100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
samenvatting sociologische vraagstukken $7.79   Add to cart

Summary

samenvatting sociologische vraagstukken

 7 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

samenvattingen sociologische vraagstukken onderdeel vak gezondheidspromotie-en bevordering

Preview 3 out of 29  pages

  • May 19, 2024
  • 29
  • 2023/2024
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting sociale vraagstukken

Examen
 50% gesloten vragen
 50% open vragen



Les 1
Sociologie vs medische sociologie
 Sociologische theorieën hebben invloed op ziekte, gezondheid en zorggebruik
Sociologie vs andere disciplines
 Geschiedenis
o Beschrijving vd val van de kerk in belgie
o Secularisatie in moderne samenlevingen
 Antropologie
o Het onderzoeken van 1 samenleving in zijn complexiteit
o Partnerkeuze bij etnische minderheden
 Biologie
o Intelligentie is aangeboren
o Leerprestaties zijn afhankelijk van de wijze waarop ouders en leerkrachten
stimuleren
 Psychologie ( hoe 1 per. Invloed heeft op zijn gedrag)
o De belangrijkheid van kunst op tijdens een depressie
o Depressie in de moderne samenleving
Inleiding
 Sociologie: is de wetenschap die de interactie tss personen en sociale eenheden en
de factoren die deze interactie bepalen bestudeert. En daarvan de gevolgen bekijkt
op menselijk gedrag
 100000 jaar als samenleving
 Bestuderen van samenlevingen zeer recent
Industriële revolutie
 Industriële revolutie  veranderde economie  maatschappelijke verschuiving
 Arbeiders in fabrieken en in mijnen
 Massale verhuizing van het platteland naar de steden
Zie slide 8
 een hoge opleiding bied dus materiele voordelen en persoonlijke voordelen, dit bied
uiteindelijk een langer gezonder leven en een hogere levensverwachting
Bekijken we het dan enkel individueel ? NEEN, want alles we dit zouden doen dan zou het
niet individueel zijn!
 Sociale verbeelding: een manier om naar de wereld te kijken die verbanden legt
tussen individuele gebeurtenissen ( werken,gezin van kinderen,…) enerzijds en
sociale structuren anderzijds
 Gebeurtenissen in het leven van mensen,word gezien vanuit het ruimere geheel
waarbinnen mensen met elkaar samenleven vb. hoe komt het dat ouderen
gebruikelijk in WZC leven?

, ook wij zijn producten van de samenleving vd laatkapitalisatie samenleving, die
voortkomt uit het 19de eeuwse industrialisatieproces
2 voorbeelden
7 kinderen of 2 kinderen
 Feministische golf in 20ste eeuw ( ontstaan vrouwenrechten)  anticonceptie
 Kapitalisme  beide ouders werken,materieel bezit belangrijk ( vrouwen meer aan
werk  moeilijker om voor kinderen te zorgen)
 Secularisering,scheiding kerk en staat  individualiteit en persoonlijke keuzes staan
meer centraal dan geloof
Studeren of niet studeren ,eigen keuze?
 53,1% vd 30-34 jarigen heeft een diploma hoger onderwijs
 24% van de 60-64 jarigen heeft een diploma hoger onderwijs
 zijn we dan slimmer geworden? NEEN, er is meer vraag naar hooggeschoolde
werknemers door onder andere de ontwikkeling vd technologie. De beroepen binnen onze
samenleving zijn veranderd. De overheid zet hierop in door studiebeurzen,bewustwording
op scholen of versoepeling vh studieproces
Gedrag en interactie
 Gedrag: elke reactieve of actie van een individu. Een lichamelijke beweging,een
verbale uiting of een gewaarwording. Gedrag bevat een objectief waarneembare en
subjectief waarneembare dimensie
o Objectief waarneembaar: worden door tenminste 2 individuen waargenomen
 ego en alter
o Subjectief waarneembaar: word door 1 persoon waargenomen: jezelf ( ego)
 Gedrag kan voortkomen uit:
o motivationeel component: de drijfveren vh handelen vb. winstmaximalisatie
o emotioneel component: innerlijke gevoelens vb. schaamte en onrust
o Cognitief component :onze gedachtes over de werkelijkheid vb. wat voor jou
waarheid is
o Reflectief component: het beeld dat je van jezelf hebt,je zelfidentiteit vb. een
kledingstijl hoort bij de stijl vd kunstschool waarop je zit
 Sociaal handelen: is handelen dat rechtstreeks of onrechtstreeks word beinvloed
door het handelen van anderen, het gaat over gedrag waarbij we rekening houden
met anderen en ons gedrag daarop afstemmen vb. iemand geeft een hand  we
geven hand terug
 Sociaal handelen kan alleen maar als je je bewust bent van je “ik”. Een peuter word
op een gegeven moment zelfbewust en kan zichzelf onderscheiden van de ander 
dieren kunnen dit niet!!
Sociaal handelen vormt de onderbouw van interactie
 Interactie word gevormd door de handeling van 1 persoon en de reactie daarop
 Een voorwaarde voor interactie is dat 2 of meer mensen een gedeelde betekenis aan
elkaars handelen geven
 wanneer 2 personen elkaar ontmoeten en de ander zijn hand uitsteekt doet hij dat zodat
je dit als een teken van begroeten beschouwt. Een gepaste manier van reageren is hier ook
om je hand uit te steken
 Menselijke interacties kunnen complex zijn
2 tieners zijn op een feest , An wil heel graag het populaire meisje Elise ontmoeten. De
eerste indruk is belangrijk dus ze wacht af wanneer ze Elise het beste kan aanspreken. dit

