TEKST 1: The Moral and Political Sciences, TODOROV
Door denkers als Condorcet (en later August Comte) is de traditionele benaming ‘morele en politieke
wetenschappen’ vervangen door de termen ‘sociale wetenschappen’ of ‘menswetenschappen’.
Deze terminologische wijziging mag dan door die denkers zelf als betekenisloos ervaren zijn, achteraf
wijst zij op de groeiende tendens om de studie van mens en maatschappij te bevrijden van morele of
ideologische doelstellingen. Om de menswetenschappen (psychologie, sociologie, antropologie) van
ideologische invloed van politieke dan wel religieuze aard te bevrijden was een naam die alleen het
objectgebied benoemde te verkiezen boven een benaming die aan een meer prescriptief dan descriptief
discours herinnerde. Daarmee breidde de emancipatie van het kerkelijk gezag, die zich eerder op het
gebied van de natuurwetenschappen (Bruno, Copernicus, Galilei) voltrokken had, zich nu ook uit tot
het gebied van de geesteswetenschappen (Vgl. Spinoza’s Bijbelinterpretatie). Tot in de twintigste
eeuw (Marc Bloch) weerklinkt het pleidooi van Helvetius, Condorcet, Gobineau, Taine e.a. dat de
menswetenschappen dezelfde methode als de natuurwetenschappen zouden gebruiken. De emancipatie
van de menswetenschappen verliep echter langzamer dan deze algemene overeenstemming doet
verwachten.
De centrale vraag is nu of bovenstaande weergave van de relatie tussen wetenschap en ideologie
(politie, religieus, moreel) wel waarheidsgetrouw is. Zijn wetenschap en ideologie werkelijk autonoom
geworden of heeft zich slechts een rolwisseling voltrokken, waarin de wetenschap de plaats van de
ideologische autoriteiten heeft ingenomen? Dat het scenario van zo’n rolwisseling niet denkbeeldig is,
blijkt bijvoorbeeld bij Diderot, die de geloofswaarheden verwierp en aan de wetenschap de taak gaf te
bepalen wat voor de mens goed of slecht zou zijn. Ook volgens Condorcet en Taine kan en moet de
wetenschap deze rol vervullen. In geval van zo’n rolwisseling kan echter geen sprake zijn van een
wederzijdse autonomie tussen wetenschap en ideologie; kennis en ethiek zijn dan immers nog steeds
aan elkaar verbonden.
Volgens Todorov pakt zo’n rolwisseling zeker niet altijd goed uit. Hij licht dat oordeel toe aan de hand
van de denkbeelden van Renan, die voorstander was van een bestuur door positivistische tirannen. De
wetenschappen zouden een terreurbewind voeren, een nieuw superieur mensenras en een nieuw wapen
ontwikkelen. Naar het oordeel van Todorov is de door Renan bepleite bestuursvorm onwenselijk,
zoals alleen al blijkt uit overeenkomst daarvan met Hitlers programma en hedendaagse eugenetica.
Todorov concludeert dan ook een rolwisseling, waarin de ethiek van wetenschappelijke resultaten
afhankelijk wordt, tot veel problemen leidt. Eigenlijk hadden de Encyclopedisten deze conclusie zelf
ook al kunnen trekken, indien ze beter naar de Sade’s rechtvaardiging van het kwaad gekeken hadden.
Wreedheid werd door de Sade als een door de natuur gegeven verlangen bejubeld. Todorov verwerpt
deze gedachtegang: het feit dat agressie tot de menselijke natuur behoort, kan nimmer een
rechtvaardigingsgrond voor agressief gedrag vormen.
In plaats van de vraag of wetenschap het recht heeft om morele normen te bepalen dient volgens
Todorov de vraag gesteld te worden of de formulering van die normen überhaupt een taak van de
wetenschap kan zijn. Todorov beantwoordt deze vraag ontkennend. Omdat de wetenschap slechts
voorlopige, falsifieerbare hypothesen produceert, kan zij geen waarheden of normen formuleren.
Daarenboven mag de kloof tussen ‘is’ en ‘ought’ niet uit het oog verloren worden: zelfs al zou een
wetenschappelijke stelling waar zijn, dan volgt daar nimmer een ethisch voorschrift uit. De stelling
van Taine, dat wetenschap tot moraal leidt door de waarheid te zoeken, is dus onjuist vanwege de
kloof tussen feitelijke en normatieve uitspraken. (Over de kracht van de argumenten, die Todorov in
dit verband aanvoert, zal verschillend gedacht worden!)
Politieke en ethische standpunten zijn in naam van de wetenschap verkocht, gebruikmakend van het
gezag van de wetenschappen. Wetenschappers moeten volgens Todorov zonder enige belemmering
naar de waarheid kunnen zoeken deze in zichzelf geen gevaar kan bevatten. Zo verwerpt Todorov het
pleidooi van Gobineau voor geheimhouding van de uitkomsten van rassenonderzoek op grond van het
argument dat hij Gobineau’s uitgangspunt dat fysieke ongelijkheid politieke ongelijkheid zou
rechtvaardigen, niet deelt. Gobineau had zich volgens Todorov geen zorgen hoeven maken omdat
descriptie en prescriptie niet in elkaars verlengde liggen. Juist omdat het gebruik van
,2
wetenschappelijke resultaten gecontroleerd moet worden door de ethiek, mag de wetenschap
onderzoeken wat ze maar wil.
