, VERDIEPING IN DE THEORETISCHE
ORTHOPEDAGOGIE
H1: INLEIDING
1. INHOUDELIJKE SITUERING
1.1. 2 GROTE DOELSTELLINGEN
Orthopedagogiek als handelingswetenschap:
1. Voortdurende wisselwerking tussen theorie en praktijk
Orthopedagogische handelen vertrekt vanuit theorie + wordt getoetst aan de theorie
2. Voortdurend in beweging
Begeleider: verwacht dat hij/zij permanent op de hoogt blijft van nieuwe tendensen
Moet competent zijn nieuwe theorieën te verwerken en kritisch te benaderen
1.2. OP DE WERKVLOER
➔ Geconfronteerd met diverse werkwijzen, met elk zijn eigen specificiteit en uitgangspunten
• Humanist: niet labelen, benadrukt menselijke aspect
• Gedragstherapeut: beïnvloeding van gedrag met bekrachtingsprincipes
• Analist: hechtingsproblematieken en defensieve mechanisme
• Systeemtheoreticus: onderlinge relaties en loyaliteit
➔ In interprofessionele samenwerking bij een ondersteuningsvraag kunnen collega’s ≠ focussen en
inzichten hebben, afhankelijk van hun theoretische kaders.
1.3. VIER PARADIGMA’S (E. BROEKAERT)
• Mens als kennis → empirisch analytisch paradigma
• Mens als verhaal → existentieel-fenomenologische paradigma
• Mens als gerechtigheid → postmodern-kritisch paradigma
• Mens als totaliteit → holistisch-integratief paradigma
2. ORTHOPEDAGOGISCHE DENKKADERS
Orthopedagogiek = een handelingswetenschap en richt zich op wetenschappelijk verantwoorde praktijk
→ is permanent in evolutie, dagelijkse reflectieve actie staat centraal
Wetenschappelijk onderbouwd werken = werken vanuit een 1 of meerdere theorieën
Ontwikkelingen van denkstappen die leiden tot advies voor het handelen
Analyseren van ondersteunings-situaties
Formuleren van het wenselijke en gerechtvaardigde doelen
Doel: verantwoord handelen
Verondersteld een permanente wisselwerking tussen theorie en praktijk
4
,H2: EMPIRISCH ANALYTISCH PARADIGMA
1. DE EMPIRISCH – ANALYTISCHE BENADERING ONDER DE LOEP
1.1. WAT?
• Willen onderzoeken wat er werkt (effectiviteit) om ons handelen hieraan aan te passen
• Theorie toetsen aan praktijk
• Belang van kennisverwerving
• Grondig bestuderen en observatie van gedrag → kennis over verwerken
• Handelen naar richten
• Mens als kennis – cognitief gedragstherapeutisch kader
1.2. ARTIKEL VAN IJZERDOORN
1.2.1. EMPIRISCHE PEDAGOGIEK
• Pedagogisch onderzoek is overwegend empirisch- analytisch
• Kernbegrippen: interventie en integratie
• Pedagogiek = integratieve interventie-wetenschap gericht op de belangen van het kind
• Empirische pedagogiek is bescheiden → zal nooit aan pedagogen in de praktijk zeggen hoe
opvoeding eruit moet zien, dat bepalen de opvoeders, lkr en hv’s zelf obv hun inzichten en kennis
• Empirisch analytische pedagogiek = neemt afstand vd normatieve pedagogiek die W&N kunnen
opleggen id praktijk. → kloof tss waarde en werkelijkheid
1.2.2. ONDERZOEKSMETHODE PAST BINNEN HET EMPIRISCH ANALYTISCH KADER
Empirisch analytische benadering → men probeert op systematische wijze ≠ pedagogische handelingen,
methoden, ingrepen, therapieën en dergelijke uit en kijkt men of er een verschillend praktisch effect is.
• Empirisch: waarnemen in de praktijk, toetsing met de realiteit
• Analytisch: Uiteenrafelen van de praktijk en elk deel apart gaan onderzoeken + kijken hoe alles
samenhangt en elkaar beïnvloedt
1.2.3. V AN OBJECTIEVE KENNIS NAAR WENSELIJKE VERANDERING
• Wat werkt? Wat helpt?
