100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Werkgroepen jurisprudentie staatsrecht semester I $3.75
Add to cart

Summary

Samenvatting Werkgroepen jurisprudentie staatsrecht semester I

1 review
 106 views  8 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Uitwerkingen van werkgroep 1 t/m 13 staatsrecht B2. Bevat de werkgroepen met betrekking tot wetgeving en decentralisatie. Ook alle verplichte jurisprudentie is uitgewerkt.

Preview 8 out of 61  pages

  • Unknown
  • May 8, 2019
  • 61
  • 2018/2019
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: LvU • 5 year ago

avatar-seller
Werkgroepen staatsrecht
semester I
Werkgroep 1 t/m 9: wetgeving
Werkgroep 10 t/m 12: decentralisatie
Werkgroep 13: integratiewerkgroep met oefencasus

,Werkgroep 1: de rechtsstaat en het
legaliteitsbeginsel
Werkgroepopdrachten
Voorbereidingsvragen
1. Welke functies heeft het Staatsrecht volgens Kortmann? Leg aan de hand van
voorbeelden uit wat deze functies betekenen.
Staatsrecht maakt regels voor een staatsstelsel en de inrichting hiervan, het regelt de
verhouding tussen burgers en overheid.
 Constitueren: het instellen van ambten en het bepalen van de omvang en
samenstelling van ambten, het bepalen van de wijze waarop dragers van het
ambt worden aangewezen en hoe ze het ambt kunnen verliezen. Voorbeeld: art.
51, 52 en 53 Gw.
 Attribueren: het scheppen van bevoegdheden en het toekennen van
bevoegdheden aan bepaalde ambten. Voorbeeld: art. 81 Gw.
 Reguleren: beperkingen aan bevoegdheden toekennen. Voorbeeld: de trias
politica, art. 16 Gw, H1 Gw (grondrechten stellen grenzen aan
overheidsoptreden).
 (Legitimerende functie): geen hoofdfunctie, maar als de constituerende,
attribuerende en regulerende functie van het staatsrecht goed werken zal je over
het algemeen zien dat burgers de overheid als legitiem zien.
2. Wat houdt het voorstel voor de toevoeging van een algemene bepaling aan de
Grondwet in (zie Kamerstuknr. 34516) en wat is de stand van zaken?
De algemene bepaling zou een art. 0 Gw inhouden waarin democratie, de rechtsstaat
en grondrechten worden geëxpliceerd als kernbeginselen. Het artikel is momenteel
in de eerste lezing aangenomen.
3. Wat is het verschil tussen een preambule en een algemene bepaling?
Een preambule is een soort voorverklaring die voorafgaat aan de tekst van een
grondwet, het heeft meer een symbolische waarde. De preambule is vaak
overkoepelend en heeft betrekking op de gehele grondwet maar maakt hier geen
deel van uit. Een algemene bepaling maakt onderdeel uit van de Grondwet en heeft
een juridisch bindend karakter, dus een minder louter symbolisch karakter dan een
preambule.
4. Welke elementen van de rechtsstaat onderscheidt Kortmann?
 Legaliteitsbeginsel
 Vereiste van een voorafgaande, voldoende specifieke algemene regel ten aanzien
van burgers belastend overheidsoptreden.
 Regelgeving en uitvoering moeten niet door een ambt gebeuren, trias politica.
 Democratieprincipe
 Onafhankelijke rechter
 Klassieke grondrechten.
5. Op welke wijze vinden de verschillende elementen van de rechtsstaat bescherming in
de Grondwet en/of jurisprudentie?

,  Legaliteitsbeginsel: niet als zodanig verankerd in de Grondwet, art. 16 Gw heeft
het wel aan voor het strafrecht. Ook art. 88 Gw bevat enigszins het
legaliteitsbeginsel omdat het bepaald dat wetten niet van werking zijn tenzij ze
bekend zijn gemaakt op de voorgeschreven wijze.
 Vereiste van voorafgaande regel bij burgers belastend overheidsoptreden: art. 16
Gw en art. 1 Sr. Dit geld voor Nederlands recht slechts voor het strafrecht maar
door o.a. jurisprudentie van het EHRM doorgetrokken (een wet moet
‘foreseeable’ zijn).
 Regelgeving en uitvoering niet door een ambt: gedeeltelijk vastgelegd,
bijvoorbeeld in art. 57 Gw (incompabiliteiten), maar niet volledig. Een minister
kan immers ministeriële regelingen zelf vaststellen en uitvoeren.
 Democratieprincipe: o.a. in art. 50 en 53 Gw.
 Onafhankelijke rechter: art. 117 Gw en art. 6 EVRM.
 Klassieke grondrechten: H1 van de Grondwet en het EVRM.

