Samenvatting Economie en Bedrijfsleven gedoceerd door professor Scheerlinck. Ze is gemaakt op basis van de slides, les notities en syllabus. Ik behaalde een 20/20 met deze samenvatting. Indien je graag het word document hebt na aankoop, let me know!
Economie en bedrijfsleven
Persberichten op Canvas kennen!
Toepassingen en oefeningen vrijblijvend maar wel nuttig
Hoofdstuk 1: Beginselen van economie
Schaarste en efficiëntie
Wat is economie = Wetenschap die bestudeert hoe maatschappij schaarse middelen aanwendt en
verdeelt voor de productie van goederen en diensten.
Productiemiddelen zijn schaars → belangrijk om ze efficiënt in te zetten
Schaarste: behoeften overschrijden de productiemogelijkheden. Er zullen nooit genoeg
productiemiddelen vermits onze behoeften zo groot zijn. Schaarste is er dus ook in hoge
welvaartslanden.
Productiemogelijkheden bepaald door de 4 productiefactoren:
✓ arbeid
✓ kapitaal
✓ natuurlijke hulpbronnen
✓ ondernemerschap (wordt vaak weggelaten maar is wel belangrijk)
Efficiëntie: doelmatig gebruik van productiefactoren om aan behoeften te voldoen, zoveel mogelijk
output met zo weinig mogelijk input.
➔ We moeten altijd kiezen tussen alternatieven
De economische logica
Denken als een economist
Keuzes en afwegingen → Trade-offs: afweging van het ene goed/beslissing tegenover het andere,
zorgen dat je de beste keuze maakt
Opportuniteitskost → Elke keuze is een afweging tussen alternatieven en gaat gepaard met kosten.
Opportuniteitskost = waarde van het best mogelijke alternatief tov de genomen beslissing, de
waarde van datgene wat je niet kiest. → Dit mag niet al te veel waarde hebben want waarde van wat
je kiest > waarde van wat je niet kiest
Denken “in de marge”: marginale kosten en marginale baten
Marginaal = additioneel, extra
❖ Marginale kost: extra kost als gevolg van productie van extra eenheid
❖ Marginale baat: extra baat, satisfactie agv verbruik van extra eenheid
❖ Marginale verandering is belangrijk bij rationele beslissingen, Rational decision-making
→ Beslissingen zijn voornamelijk rationeel (afgewogen kosten vs baten, die afweging is obv
data/ feiten)
Gedrag in functie van “prikkels” → We reageren als beslisser op prikkels (incentives). Een
verandering in marginale kost of baat wijzigt de prikkel en leidt tot nieuwe beslissing
1
,Eigenbelang en maatschappelijk belang
Adam Smith – 18e eeuw, moraalfilosoof → Grondlegger van de economische wetenschappen
“An Inquiry into the Nature and Causes of the Wealth of Nations” (1776) → Baanbrekend werk van
hem
Metafoor van de “onzichtbare hand”= metafoor voor marktmechanisme: het onbedoelde, positieve
effect van het handelen uit eigenbelang op het algemeen belang (overschotten en tekorten zullen
worden weggewerkt)
Valkuilen
‘Post hoc ergo propter hoc’- drogreden (na dit, daarom vanwege dit)
Neiging te denken wanneer gebeurtenis A zich voordoet en gevolgd wordt door B in de tijd, A de
oorzaak is van B. (Die fout wordt vaak gemaakt door gebrek aan info)
Bv. “President X investeert in nieuwe openbare infrastructuur en kort erna kent het land
economische groei”, dus “economische groei is het gevolg van de investeringen van president X”
Verwarring correlatie met causaliteit
Correlatie is geen causaal verband!
Onterechte veralgemening
Conclusies die geldig zijn op bepaald niveau van redeneren zijn daarom niet geldig op ander niveau
van redeneren.