, doet ze beter niet waar haar vriendinnen bij zijn. Ze wacht af tot ze iets gaat bestellen bij de
toog.
 Bij moeilijke interacties maken mensen een “mentaal plan” om hun doel te bereiken
 “opdat-motief”: iemand wil iets realiseren en bereidt zich daar min of meer bewust
op voor
 “omdat-motief”: iemand reageert op het opdat-motief van de andere

Vormen van interactie
 Conformiteit: er is een wederzijds akkoord over de interactiesituatie
Vb. leerling en leraar , het is te verwachten dat de leraar les geeft aan de leerlingen in een
klassituatie
 Deviantie: 1 vd actiepartners houd zich niet aan de regels
Vb. iedereen stopt aan een rood verkeerslicht, vanaf we belsuiten om dit niet meer te doen
dan is de betekenis van dit licht weg
 Samenwerking: de sociale eenheden proberen een gezamenlijk doel te realiseren. Er
is een wederzijdse bereidheid tot “ samen handelen”, conformiteit is hierbij nodig
 interacties zoals deze maken georganiseerd samenleven mogelijk
 Conflict: conflict en samenwerking zijn elkaars tegengestelde, bij conflict zijn er
tenminste 2 partijen het niet eens in hoe de interactie verloopt.
 Conflict heeft betrekking op middelen , maar ook op waarden, aanzien en macht
Vb. leven in een consumptiemaatschappij betekent dat we geld verdienen en in competitie
gaan met elkaar om een job te krijgen en geld te verdienen. Om een betere kans te hebben
op een job,studeren we
Vb. de ouders van samira willen dat ze in haar vrije tijd extra oefeningen maakt op taal.
Samira wil zelf liever spelen en weigert. Het gevolg kan hiervan zijn dat de ouders dreigen
met straf. Dit is een vorm van macht
 Een conflict is niet altijd negatief!! Een maatschappelijk conflict kan ook weer voor
verandering zorgen en ontwikkeling vd samenlevingen en nieuwe regels zorgen vb.
mensenrechten ontstonden na de 2de wereldoorlog
 Ruil komt vaak voor in interacties  dit is natuurlijk geen letterlijke ruil!, als er niet
aan ruil word gedaan dan kan de interactie veranderen. Ruil hoeft niet gelijk te zijn
Vb. een peuter krijgt eten van zijn ouders, ipv daarvan hebben ouders liefde en dankbaarheid
Zie ander vb slide 24
Cultuur en structuur
 Interacties groeien uit tot cultuur en structuur
Vb. je hebt 10 mensen samen die elkaar niet kennen en ze komen op een eiland terecht  er
ontstaat van zelf een structuur en cultuur die los staat van de huidige maatschappij
 Cultuur: gemeenschappelijke betekenissen die we aan het gedrag van een ander en
aan onszelf geven. Cultuur omvat alles wat door de mens in de loop van de tijd werd
verworven:waarden,normen,kennis,ideeen,technieken,..
 Structuur: geheel van posities van factoren en de vorm van interacties en relaties
tussen die actoren vb. arbeidspecialisatie
 Vb. de hogeschool heeft een bepaalde structuur en een geheel van hierarchiesche
posities. Directeur,professoren,lesgevers,onderzoekers,.., de cultuur die artevelde
nastreeft is er eentje waarin kennis word doorgegeven en er ruimte is voor
persoonlijke ontwikkeling  als een student weigert om nog te handelen volgens
deze structuur vb. niet meer naar de les gaan dan houd de school op met bestaan

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller evelinevanavermaet. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.79. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

62555 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.79
  • (0)
  Add to cart