Opdracht
Momenteel debatteren de regering en parlement over de toevoeging van een ‘artikel 0’ aan
de Grondwet. Bekijk dit voorstel en de memorie van toelichting daarbij (Kamerstukken
II 2015/16, 34516, 2, Kamerstukken II2015/16, 34516, 3) en ga na wat dit voorstel precies
behelst. Bestudeer aan de hand van de toelichting de volgende vragen:
1. Uit welke elementen bestaat een rechtsstaat volgens de toelichting bij dit voorstel:
 Legaliteitsbeginsel
 Machtenscheiding
 Onafhankelijkheid van de rechtspraak
 Grond- en mensenrechten
2. Wat zouden de consequenties zijn van het opnemen van deze algemene bepaling in
de Grondwet (zie m.n. par. 4 van de toelichting)?
Het opnemen van een algemene bepaling zorgt ervoor dat waarborging van de
democratie, de rechtstaat en de grondrechten normatief van aard is. Deze bepaling
geeft de contouren aan van de Grondwet, hoe deze gelezen en begrepen moet
worden. Hiermee moet duidelijk worden dat de kernbeginselen van de Grondwet
zich uitstrekken over de verschillende onderdelen van de overheid.
Ook moet wetgeving dan in overeenstemming zijn met de drie kernbeginselen. De
rechter mag geen formele wetten toetsen aan art. 0 Gw (art. 120 Gw
toetsingsverbod) maar wel lagere regelgeving. De algemene bepaling krijgt echt
juridische status (in tegenstelling tot een préambule).

Actualiteit
In de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen van 2017 verscheen een rapport waarin
de rechtsstatelijkheid van de verkiezingsprogramma’s van politieke partijen werd
beoordeeld.
1. Aan welke elementen hebben de opstellers van het rapport de
verkiezingsprogramma’s getoetst om de rechtsstatelijkheid daarvan te beoordelen?
Ze hebben getoetst aan het legaliteitsbeginsel (voorspelbare overheid) de grond- en
mensenrechten (bescherming fundamentele rechten) en de onafhankelijke rechter
(effectieve toegang tot de rechter).
2. Wat vindt u van de uitkomsten van deze toetsing?

, Ik vind het schokkend dat alle partijen roepen dat ze dingen willen realiseren voor de
kiezers die tegen de gedachten van de democratische rechtsstaat indruisen. Ze
proberen kiezers te winnen met praatjes die praktisch onuitvoerbaar zijn en niet
waargemaakt kunnen worden.

Jurisprudentie
HR Meerenberg
Voor dit arrest regelde de Kroon zeer veel via het AMvB, ook als hier geen uitdrukkelijke
bevoegdheid voor was.
Voor 1887: in dit arrest besloot de Hoge Raad dat art. 104 Gw (oud) de uitvoerende macht
toekent aan de regering en de wetgevende macht wordt uitgeoefend door de Kroon en de
Staten-Generaal gezamenlijk. Een bevoegdheid moet uitdrukkelijk aan een specifiek orgaan
worden toegekend om hiertoe bevoegd te zijn. De Kroon kan slechts wetgevende macht
hebben als hem dit door delegatie in de Grondwet of de wet in formele zin is verleend. Het is
niet meer zo dat als een bevoegdheid niet uitdrukkelijk aan een specifiek orgaan wordt
toegekend deze automatisch aan de Kroon toekomt.
Na 1887: De Hoge Raad besloot dat de Koning wel zelfstandig AMvB’s kan opstellen, maar
als het AMvB voorschriften bevat die met straffen moeten worden gehandhaafd de
bevoegdheid uitdrukkelijk dient te zijn gebaseerd op een wet in formele zin.

HR Fluoridering
Voor ingrijpend handelen door de overheid is altijd een wettelijke grondslag vereist.

