Dit is een uitgebreide samenvatting van het vak sanctierecht voor de master Strafrecht aan de UvA. Het bevat alle voorgeschreven literatuur uit het boek, de teksten en jurisprudentie.
Criminaliteit en Rechtshandhaving 2022, WODC, hoofdstuk 4 t/m 8;
F.W. Bleichrodt en P.C. Vegter, Sanctierecht, Derde Herziene Druk, Kluwer: Deventer (2022),
hoofdstuk 1
1.2 ontwikkeling van het sanctiestelsel vanaf 1800
1764 > traktaat ‘over misdaden en straffen’
Ancien regime: strafpraktijk waarin sprake was van een openbaar schouwspel waarin het
lichaam van de veroordeelde als object werd gebruikt.
Traktaat van Beccaria: een pleidooi voor een strafrechtspleging die is gebaseerd op
rationele beginselen, zoals het gelijkheidsbeginsel, het legaliteitsbeginsel etc. de wetgever
bepaalt de op te leggen straffen per delict vooraf, zodat straftoemetingsvrijheid aan de rechter
zou worden ontnomen.
Verlichting: ideeën van Beccaria werden in wetboeken verankerd
1809: Crimineel Wetboek voor het Koninkrijk Holland. De rechter heeft een ruime mate van
straftoemetingsvrijheid, die wel aan beperkingen was gebonden.
Afschaffing van het tentoonstellen van het lichaam van de terdoodveroordeelde in Nederland:
weerstand tegen de openbaarheid en het lijfelijke karakter van de strafvoltrekking.
1811: Franse Code Penal werd ook in Nederland van kracht
1886: Code Penal werd vervangen door het Wetboek van strafrecht.
In de loop van de 19e eeuw voltrokken zich ontwikkelingen die voor de vormgeving van het huidige
strafstelsel bepalend waren:
- Door civilisatie groeide de weerstand tegen lijfstraffen en de publieke voltrekking daarvan.
- Vrijheidsstraffen werden belangrijker
- Tenuitvoerlegging van straffen onttrok zich steeds meer aan de waarneming van publiek.
- Afschaffing doodstraf
- Lichamelijke bestraffen werd vervangen door vrijheidsbeneming.
1.3 vrijheidsbeneming als straf
In de loop van de 19e eeuw werd vrijheidsbeneming de belangrijkste strafsoort. Wel waren de
omstandigheden in de gevangenissen zorgwekkend (ziekten, honger etc).
Doordat gedetineerden elkaar door gezamenlijke opsluiting ook criminele gewoonten
doorgaven, kwam de voorkeur voor eenzame opsluiting naar voren (dit werd voornamelijk
ondersteund vanuit religieus oogpunt).
Als reactie op de meest vergaande vorm van opsluiting kwam het Auburn-stelsel tot stand:
volstrekte eenzame opsluiting is inhumaan. Gedetineerden werden in de nacht afgezonderd,
maar waren overdag samen. Er gold een zwijgplicht; geen communicatie onder gedetineerden.
Hierna kwam het progressieve gevangenisstelsel: het ging uit van een puntensysteem, waarin
gedetineerden meer graden van vrijheid konden verdienen.
Cellulaire stelsel: aparte cellen i.p.v. zalen.
1.4 het sanctiestelsel van het Wetboek van Strafrecht van 1881
Het sanctiestelsel van 1881 kende de volgende karakteristieken:
1. Relatief mild: geen lijfstraffen of onterende straffen
2. Overzichtelijk: het strafstelsel kende maar drie hoofdstukken; gevangenisstraf, hechtenis en
geldboete. Er konden hoofdstraffen en bijkomende straffen worden opgelegd.
3. Met een centrale rol voor de vrijheidsstraf
4. Een nadruk op straffen en niet op maatregelen
5. Een belangrijke rol voor de strafrechter, onder meer tot uitdrukking komend in
straftoemetingsvrijheid
1
,Dus: er is een ontwikkeling waarin het accent van bestraffing verandert van het lichaam naar de
vrijheid van de veroordeelde en waarbij de strafvoltrekking geleidelijk uit het openbare leven
verdwijnt.
1.5 Theoretische achtergronden van de straffen
Neo-klassieke strafrechtvaardigingsgronden
Eerst:
In de klassieke strafrechtvaardigingstheorieën wordt getracht een rationele grondslag te vinden
voor het straffen.
Beccaria ging uit het van sociale contract als basis voor zijn theorie: in deze theorie wordt de vrijheid
van de individuele burger tot uitgangspunt genomen. Burgers geven een deel van hun persoonlijke
vrijheid aan de gemeenschap in ruil voor bescherming door de gemeenschap tegen inbreuken op hun
rechten en vrijheden door anderen.
