DNA, RNA en de stroom van
genetische informatie
De structuren van eiwitten kunnen niet optimaal zijn door verschillende factoren (omgeving: pH,
temperatuur; maar ook de sequentie van AZ)
Mutatie : verandering in het genetisch materiaal. De primaire sequentie van alle eiwitten zit vast in
de genetische code van het materiaal.
DNA en RNA zijn lange, lineaire polymeren, nucleïnzeuren, die informatie dragen onder een vorm
die kan doorgegeven worden van generatie op generatie
Eiwitten en DNA,RNA zijn polymeren (aaneenschakeling van bouwblokken)
- Bouwblokken Eiwitten: AZ
- DNA, RNA: Nucleotiden, zij zullen de code vormen voor de AZ
Nucleotide is een combinatie van een SUIKER, FOSFAAT en STIKSTOFBASE! In DNA, RNA hebben we
constante gedeelte (suikers en fosfaten verbonden met esterverbindingen) zij zorgen voor
stevigheid, maar het moet toch nog toegankelijk zijn zodat we de informatie kunnen uitlezen. Het
moet dus terug kunnen opengebroken worden. De opeenvolging van de stikstofbases leveren ons
het genetisch informatie. DNA is een dubbele helix.
DNA DNA : Replicatie; DNA RNA: Transcriptie, RNA Proteïn : Translatie
De mate van informatie levering hangt af van de genetische code die de relatie tussen de sequentie
stikstofbase bepaalt in DNA, evenals de sequentie AZ in de proteïnen.
Complementariteit : Altijd base paren en aan de andere kant de complementaire base. DNA wordt
overgeschreven op RNA (=Transcriptie)
Een sequentie van nucleotide/stikstofbase die wordt per 3 stuk gecodeerd voor 1 AZ. De 3
stikstofbase vormen de codon voor de aminozuur.
Vooraleer RNA volledig vertaald wordt in eiwit, ondergaat het nieuwe RNA nog veranderingen.
Omdat in het RNA zitten er stukken die coderen (Exons) en stukken die niet coderen (introns). De
exons zijn de stukken die vertaald worden en vormen de opeenvolging voor de nucleotiden voor het
eiwit dat gemaakt moet worden. De introns moeten nog verwijderd worden vooraleer het RNA
wordt vertaald in het eiwit, zijn staan eerder in voor de regulering. Dit proces heet SPLICING. Het
mature DNA is wanneer er nog enkel de exonen overblijven
Een nucleïnezuur bestaat uit 4 soorten basen
verbonden via suiker-fosfaat ruggengraat
Vier verschillende soorten basen: Vormen lineaire polymeren.
Nucleotide: Suiker-Fosfaat + 1 van de 4
stikstofbasen.
Er is dan ook een START en STOP codon, maar er
zal altijd per 3 afgelezen worden (ieder 3
nucleotiden vertellen je is). Als het een exon is geeft deze opeenvolging de primaire sequentie van
een eiwit.
1
, DNA en RNA verschillen in suikercomponenten en in
één van de base
Suiker
RNA: Ribose, DNA: Desoxyribose: Gewoon 1 OH groep meer of minder.
De cijfers in de afbeelding is belangrijk. De
accenten zijn de suikers, de
koolstofatomen in de stikstofbasen zijn
getallen zonder accent.
5 C-atoom: Het 3e C-atoom verbinden we
met een fosforydiesterverbinding met het
5e C-atoom.
We beginnen altijd te lezen aan de 5’ en
eindigen aan de 3’: We geven het dus een richting en polariteit.
Basen
2 soorten stikstofbasen die kunnen voorkomen
- Purines: 6 en 5ringen
- Purymidines: Heterocyclische ringen: Ring bestaat uit zowel koolstof als stikstof (enkel
6ringen)
DNA: Adeninen, guianine, cytosine en thymine
RNA: Adennen, Guanine, Cytosine en Uracil (U)
- RNA is een tijdelijke kopie van het DNA, daarom dat uracil ook minder stevig is dan Thymine
Nucleotiden zijn de monomere eenheden van de
nucleïnezuren
Nucleotiden dienen niet enkel om genetische informatie te stokkeren, maar heeft andere belangrijke
rollen zoals betaalmiddel (ATP) en moleculaire signalen (second messenger: Vorming van cyclisch
AMP en amplificeert het signaal, nucleotiden gaan op allosterische manier de enzymen gaan
beïnvloeden.
Een nucleotide zonder fosfor is een nucleoside. Voor de benamingen van DNA staat er telkens deoxy
voor, behalve voor thymidine omdat deze enkel bij DNA voorkomt.
Nucleotiden trifosfaat zijn nucleosiden met 3 fosfaatgroepen. Het zijn monomeren, die bouwblokken
vormen en gelinkt zijn om RNA en DNA te vormen. De vier nucleotiden die aan elkaar gelinkt zijn om
DNA te vormen zijn monofosfaten: Deoxyadenilaat, deoxyguanilaat, deoxycytidilaat en thymidilaat.
Voor RNA gelden dezelfde monofosfaat, maar hier wordt thymidilaat vervangen door uridilaat.
ATP is een belangrijke nucleotide!! Naast een bouwblok voor RNA is het de meest voorkomende
energielevering. De energie die vrijkomt van de trifosfaatgroep wordt gebruikt om verschillende
cellulaire processen te activeren.
Conventie voor de weergave van polynucleotides
De codes moeten we in de juiste volgorde gaan aflezen anders worden er andere AZ gecodeerd. We
hebben een richting (een polariteit). We beginnen met een vrije fosfor 5’-OH groep die gebonden is
aan een fosforylgroep, wanneer het niet gebonden is aan een nucleotide. (vrije 3’-uiteinde).
De conventie schrijven we dus in de 5’-3’
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller emiliea. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.67. You're not tied to anything after your purchase.