Aantekeningen
Het legaliteitsbeginsel
Al het overheidshandelen moet gebaseerd zijn op een voorafgaande wettelijke bepaling. Het
legaliteitsbeginsel bindt de overheid aan de wet. Het legaliteitsbeginsel bestaat uit
verschillende elementen:
 Voorafgaande regeling (rechtszekerheid)
 Regelgeving en uitvoering gescheiden (gaat machtsconcentratie tegen)
 Overheidsoptreden gaat conform een algemene regel wat betreft inhoud en
procedure (rechtsgelijkheid)
 Overheidsoptreden berust op een basis in de Grondwet of een andere wettelijke
bepaling (rechtszekerheid en rechtsgelijkheid)
 Algemene regels afkomstig van een democratisch gelegitimeerd ambt
(democratieprincipe)
Over de reikwijdte van het legaliteitsbeginsel is veel discussie omdat dit nergens integraal
geregeld is. Per bevoegdheid wordt het legaliteitsbeginsel anders ingevuld:
 Wetgeving: legaliteitsbeginsel geldt zeer sterk
 Bestuurshandelen: het legaliteitsbeginsel geldt minder sterk. Dit wordt wel steeds
strenger omdat voor al het overheidshandelen dat invloed op rechten en plichten
van burgers heeft een wettelijke basis nodig heeft.
 Feitelijk handelen: heel lang werd aangenomen dat feitelijk handelen geen
inbreuk maakt op rechten en plichten en dit niet wettelijk geregeld hoeft te

, worden. Dit wordt ook anders en tegenwoordig wordt er soms toch een
wettelijke basis vereist.
 Noodsituatie: subjectief noodrecht houdt in dat in een noodsituatie de overheid
kan optreden zonder dat er een geschreven wet aan vooraf gaat.

,Werkgroep 2: het Statuut
Werkgroepopdrachten
Voorbereidingsvragen
1. Wat is, in hoofdlijnen, de structuur van het Koninkrijk?
Het Koninkrijk is een staatsrechtelijk samenwerkingsverband bestaande uit vier
landen: Nederland, Aruba, Curaçao en St. Maarten. De BES-eilanden zijn onderdeel
van Nederland. Het zijn vier aparte staten die samen binnen het Koninkrijk bepaalde
aangelegenheden samen regelen. Er is een federale constitutie, het Statuut, maar het
gebruikelijke tweeledige karakter van een federale staat ontbreekt omdat Nederland
het overwicht heeft. De vier landen kunnen wel als deelstaten worden aangemerkt
omdat ze alle vier een eigen grondwet, parlement, wetgeving, etc. hebben.
2. Wat is de staatsrechtelijke positie van de BES-eilanden?
Bonaire, Saba en St. Eustatius zijn bijzondere gemeenten van Nederland met de
status van een openbaar lichaam. Het zijn geen gewone gemeenten omdat veel
dingen die op gemeenten in het Europees grondgebied van Nederland van
toepassing zijn niet van toepassing is op de BES-eilanden (bijv. een groot deel van H7
Gw wel maar een groot deel van de Gemeentewet niet).
De eilanden hebben een eilandraad in plaats van een gemeenteraad en een
bestuurscollege in plaats van B&W. Ook zijn veel dingen in aparte BES-wetgeving
opgenomen.
De BES-eilanden maken sinds 2010 deel uit van Nederland. De inwoners van de BES-
eilanden hebben ook kiesrecht voor de Tweede Kamer. Omdat de BES-eilanden geen
deel uitmaken van een provincie kiezen ze niet mee voor de Eerste Kamer. De functie
van de provinciale staten kan je niet over laten nemen door de eilandraden omdat
inwoners zonder Nederlandse nationaliteit in de gemeenteverkiezingen (dus ook de
eilandraden) kunnen deelnemen. En het wordt onwenselijk geacht dat inwoners
zonder Nederlandse nationaliteit invloed kunnen uitoefenen op de nationale
organen.
3. Wat zijn Koninkrijksaangelegenheden? Welke belangen behartigt het Koninkrijk en
welke behartigen de landen?
Het Statuut somt de aangelegenheden van het Koninkrijk limitatief op. Art. 3 lid 1
Statuut bevat het belangrijkste deel. Art. 5 lid 1 Statuut bevat onderwerpen die het
Statuut kan regelen, maar als dit niet in het Statuut gebeurt regelt de Grondwet het.
Art. 43 Statuut bepaald dat de waarborging van rechten, vrijheden, rechtszekerheid
en deugdelijkheid van bestuur een Koninkrijksaangelegenheid is. Op grond van art.
55 Statuut kunnen andere onderwerpen in overleg tot aangelegenheden van het
Koninkrijk worden verklaard. Met betrekking tot de onderwerpen genoemd in art. 44
Statuut moet indien een Staatsregeling (grondwet van de eilanden) t.a.v. deze
onderwerpen veranderd wordt dit eerst worden goedgekeurd door de regering van
het Koninkrijk (zie ook art. 50 en 51 Statuut).
Er bestaan ook uitzonderingen. Bepaalde Koninkrijksaangelegenheden kunnen ook in
de Grondwet of bij verdrag worden geregeld (art. 14 lid 1 Gw) of door de landen zelf
indien een Rijkswet delegeert (art. 14 lid 1, art. 5 lid 1 Statuut). Indien een regeling