• Kennis over de mens gebruiken om de mens te veranderen: maakbaarheid
• Objectief = dingen die we kunnen weten en zo veralgemenen
1.2.4. DE EMPIRISCHE CYCLUS
Methodologie van gedragswetenschappelijk onderzoek: Observatie
• Observatie
• Inductie: van specifiek naar algemeen gaan → Evaluatie Inductie
hypothese maken
• Deductie: weer specifiek maken → hypothese
toetsbaar maken
• Toetsen
Toetsen Deductie
• Evaluatie
• (Eventuele bijsturing)
5
,➔ Geen cirkel, maar spiraal? Ieder onderzoek levert info op voor aanscherping/ hernieuwde formulering
voor verder onderzoek
➔ Cirkel is uitgewerkt om het onderzoeksproces doorzichtig en navolgbaar te maken = intersubjectieve
navolgbaarheid
➔
1.3. ZIN EN ONZIN? DE KNELPUNTEN VAN EVIDENCE -BASED WERKEN (ARTIKEL
EVIDENCE-BEEST & NORMATIVITEIT)
2. Meerwaarde Knelpunten en gevaren
MEERWAARDE KNELPUNTEN EN GEVAREN
• Vertrekt vanuit de praktijk • Effectiviteit en veronderstelde neutraliteit
Te veel focus op onderzoek
• Men richt zich op objectieve en Handelen gebaseerd op wts onderzoek
generaliseerbaarheid om buikgevoel te ondersteunen
Problemen: onderzoek nooit neutraal,
altijd gekleurd door W&N
• Soms snellere en effectievere hv Effectiviteit is slechts één aspect van een
complex verhaal
• Wts kennis biedt hv’s een breed scala Weinig aandacht voor wensen &
aan mogelijkheden behoeften cliënt en context
• Beperkte reflectie
Ervan uit te gaan dat men zich baseert op
onderzoek (neutraal) → geen reflectie over
keuzes
EVB → eenduidige oorzaak-gevolg relatie in
een dynamische sociale wereld (geen
rekening met veranderingen)
• Decontextualisering
Geen rekening houden met individualiteit van
de cliënt en zijn omgeving
Men probeert eenvoudige oorzaak – gevolg
relatie toe te passen op complexe
dynamieken
• Beperkte bewegingsruimte en eigen inbreng
Inbreng vd cliënt en hv
Protocollering → ↘ vrijheid hv
Minder ruimte voor dynamiek v problemen
en probleemgedrag
• Te veel nadruk op gedrag
Soms teveel focus op aanleren goed
gedrag/ afleren ‘verkeerd’ gedrag
Puur gedragsmatige aanpak kan leiden tot
blinde vlekken in de hv
6
, 1.4.1. SLEUTELWOORDEN EAP
• Effectiviteit: kijken wat werkt
• Toetsen van de theorie
• Verandering/ Erin geloven – maakbaarheid
• Gedrag
• Objectieve kennis vergaren en zo gedrag van mensen beïnvloeden
1. GEDRAGSTHERAPEUTISCH KADER VAN DE EMPIRISCH – ANALYTISCHE STROMING
1.5. UITGANGSPUNTEN
• Gebaseerd op leertheorie
• Centraal: concreet observeerbaar, meetbaar gedrag
• Geloof in sterke veranderbaarheid
• Alle gedrag is aangeleerd en kan afgeleerd worden → + en – bekrachtiging
• ‘Logisch positivisme’= andere benaming, gedrag logisch ontlenen (oorzaak-gevolg) → gedrag
kunnen veranderen (optimistische kijk)
• Onderscheidt andere stromingen: enkel concreet, observeerbaar en meetbaar gedrag is zinvol →
belang van goede observatie
• American Dream (’60)
• Grondleggers: Watson, Pavlov, Thorndike, Skinner, Hull, Dollar, Miller
• Nadruk op planmatige gedragsveranderingen → hoe wordt probleemgedrag in stand gehouden/
afgezwakt door de omgeving? → Voor gevolgen gedrag te beïnvloeden, w gedrag beïnvloedt
2. ENKELE VORMEN VAN LEREN
3.1. KLASSIEKE CONDITIONERING (L EREN DOOR ASSOCIATIE)
• Gedrag aanleren door associatie en verbanden
• Generaliseren van angst + systematische desensitisatie (geleidelijke blootstelling)
• Gedrag dat voorkomt uit of hoort bij gevoelens is vaak klassieke conditionering
• Bv: little albert en hond van Pavlov
➔ Gedrag dat voortkomt uit of hoort bij gevoelens is vaak klassiek geconditioneerd
➔ Generalisatie -> Little Albert had schrik voor alles dat wit en pluizig was