Wanneer men zich echter realiseert dat de uitkomst van natuurwetenschappelijk onderzoek aan
ethische controle onderworpen moet worden, is men geneigd de hiërarchie van mens- en
natuurwetenschappen om te gooien en de menswetenschappen vanwege hun waardengebondenheid,
prioriteit te verlenen. Maar dit zou volgens Todorov niet de juiste conclusie zijn omdat het verschil
tussen natuur- en menswetenschappen dan wederom over het hoofd gezien wordt.
Niettegenstaande de overeenkomsten bestaat er tussen de natuur- en menswetenschappen wel degelijk
een kwalitatief verschil, zoals Condorcet ook helder gezien heeft: de onderzoeker is in geval van de
menswetenschappen onderdeel van het object dat hij onderzoekt. De menswetenschappen kennen een
identiteit van subject en object, dat binnen de natuurwetenschappen niet aan de orde is. Het
belangrijkste verschil tussen mens en natuurwetenschappen is dus niet in de methode, maar in het
object gelegen. Bovendien kan dat object van die menswetenschap weigeren studieobject te zijn. De
mens heeft ook de vrijheid zijn eigen culturele wetten te breken, zich anders te gedragen dan verwacht.
Tenslotte: het menselijk bestaan is doordesemd van waarden waardoor de opgave tot een waardevrije
beschrijving van de mens een onmenselijke taak behelst. Het is nauwelijks mogelijk om volledig
waardenvrije descriptie van een mens te leveren. Het waardeoordeel ligt in het hart van de descriptie
zelf: empathie maakt dat we ons herkennen in de beschreven cultuur.
KERN VAN HET BETOOG:
Vanwege het wezenlijke onderscheid tussen mens- en natuurwetenschappen kunnen zij niet in een
hiërarchische verhouding tot elkaar staan.
, 3
TEKST 2: Responsibility and irresponsibility in historical studies Jörn RÜSEN (a critical
consideration of the ethical dimension in the historian’s work)
Rüsen onderscheidt twee vormen van waarheid:
1. de historische objectiviteit die wordt gevonden door toepassing van algemeen aanvaarde
wetenschappelijke methodische procedures voor waarheidsvinding
2. de historische verantwoordelijkheid, waarbij het gaat om de culturele betekenis die de
historie heeft voor het actuele sociale leven
Rüsen noemt ze respectievelijk de theoretische waarheid en de praktische waarheid. Als de
theoretische waarheid strijdig is met de praktische waarheid is er sprake van onverantwoordelijkheid.
Als de theoretische waarheid de praktische waarheid complementeert staat de juiste toepassing van de
methodologische procedures ter discussie.
De verantwoordelijkheid die de historicus heeft formuleert Rüsen als volgt: De verantwoordelijkheid
van de historicus is de interpretatie van de feiten als een noodzakelijke voorwaarde voor hun
effectiviteit in de culturele oriëntatie in van de tegenwoordige tijd.
Rüsen stelt dat de historicus te maken heeft met drie dimensies in zijn verantwoordelijkheid voor de
geschiedenisonderzoek:
1. Zijn tijdgenoten hebben de behoefte het verleden te gedenken. De historicus is de bemiddelaar
voor het collectieve geheugen.
2. De toekomst wordt mee vormgegeven op basis van de kennis van het verleden. De historicus
draagt verantwoordelijkheid voor de representatie van dat verleden.
3. De historicus beheert de erfenis van het verleden. Hij moet recht doen aan de mensen uit het
verleden én een plaats geven aan de misdaden en gruwelen die in het verleden zijn begaan.
Rüsen stelt dat het verleden vergeten mag worden als het geen relevantie heeft voor vandaag.
Anderzijds zal men graag gebeurtenissen uit het verleden willen vergeten, omdat het geheel in strijd is
met de actuele waarden en normen. Daaraan mag een historicus niet meewerken, hij heeft de taak die
gebeurtenissen zodanig te beschrijven dat ze in de huidige samenleving hun effect kunnen hebben.
Rüsen is van mening dat evaluerende historici opereren vanuit een cultureel fundament van zin en
betekenis dat in het verleden is gevormd. Historische verantwoordelijkheid houdt in dat de historicus
personen uit het verleden niet berooft van hun waardigheid en hun mogelijkheid tot vrije keuze. Hij
moet laten zien dat, net als in de huidige tijd, soms het handelen wordt bepaald door kansen en
toevallige omstandigheden. En dat daarom soms handelingen uit het verleden daardoor verantwoord
kunnen worden genoemd.
Misvattingen ten aanzien de historie
Het is een wijdverbreide opvatting dat historie een uitvinding en een toeschrijving is. In die opvatting
kunnen historische gebeurtenissen nooit aan ons worden toegerekend en kunnen wij niet
verantwoordelijk zijn voor daden die wij niet hebben gedaan en ook nooit zouden doen. Rüsen vindt
dat op twee manieren een historische onverantwoordelijkheid:
1. óf de historie wordt beschouwd als een onafwendbare oorzakelijkheid van het lot, niet alleen
voor ons, die daardoor zijn gevormd, maar ook voor hen die toen leefden;
2. óf het verleden wordt beschouwd als onbelangrijk en betekenisloos voor de historische
evaluatie van de historicus.
Verantwoordelijkheid ten aanzien van de toekomst
Rüsen noemt een drietal manieren waarop het verleden effect heeft op de toekomst:
1. Door het vieren van tradities
2. Door de samenleving vorm te geven in kritiek op een oudere samenleving
3. Door de toekomst te beschouwen als een vanuit het verleden doorgaande ontwikkeling.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller studentpsy. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.57. You're not tied to anything after your purchase.