, alleen voor Nederland geldt kan het ook bij gewone wet of AMvB worden geregeld
(art. 14 lid 3, art. 30 en 31 Statuut).
Alle andere onderwerpen die geen aangelegenheid van het Koninkrijk zijn worden
behartigd door de landen zelf (art. 41 lid 1 Statuut).
4. Welke Koninkrijksambten constitueert het Statuut en waarom wijken deze ambten
materieel nauwelijks af van de ambten in de Grondwet?
 Kroon van het Koninkrijk (art. 1a Statuut)
 Een rijksministerraad (art. 7 Statuut): bestaat uit gevolmachtigde ministers van de
overzeese landen en de ministers uit het kabinet van Nederland (art. 10 en 12
Statuut, art. 1 en 3 RvOMR). De gevolmachtigde ministers worden niet bij KB
benoemd en zitten niet in de rijksregering, alleen in de rijksministerraad.
Wanneer het gaat over aangelegenheden die het land van de gevolmachtigde
minister aangaan mogen ze meestemmen in de rijksministerraad.
 De rijksregering (art. 2 lid 1 Statuut): bestaat uit de Koning en de Nederlandse
rijksministers.
 Een Raad van State van het Koninkrijk (art. 13 Statuut): Aruba, Curaçao en St.
Maarten mogen een lid in de Raad van State van het Koninkrijk benoemen, tot nu
toe heeft alleen Aruba dat gedaan. Voor de rest bestaat de Raad van State van
het Koninkrijk uit de Nederlandse Raad van State.
 Rijkswetgever (art. 4 lid 2 jo 15 – 21 Statuut): de rijkswetgever bestaat uit de
Staten-Generaal, samen met de rijksregering. De gevolmachtigde ministers en
andere staten van het Koninkrijk spelen een rol, maar hebben geen stemrecht.
 Hoge Raad (art. 23 Statuut, geconstitueerd in de Grondwet): de Hoge Raad van
het Koninkrijk is precies dezelfde cassatierechter als de Nederlandse Hoge Raad.
De ambten wijken materieel amper af van de ambten in de Grondwet omdat de
samenstelling bijna gelijk is.
5. Wat is de procedure van totstandkoming van rijkswet?
Zie art. 4 jo 15 t/m 22 Statuut:
1) Wetsvoorstel in de rijksministerraad. Dit volgt uit het RvOMR en is ook af te
leiden uit art. 12 Statuut.
2) Advies van de Rijks Raad van State
3) Voorstel wordt ingediend bij de Tweede Kamer en tegelijkertijd toegezonden aan
de parlementen van Aruba, Curaçao en St. Maarten, de Koning doet dit (art. 15
Statuut).
4) De parlementen van de eilanden kunnen schriftelijk verslag insturen en de
gevolmachtigde minister kan deelnemen aan de beraadslaging in de Tweede en
Eerste Kamer. Hij kan inlichtingen geven m.b.t. het standpunt van zijn land en
amendementen indienen waarover de Tweede Kamer zal stemmen (art. 17 en 18
Statuut). Omdat de gevolmachtigde ministers geen lid van het parlement zijn
moeten amendementen via de voorzitter ingediend worden. Ook kunnen
afgevaardigden en bijzonder gedelegeerden worden uitgenodigd.
5) De gevolmachtigde minister kan zich tegen een wetsvoorstel verklaren. De
behandeling wordt dan aangehouden indien minder dan 3/5e van de Tweede
Kamer met het voorstel instemt. Het wordt dan teruggezonden naar de
rijksministerraad (art. 18 Statuut).
6) Nemen de Eerste en Tweede Kamer het aan, dan wordt het gepubliceerd en is de
rijkswet van kracht.

