100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Inleiding tot de rechtsfilosofie examen 17/20 $18.77   Add to cart

Summary

Samenvatting Inleiding tot de rechtsfilosofie examen 17/20

 53 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

Met dit document heb ik 17/20 behaalt. Alle nota's zijn gemaakt tijdens de lessen.

Preview 4 out of 88  pages

  • May 20, 2024
  • 88
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
Rechtsfilosofie
Praktische informatie:
 Voor het examen: meerkeuzevragen zonder giscorrectie
 Geen lesopnames
 Teksten bestuderen
 Geen handboek/lesopnames

College 1:
Voor het vak wordt een historische methode gebruikt. De filosofie is een discipline die niet
veroudert. In de fysica kan je duidelijk zeggen dat bepaalde theorieën uit de mechanica op dit
moment niet meer gelden maar historisch dacht men dat dat de betekenis was om de werkelijkheid
te verklaren. In de filosofie is dat anders, er zijn veel problemen die eeuwenoud zijn maar toch
interessant zijn om te bestuderen. Ideeën van filosofen zijn niet meer verouderd, ze zijn wel
gerelateerd aan de theorie van de tijd die dan is ontstaan, maar je kan ze nu nog altijd bespreken.
Het is een reflectie over wat de werkelijkheid is en een cognitief apparaat om de werkelijkheid
verwerken. De historische opeenvolging van theorieën en filosofieën is gerelateerd aan dat
tijdgebrek waar die ideeën zijn ontstaan en de politieke verhoudingen.
In de middeleeuwen staat de verhouding van het recht tot de godsdienst centraal. In de christelijke
middeleeuwen gaat het er voortdurend over omdat recht in dat kader geen afzonderlijke discipline is
die los gedacht kan worden van de moraal en de godsdienst. Wanneer men de rechtsfilosofie van
John Locke bestudeert bespreekt hij een aantal problemen die gerelateerd zijn aan de monarchie in
zijn tijd in Engeland en de manier waarop het volk en de adel in opstand zijn gekomen tegen de
absolutistische ontwikkelingen van die monarchie. Enkele voorgangers van John Locke, stelt het
absolutisme van zijn tijd niet in vraag omdat hij met andere problemen geconfronteerd werd: de
godsdiensttwist en de burgeroorlog.
Bij Jean Jacques Rousseau zitten ideeën in zijn theorie die gangbaar waren in de periode van de
verlichting in Frankrijk. De beweging van de verlichting, waar de mens moet emanciperen en van de
autoriteit moest loskomen, kom neer op het verlaten van een toestand waar je zelf aan onschuldig
bent.
Reflectie over rechtsfilosofische vraagstukken  wat is een politieke ordening en hoe kan het volk
vertegenwoordigt worden door de mensen die die politieke ordening vertolken.
Montesquieu is de vader over het denken van de trias politica , elk heeft een eigen bevoegdheid
waarbij de ene de andere zijn bevoegdheid niet mag beïnvloeden.
In de Franse grondwet staat dat de wet een uitdrukking is van de algemene wil. Dit een zinsnede die
komt uit de rechtsfilosofie van Jean Jacques Rousseau.

,In het strafrecht van west Europese landen komt er een bepaald beginsel voor: nulla poena sine lege
(= geen straf zonder wet). Datgene wat strafbaar gesteld wordt moet in de wet vaststaan voordat
iemand wordt gestraft voor een bepaalde daad, anders zou je hem met terugwerkende kracht
strafbaar stellen en dat is een hoofdzonde in het strafrecht. Dit zijn fundamentele beginselen in ons
recht waar door filosofen is over nagedacht.
Het is filosofie, het is niet abstract want de filosofieën hebben ideeën en debatten voortgebracht die
neergedaald zijn tot in onze Europese rechtssystemen en die ook vorm hebben gekregen. Het is een
metajuridische discipline: rechtsfilosofische vragen zijn geen intern juridische vragen. Een Juridische
vraag is bijvoorbeeld: ‘Wanneer heb je in ons recht te maken met een onrechtmatige daad?’ Een
filosofische vraag is: ‘Wat kunnen we rechtvaardigen als een straf en wie mag er straffen?’ In
rechtssystemen mag enkel en alleen de overheid straffen in naam van het recht, het slachtoffer heeft
slechts een stem in het strafprocesrecht voor zover het getuigenissen kan afleggen van de daad maar
traditioneel was het slachtoffer uitgesloten in het strafrecht.