Een middel hiertoe is straf, die daarmee in dienst staat van het realiseren van een maximum
aan geluk voor een maximaal aantal mensen.
Doel bestraffen: de dader beletten zijn medeburgers door strafbare feiten verder te benadelen
en de medeburgers ervan af te schrikken hetzelfde te doen als de dader.
De klassieke strafrechtstheorie staat in het teken van preventie. Dit wordt ook wel de relatieve
strafrechtstheorie genoemd.
Het klassieke denken over straffen is gebaseerd op het uitgangspunt dat een straf een middel kan zijn
tot beïnvloeding van het gedrag van burgers. Er wordt een afweging gemaakt tussen de voordelen die
een strafbaar feit oplevert en het nadeel dat voortvloeit uit bestraffen. Het nadeel van de straf moet dan
groter zijn dan het voordeel dat het delict meebrengt = utilistische stroming.
Kenmerken utilistische stroming:
- Teneinde strafbare feiten te voorkomen.
- Strafbedreiging is niet hoger dan het preventieve doel
Hiermee fungeren de wettelijke strafdreiging en de toepassing daarvan niet alleen als instrumenten
met het oog op de veiligheid van de samenleving en haar burgers, maar ook als een waarborg ter
voorkoming van wrede, ongelijke en onvoorspelbare bestraffing.
Hierna:
De absolute strafrechtstheorie (dominant): de rechtvaardiging van en de grondslag voor het straffen
worden niet zozeer gezocht in het veronderstelde toekomstige effect ervan, maar in het vergelden van
schuld.
Verschil met relatieve strafrechtstheorie:
1. Er wordt gestraft omdat er misdaan is. De straf moet als uitdrukking van de
rechtvaardigheid op de misdaad volgen, ongeacht het effect ervan.
2. De strafmaat wordt afgestemd op de ernst van de misdaad en niet op de eventuele
gevolgen van de straf.
Ook deze theorie behoort tot de klassieke theorie: ze is geworteld in het uitgangspunt van het
maatschappelijk verdrag en gaat uit van rechtsbeginselen.
Gelet op de nadruk van vergelding wordt deze theorie ook wel retributivistisch genoemd; straf wordt
gezien als een morele of noodzakelijke reactie op hetgeen is misdaan, los van een mogelijk toekomstig
effect van de straf.
2
,Tot slot:
In de 19e eeuw bouwden anderen voort op de gedachte van vergelding als grondslag voor de straf,
maar lieten daarbij de theorie van het maatschappelijk contract als grondslag los. Dit is bekend
geworden als de neoklassieke strafrechtstheorie.
In de neoklassieke visie is sprake van bovengrens van de straf: niet meer leed mag worden
toegevoegd dan verantwoord is in het licht van de ernst van het feit en de schuld van de dader.
Dus: klassieke strafrechtvaardigingstheorieën (relatief en absoluut) > neoklassieke strafrechtstheorie
De moderne richting
Aan het eind van de 19e eeuw kwam de Moderne Richting. Dit zette zich in verschillende manieren
radicaal af tegen de (neo-)klassieke theorieën. Doelen moderne richting:
1. Niet langer op de leer van het sociale contract, maar op de gedachte dat het noodzakelijk is de
samenleving te beveiligen.
2. De veronderstelling dat de mens op basis van zijn vrije wil een rationele afweging maakt om
al dan niet een strafbaar feit te begaan wordt verworpen. In plaats daarvan moesten de
geneeskunst, biologie en de sociologie antwoord bieden op de vraag waarom de dader tot het
begaan van een misdrijf was gekomen.
3. In plaats van dat de rechten van het individu jegens de staat dominant waren, werd nu juist de
bescherming van het collectief tegen gevaarlijke geachte personen centraal gesteld.
4. In plaats van het vooraf zoveel mogelijk fixeren van de sancties zou een zo doelmatig
mogelijke straf moeten worden opgelegd, waarbij de persoon en de persoonlijke
omstandigheden van de dader leidend zijn.
5. De straf is een instrument van sociale controle en niet van een morele reactie op verwijtbaar
begaan onrecht.