, 6. Wat is de procedure van totstandkoming van de consensusrijkswet?
De toelichting bij het Statuut gaat bij de consensusrijkswet uit van analoge
toepassing van de rijkswetprocedure. De tekst van het Statuut bevat geen
procedurele voorschriften voor het tot stand komen van een consensusrijkswet.
Belangrijk bij de consensusrijkswet is dat er consensus moet zijn. Alle landen moeten
het ermee eens zijn, maar Nederland heeft wel weer een overwicht. Dit omdat de
dingen die bij consensusrijkswet worden geregeld over het algemeen over corruptie
of herstructurering gaan en Nederland veel moet investeren.
7. Wat is de procedure tot wijziging van het statuut?
Art. 55 Statuut. De wijziging van het Statuut geschiedt bij rijkswet maar er gelden
enkele bijzondere procedurele eisen. De rijkswet mag pas worden bekrachtigd door
de Staten-Generaal als Aruba, Curaçao en St. Maarten de rijkswet bij
landsverordening hebben aanvaard. Deze landsverordening bestaat uit twee lezingen
door de Staten van de eilanden. De tweede lezing is niet nodig indien bij de eerste
lezing een 2/3e meerderheid is behaald (art. 55 lid 2 Statuut).
Indien een voorstel tot wijziging van het Statuut afwijkt van de Grondwet dan geldt
voor de besluitvorming van de Nederlandse ambten de procedure van
grondwetsherziening (twee lezingen en ontbinding van de Kamer). Het enige verschil
met de gewone grondwetswijziging is dat in de tweede lezing een gewone
meerderheid voldoende is.
Wordt de rijkswet tot wijziging in het parlement in alle Staten van de eilanden
aangenomen en daarna ook in de Staten-Generaal dan bekrachtigd de Koning het
voorstel en wordt het gepubliceerd.

Opdracht
Op 11 juli 2014 gaf de Koninkrijksregering een aanwijzing aan de gouverneur van Aruba
(Stcrt. 2014, 20467). Kort gezegd komt de aanwijzing erop neer dat de gouverneur de
vaststelling van de begroting over 2014 aanhoudt en onderzoek doet naar realiteit van de
begroting en van de meerjarige ontwikkeling van de overheidsfinanciën van Aruba. De
regering van Aruba is woedend, de minister-president gaat zelfs in hongerstaking.
a. Geef weer welke Koninkrijksaangelegenheid, naar de opvatting van de
Koninkrijksregering, in het geding is. Wat vindt u van deze grondslag voor de
interventie?
Het gaat hier om de deugdelijkheid van bestuur. Ik vind de grondslag vrij zwak
omdat deugdelijkheid van bestuur een breed begrip is. In een normale federale
staat zijn de bevoegdheden van de federale staat en de deelstaten erg duidelijk
afgebakend, dat is hier niet het geval. Door aanwijzingen aan de gouverneur
ondermijnt de koninkrijksregering de democratisch gekozen Staten van Aruba
(indien zij de begroting moeten goedkeuren. Aan de andere kant bepaald art. 29
Statuut dat voordat een land een geldlening van buiten het Koninkrijk kan aangaan
het land dit voor moet leggen aan de Koninkrijksregering. Dus de
Koninkrijksregering heeft wel iets te zeggen over de financiën van Aruba. Aruba
moet immers het begrotingstekort gaan opvullen met leningen.
b. Leg uit op welke wijze (bestuurders of vertegenwoordigers) van Aruba invloed
konden uitoefenen op het geven van en de inhoud van de aanwijzing.
De gouverneur krijgt aanwijzingen van de koninkrijksregering. Hij moet de
aanwijzingen uitvoeren maar de bevoegdheid om te beslissen over

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller marevisser. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.75. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

52928 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.75  8x  sold
  • (1)
Add to cart
Added