Voorbeeld 1: Drie bedrijven produceren hetzelfde product tegen dezelfde prijs
Bedrijf Marktaandeel
A 1/3
B 1/3
C 1/3
- Wat gebeurd met marktaandeel wanneer A de prijs verlaagt? Marktaandeel A stijgt
- Wat gebeurd met marktaandeel wanneer A, B en C de prijs evenveel verlagen?
Marktaandelen blijven gelijk want relatieve positie is gelijk
➔ Wat geldt voor een bedrijf geldt niet noodzakelijk voor alle bedrijven samen
Voorbeeld 2: Spaarparadox
Wat voor een individu geldig is, is niet noodzakelijk geldig voor macro economie.
Individu beslist meer te gaan sparen. Dat is goed voor het individu maar stel dat iedereen dit gaat
doen, dan zal dit op macro-economisch vlak leiden tot minder consumptie, dan minder productie,
ontslagen, nationaal inkomen zal dalen en we zullen minder gezamenlijk kunnen sparen
→ deze reflex zie je ook in economische crisis
Ceteris paribus (het overige gelijkblijvend)
Belangrijk om relatie oorzaak-effect te begrijpen
Voorbeeld: Veronderstel een daling in de prijs van hamburgers met €2/kg en een stijging in de prijs
van kip met €1,5/kg.
2
,Wat is impact prijsdaling hamburgers op gevraagde hoeveelheid hamburgers? → Moeilijk na te gaan
wanneer prijzen van beide producten veranderen. Je moet prijs van kip hiervoor constant houden.
Economie als sociale wetenschap
Micro- vs Macro-economie
Micro-economie = bestudeert gedrag van individuele entiteiten (markten, ondernemingen, gezinnen,
...). Het zijn altijd deelanalyses (bv. Bepaalde markten of bepaald soort consument)
Macro-economie = bestudeert economie als geheel; grote aggregaten (groei, werkloosheid,
inflatie,...). Grote indicatoren op niveau van land of regio. Gaat NOOIT over specifieke sector.
Positieve versus normatieve uitspraken
Positieve uitspraak: Beschrijvend, over hoe de economie/fenomeen is
Normatieve uitspraak: Voorschrijvend, over hoe de economie zou moeten zijn
Bv. ‘De overheid moet het gebruik van bedrijfswagens herbekijken’ → Normatief
Bv. ‘Het gebruik van bedrijfswagens verhoogt de maatschappelijke kost’ → Positief, gebaseerd op feit
Economische modellen
Gedrag van de mens staat zeer centraal als studieobject wat de analyse moeilijk maakt.
We werken met modellen die kunnen theoretisch of empirisch zijn. Daarbij zijn er tools die we
gebruiken om de economische analyse te doen.
*Econometrie = statistiek toegepast op economische problemen
*Narratief = beschrijvend zonder veel wiskunde
3
, De drie economische vraagstukken
Antwoorden op die vragen kunnen gevormd worden in diverse economische systemen, je krijgt
ander antwoord in elk van die systemen.
Verschillende economische systemen om productie te organiseren:
Markteconomie = individuen hebben vrijheid te beslissen wat ze produceren en consumeren, zwakke
overheidscontrole (bv. +- Verenigde staten)
Centraal geleide economie = overheid bepaald wat en hoeveel er wordt geproduceerd en
consumeert (bv. Vroegere Sovjet Unie, voormalige Oostblok landen)
➔ Overheidscontrole = wetten, decreten, investering in onderwijs, gezondheidszorg, justitie,…
De productiemogelijkheden
Hoe? Met productiefactoren, hoe die worden gecombineerd zegt veel over staat van technologie die
in sector heerst.
Kapitaal heeft als input niet betekenis van geld maar investeringsgoederen (bv. Gebouwen, tractors,
vestiging)
Waarom bij kapitaal interest en dividenden als vergoeding? Die investeringsgoederen zijn op lange
termijn. Bv. Nieuw gebouw waar je lening voor neemt bij de bank, die willen daar interest op. Dus
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller dcaudenberg. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.52. You're not tied to anything after your purchase.