidstaten mee met
de Huwelijksvermogensrechtverordening.

Toepassingsgebieden Huwelijksvermogensrechtverordening t.a.v.
bevoegdheid:
- Materieel: art. 1 lid 1 jo. art. 3 lid 1 sub a.
Van toepassing op huwelijksvermogensstelsels. Definitie in art. 3 
het geheel van regels betreffende de vermogensrechtelijke
betrekkingen die ten gevolge van het huwelijk of de ontbinding
daarvan tussen de echtgenoten onderling en tussen de echtgenoten
en derden bestaat;
- Formeel: onduidelijk.
Uit de bevoegdheidsregels lijkt voort te vloeien dat er sprake is van
een universeel toepassingsgebied. Dit houdt in dat de
Huwelijksvermogensrechtverordening ook van toepassing kan zijn op
het moment dat er sprake is van een partij die niet in een
deelnemende lidstaat zijn gewone verblijfplaats heeft. Kan bijv.
afgeleid worden uit art. 6;
- Temporeel: art. 69 lid 1.
Procedures ingesteld na 29 januari 2019.

Om de internationale bevoegdheid te bepalen moet nagegaan worden
of 1) er naast het huwelijksvermogensrechtelijk geschil nog een andere
zaak aanhangig is. Indien er nog een andere zaak tussen dezelfde partijen
aanhangig is, is de volgende vraag of dit gaat om 2) een zaak inzake
echtscheiding. Indien dit het geval is, dan geldt art. 5
Huwelijksvermogensrechtverordening. Het doel van art. 5 is om de
rechter die bevoegd is in het kader van de echtscheiding ook zoveel
mogelijk bevoegd te laten zijn in het kader van het
huwelijksvermogensrechtelijke geschil.
In art. 5 lid 1 staat dat als er op grond van de Brussel II-bis VO bij een
gerecht van een lidstaat een verzoek tot echtscheiding aanhangig is
gemaakt, de gerechten van die lidstaat ook bevoegd zijn om te beslissen
omtrent een huwelijksvermogensrechtelijk geschil dat met de
echtscheiding verband houdt.
Ondanks de hoofdregel uit lid 1 is dit niet altijd automatisch het geval. In
sommige gevallen moeten de echtgenoten een overeenkomst sluiten ten
aanzien van het huwelijksvermogensrechtelijke geschil om dit te kunnen
koppelen aan de bevoegdheid van de echtscheidingsrechter.

Indien er een internationale echtscheidingszaak aanhangig is gemaakt bij
de Nederlandse rechter, dan is de volgende stap dat wordt gekeken
waarop die internationale bevoegdheid is gebaseerd  kijken naar de
bevoegdheidsgrondslagen van art. 3 Brussel II-bis VO. Betreft het
één van de gronden die is opgesomd in art. 5 lid 2

, Huwelijksvermogensrechtverordening, dan kijken of er een overeenkomst
is gesloten tussen de echtgenoten.
Is de bevoegdheidsgrond van art. 3 Brussel II-bis VO terug te vinden in art.
5 lid 2 Huwelijksvermogensrechtverordening én is er een overeenkomst
gesloten, dan is (in deze casus) de Nederlandse rechter bevoegd inzake
het echtscheidingsgeschil en inzake het huwelijksvermogensrechtgeschil.
Is de bevoegdheidsgrond van art. 3 Brussel II-bis VO terug te vinden in art.
5 lid 2 Huwelijksvermogensrechtverordening maar is er géén
overeenkomst gesloten, dan vindt er geen koppeling aan de bevoegde
echtscheidingsrechter plaats en moet de bevoegdheid t.a.v. het
huwelijksvermogensrechtelijke geschil verder worden bepaald.

Indien er sprake is van een bevoegdheidsgrondslag van de echtscheiding
die niet staat opgesomd in art. 5 lid 2
Huwelijksvermogensrechtverordening, dan is een overeenkomst niet
nodig. De gerechten van de lidstaat die bevoegd zijn inzake de
echtscheiding, zijn in dat geval ook bevoegd om uitspraak te doen over
het huwelijksvermogensrechtelijke geschil. Bij de toepassing van art. 5
Huwelijksvermogensrechtverordening moet dus altijd worden gekeken
naar art. 3 Brussel II-bis VO.

Als de conclusie is dat er geen andere zaak aanhangig is dan wel dat de
rechter niet ook de bevoegde rechter is inzake het
huwelijksvermogensrechtgeschil, dient nagegaan te worden of er sprake is
van een forumkeuze – art. 7 Huwelijksvermogensrechtverordening.
Is er een forumkeuze gemaakt, dan is die rechter bevoegd.

Is er geen forumkeuze gemaakt, dan door naar art. 6
Huwelijksvermogensrechtverordening. Uit lid 1 is af te leiden, dat je in art.
6 terecht komt als art. 4 en 5 niet tot een bevoegde rechter leiden, of art.
4 en 5 in zijn geheel niet aan de orde waren (dit kan het geval zijn als er
na een uitgesproken echtscheiding een geschil over de
huwelijksgoederengemeenschap ontstaat).
Art. 6 kent een gelaagde structuur: als de eerste mogelijkheid niet aan de
orde is, dan naar de tweede mogelijkheid, enzovoorts.
De eerste stap in art. 6 staat in sub a: gemeenschappelijke gewone
verblijfplaats. Als partijen een gemeenschappelijke gewone verblijfplaats
in één van de 18 lidstaten hebben, dan is de rechter van de lidstaat van de
gemeenschappelijke gewone verblijfplaats bevoegd om over het
huwelijksvermogensrechtelijke geschil te beslissen. Is er geen sprake van
een gemeenschappelijke gewone verblijfplaats, dan naar sub b.
Sub b: de laatste gemeenschappelijke gewone verblijfplaats. Als deze in
één van de 18 lidstaten is, en verblijft één van de echtgenoten daar nog,
dan is de rechter van de lidstaat van de laatste gemeenschappelijke
gewone verblijfplaats bevoegd. Indien dit niet het geval is dan door naar
sub c.
Sub c: de gewone verblijfplaats van de gedaagde. Is de gewone
verblijfplaats in één van de 18 lidstaten, dan is de rechter van die lidstaat
bevoegd. Het gaat dan om het hebben van een gewone verblijfplaats in

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller tessavanschaik. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.39. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67096 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.39
  • (0)
  Add to cart