➔ Vermijding -> hij vermeed dit, nooit afgeleerd, nooit geconfronteerd met angstgevoelens
7
,3.2. OPERANTE CONDITIONERING (LEREN DOOR GEVOLGEN)
3.2.1. BASISPRINCIPE: STRAFFEN EN BELONEN
• Zowel beloning als straf volgt onmiddellijk op gedrag
• Belonen > straffen
• Straf alleen: werkt nooit → afleren zonder nieuw gedrag aan te leren zorgt niet voor
gedragsverandering
• Consequent zijn is noodzakelijk
• Partiële bekrachtiging: effectiever dan continue
• Straf en beloning afgestemd op situatie, gedrag en persoon
3.2.2. THORNDIKE’S PUZZELBOX & SKINNER BOX
• Kat en muis moeten zelf iets doen om iets aangeleerd te krijgen
• Gedrag stellen → krijgt gevolg
Gedrag → + gevolgen → gedrag herhaald
Gedrag → - gevolgen → gedrag herhaald niet
3.2.3. TOEPASSING
Token economy systeem = onmiddellijke bekrachtiging door tokens (materiële beloning). Bv. goed
gedrag = zonnetje, volgen regels = meer vrijheid…
Strafprocedure/ isolatie = straffen, isolatie of time-out: iemand uit de bekrachtigende omgeving
weghalen en apart zetten
→ time- out = iemand weghalen uit de bekrachtigende omgeving en apart plaatsen
3.3. MODELLING OF MODELLEREN (LEREN DOOR OBSERVEREN MODEL)
= Gedrag aan- of afleren door het voorbeeld te tonen
Bv. goed gedrag hoofdpersonage bespreken na kijken van een film
3.3.1. BASISPRINCIPES LEERTHEORIE
• Het meeste menselijke gedrag = leergedrag
• Alle gedrag kan af- en aangeleerd worden → koppelen van + en - gevolgen aan het aan- of
afleveren van gedrag
• Ontstaan, voorduren en ophouden van gedrag hangt af van gebeurtenissen als stimuli in de
omgeving
3.3.2. SSG- SCHEMA
SITUATIE
GEDRAG GEVOLG
Duidelijk/ voorspelbaar? Gewenste gedrag? Bekrachtigen
Prikkelarm/ Prikkelrijk? Ongewenst gedrag? Negeren, straffen
Te hoge/ lage verwachtingen? Zelfcontrole? Time out
Te gemakkelijk/ te moeilijk?
8
, 3.4. PROBLEEMGEDRAG
Wat is het concrete probleemgedrag en doelgedrag?
➔ Welke gevolgen zijn er? Voldoen deze aan de regels van straf en beloning?
➔ Zijn deze aangepast aan de cliënt
➔ Wat zegt het ABC of SGG schema over het ontstaan en voortduren van gedrag
3.5. STRATEGIEËN GEDRAGSTHERAPEUTISCHE BENADERING
Systematische desensitisatie = blootstelling/ exposuretherapie, waarmee men tot inwendige contra-
conditionering kan komen. De patiënt w geleidelijk blootgesteld aan angstige toestanden, waarbij men
stap voor stap de angst verwerkt
→ wordt vooral gebruikt voor angststoornissen bv. spinnenfobie
Aversieve benadering = het afleren van ongewenste responsen door aversieve stimuli toe te dienen
Bv. inspuiten APO morfine bij alcoholisten, met als gevolg braken bij drinken alcohol
Token economy system = het aanleren van operants, de onmiddellijke bekrachtiging door tokens
(materiële beloning). Bv. goed gedrag = zonnetje, volgen regels = meer vrijheid…
Modeling = het aan- of afleren van gedrag door modelingtechnieken (goede voorbeeld geven)
Bv. goed gedrag hoofdpersonage bespreken na kijken van een film
Assertieve training = contra-conditionering sociale angsten bv. aanleren zelfzekerheid door afleren angst
Strafprocedures/ isolatie = straffen, isolatie, time-out
→ time- out = iemand weghalen uit de bekrachtigende omgeving en apart plaatsen
Cognitieve technieken = geheel van cognitieve technieken die het belang onderstrepen van cognitieve
processen als mediërend proces
→ bv. zelfinstructieprogramma’s, zelfinstructietraining, theorie Feuerstei
4. KERNCONCEPTEN: MENS ALS KENNIS <> MENS ALS VERHAAL
Gedragsverandering als doel Groei en zelfactualisatie als doel
9
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller liespoppe. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.27. You're not tied to anything after your purchase.