De monopolisering van de uitoefening van het legitieme fysieke geweld door de overheid:
In een modern rechtsstelsel kunnen we niet tolereren dat er rechtsgemeenschappen zijn die we
bewaken, het behoort door de staat en zijn vertegenwoordigers te gebeuren. Dit zijn
samenhangende begrippen. Er zijn verschillende theorieën ontwikkelt over wie mag straffen etc. die
elkaar tegenspreken.
Een kenmerk van de rechtsfilosofische reflectie is dat de gedachtegang en de argumentaties vaak
belangrijker zijn dan het resultaat van de redenering. Bij de rechtsfilosofie kan je u theorie vaak niet
bewijzen aan de hand van een waarheid maar juist door argumenten; er is geen argumentatieniveau
van waaruit je dat kan bewijzen.
Strafrechtsfilosofen in de 18e eeuw vinden dat een straf nut moet hebben, het mag niet wreed zijn:
noodgedwongen wreedheid moet vermeden worden.
 Humanisering van het strafrecht
 Wrede straffen moeten het publiek afschrikken om de straf nog is te begaan
 De straf moet maatschappelijk nuttig zijn, ook voor de gestrafte zelf

Emmanuel Kant is het daar niet mee eens. Dit is een voorbeeld waar je niet kan zeggen dat de ene
gelijk heeft en de andere ongelijk, het zijn allebei theorieën vanuit een ander standpunt. Kant
beschouwt dit als humanitaristisch gepraat, hij zegt dat de filosofische grondslag ergens anders ligt
dan in het maatschappelijke nut. Kant vindt dat een schuld de boete moet compenseren, hij vindt dat
er maar 1 straf is voor een moordenaar namelijk dat hij zelf ook van het leven beroofd wordt omdat

,ze met dezelfde maatstaven meet als ze de slachtoffer hebben aangedaan. Dit is het
gelijkheidsbeginsel.
De mens is een soort automaat die reageert op stimuli van buitenaf en van binnenin door de
chromosomen van de mens die een bepaalde karakterstructuur hebben gekregen die beïnvloed zijn
door sociale invloeden (bv wantoestanden waarin iemand is moeten opgroeien). Als je ervan uitgaat
dat de mens een receptor is die alle stimuli opneemt en er geen vrije wilkeuze is dan ga je op een
andere strafrechtsfilosofie komen dan dat je ervan uitgaat dat de mens een vrije wil heeft en kan
kiezen. Mensen zijn in beginsel redelijke wezens die zich kunnen bedienen van een
handelingsrationaliteit en hun gedrag kunnen beïnvloeden. Zo kom je tot een andere
strafrechtsfilosofie die denkt dat we allemaal automaten zijn die tot het laatste van ons gedrag
gedetermineerd zijn. Dat zijn problemen waar al heel lang op een specifieke manier over nagedacht
is geweest. Agrelius augustinus dacht hier over delibrio artitrio over de vrije wilskeuze; er zijn
diepzinnige gedachte over vrije wil die nog steeds vertegenwoordigt worden over specialisten over
een bepaald probleem, een filosofisch probleem waar er geen definitief antwoord op gegeven kan
worden.


Modernisering en functionele differentiatie in ‘relatief autonome deelsystemen’
We moeten ons afvragen hoe het zo is gekomen dat het moderne recht geworden is wat het nu is.
Het moderne recht is een normensysteem dat onafhankelijk functioneert van andere
maatschappelijke deelsystemen. Volgens Luhmann moet je goed begrijpen dat het recht een
functiesysteem is als je het moderne recht filosofisch in de greep wil krijgen. De maatschappij
bestaat uit verschillende functiesysteem waarvan het recht 1 is, andere zijn bijvoorbeeld de
economie, de wetenschap, de kunst, de godsdienst. Kenmerkend voor moderne maatschappijen is
dat die functioneel gedifferentieerd zijn.
De maatschappij is onderverdeelt in bepaalde subsystemen en het recht is er daar 1 van.
Kenmerkend voor de deelsystemen is dat ze allen een andere functie uitoefenen, godsdienst en
wetenschap vervullen bijvoorbeeld een andere maatschappelijke functie. Die functiesystemen zijn
relatief onafhankelijk van elkaar en hebben een soort zelfreferentie (zelfreferentiele systemen) van
elkaar ontwikkelt. Dit is in typisch moderne maatschappijen, in voormoderne maatschappijen is dat
niet zo, het is typisch voor de moderniteit.
De moderniteit is een periode die vanaf de late 16 e eeuw is opgekomen en in een laat tempo gaat
ontwikkelen en haar hoogtij bereikt in de 20 e eeuw. Het moderniseringsproces is een proces van
functionele differentiatie in de maatschappij van deelsystemen. Die ontwikkelen hun eigen
geldigheidscriteria wat in een bepaald subsysteem als belangrijk gewaardeerd wordt.

, Typisch voor de moderniteit is dat het zelfreferentieel is. Ze zijn operationeel afgesloten, ze kunnen
reageren met andere systeem maar altijd vanuit een voorwaardelijke wijze: de impuls moet vertaald
worden in de code van het andere deelsysteem. Recht en moraal zijn bijvoorbeeld gedifferentieerde
deelsystemen die autonoom functioneren; niet alle morele normen kunnen in het recht ook als
relevant beschouwd worden. Een morele norm wordt pas een juridische norm als die ook
teruggevonden kan worden in een wet of vonnis. Ze krijgen pas een rechterlijke betekenis als ze door
een rechter etc. worden erkend en daardoor ook een juridische relevantie hebben gekregen.
Bepaalde juridische normen worden niettemin in bepaalde gemeenschappen beschouwd als
immorele normen. Er is geen 1 op 1 duidelijke relatie tussen recht en moraal. Er zijn ook
controversiële normen, er zijn allerlei kwesties die controversieel zijn. Bijvoorbeeld abortus: een
typische katholiek zal tegen abortus zijn hoewel het in vele landen is genormaliseerd.
De geldigheid van een juridische norm is gebaseerd op het feit dat die norm is uitgevaardigd door de
instantie die daardoor bevoegd is verklaard. Je moet naar het rechtssysteem zelf kijken om antwoord
te vinden op de vraag wie of wat bevoegd is om een bepaalde wet uit te vaardigen. De kamer van
volksvertegenwoordigers en de senaat zijn in het rechtssysteem zelf bevoegd verklaarde instanties.
Daarnaast is er nog een 2e belangrijk criteria voor de geldigheid van een norm. Een norm die door
een bevoegde instantie werd uitgevaardigd moet op een procedureel voorziene wijze tot stand
gekomen zijn, de juiste procedure moet gevolgd zijn.


Hoe was het in de voormoderne tijd en waarom is er op een bepaald moment een kanteling
gekomen, wat is het kantelpunt geweest om van die voormoderne denkkaders over te gaan naar de
moderne denkkaders en wat is de uitlokkende factor daarvan geweest?
De godsdienstoorlogen is de factor die dat kantelpunt in een langzaam ontwikkelingsproces
bewerkstelligt heeft. In voormoderne tijden was een juridische norm een rechtvaardige norm die in
overeenstemming was met de waardenormen van die tijd, het kan enkel werken als er een
consensus is van die godsdienstwaarden en er sprake is van een godsdiensteenheid. Als dat niet
meer zo is (= gevolg van de westerse cultuur van het ontstaan van bepaalde ingrijpende twisten in
het christendom) ontstaat er het kantelpunt dat zal zorgen voor het ontstaan van bepaalde
rechtsfilosofieën. Dit is de opkomt van de soevereiniteitstheorie.
Proceduralistische rechtvaardiging van het recht; er zijn rechtsfilosofen die daar een theorie voor
hebben gemaakt, namelijk de rechtspositivisten. Hans kelsen heeft theorie ontwikkelt waar je goed
kunt illustreren hoe die onderscheiding tussen de juridische en politieke normen in zijn werk gaat.
Een ander belangrijk figuur is de engelse H.L.A Hart met the concept of law. Rechtsfilosofen die bij
die rechtspositivisten horen hebben dat idee van procedurele rechtvaardiging van het recht op de
spits gedreven tot de theorie van de zuivere rechtswetenschap. Ze zijn vooral gaan nadenken over

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller vubstudent111. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $18.77. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

72042 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$18.77  1x  sold
  • (0)
  Add to cart