Er werd onderscheid gemaakt tussen verschillende categorieën daders. Daders werden ingedeeld met
het oog op een differentiatie in strafrechtelijke reactie. Er waren:
1. Gelegenheidsdaders: met name door externe omstandigheden tot misdrijf gedreven (korte
vrijheidsstraf en zoeken naar alternatieven)
2. Gewoontedaders: innerlijke drang tot deviant gedrag (lange vrijheidsstraf)
1.6 ontwikkeling van het sanctiestelsel vanaf 1900
De moderne richting is van invloed geweest op herzieningen van ons sanctiestelsel:
- Introductie van een bijzonder sanctiestelsel voor jeugdigen
- Invoering van de voorwaardelijke veroordeling in het volwassenenstrafrecht
Dit betekende een andere manier van straffen; van het uitoefenen van externe dwang, eerst
in de vorm van lijfstraffen, later door opsluiting, naar een vorm van zelfdwang: de
veroordeelde wordt geacht zich aan bepaalde gedragsvoorschriften te houden. Leeft hij de
gestelde voorwaarden niet na, kan alsnog externe dwang worden uitgeoefend.
- De ontwikkeling van de maatregel (bijv. Tbr)
Nieuwe stromingen en denkbeelden over straffen
De voornaamste theoretische bewegingen die ons sanctiestelsel hebben beïnvloed waren dus
de klassieke richting en de moderne richting.
Onder invloed van de moderne richting had speciale preventie in de 20e eeuw een centrale
rol tussen de straf doelen ingenomen. De opgelegde straffen waren veel milder geworden.
3
, Begin jaren 30 kwam een tegenbeweging op gang: de autoritaire beweging. Er groeide door
economische en sociale crisis onvrede over het als mild ervaren straf klimaat.
1953 Beginselenwet gevangeniswezen
1977 apart klachtrecht voor gedetineerden
Utrechtse school: ontmoeting van mens tot mens centraal in strafrecht
Hulsman: erkenning van conflictoplossing als strafdeel: het zoveel mogelijk herstellen van
de aangerichte schade. Dit staat aan de basis van theorieën van herstelrecht.
Het strafrecht was een instrument met behulp waarvan bepaalde crimineel politieke
doeleinden konden worden nagestreefd.
Het idee van Jonkers: Er is een fundamenteel en intrinsiek verband tussen de misdaad en de
straf: straf is in wezen vergelding van schuld en onrecht. Vergelding is een noodzakelijke,
grondslag voor de straf. Daarnaast zal een legitiem en geschikt strafdoel moeten worden
nagestreefd.
Jonkers maakt een onderscheid tussen 3 niveaus:
- het niveau van de wetgever
- het niveau van de strafoplegger
- het niveau van de instantie die de straf daaruit voorlegt
Discussie over de grondslag en de functie van de straffen in de 21e eeuw (sanctie toepassing,
vrijheidsbeperkende maatregel, rechterlijke straftoemeting, sterke nadruk op een voortvarende
tenuitvoerlegging).
Verdere ontwikkelingen van het sanctiestelsel
het sanctiestelsel is een herhaaldelijk voorwerp geweest van wetenschappelijk en politiek debat. In
paragraaf 1.4 zijn 5 kenmerken van het sanctiestelsel van 1881 genoemd. Hieronder zal worden bezien
in hoeverre de uitgangspunten van het stelsel van 1881 in 2021 nog gelden.
1. Relatief mild:
- de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf is milder geworden.
- Mogelijkheden om lichtere straffen op te leggen, zoals een geldboete, is ook toegenomen.
- Dit neemt niet weg dat ons huidige sanctiestelsel ook zeer ingrijpende sancties kent:
levenslange opsluiting, TBS en de ontneming van het wederrechtelijk voordeel.
2. Minder overzichtelijk: door de uitbreiding van het aantal sancties en toegenomen
cumulatiemogelijkheden is ons straffen arsenaal verminderd.
3. Met de vrijheidsstraf als centrale straf: de vrijheidsstraf heeft haar centrale positie moeten
afstaan aan de korte vrijheidsstraf, geldboetes, voorwaardelijke veroordelingen en taakstraf.
4. Eensporig: is veranderd naar tweesporig; straffen en maatregelen tegelijk
5. Prominente rol voor de strafrechter: het strafmonopolie van de strafrechter is doorbroken:
- onvrede over de wijze waarop de rechter van zijn straftoemeting vrijheid gebruik heeft
gemaakt. Hiermee is het vertrouwen in de rechterlijke oordeelsvorming minder
vanzelfsprekend geworden.
- Steeds meer zaken worden door het Openbaar Ministerie worden afgedaan (voorwaardelijk
sepot, transactie en strafbeschikking).
Principles of European Prison Law and Policy, Oxford: Oxford University Press 2009, p. 38-63, 69-85
H1.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller AnouschkaJ. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.49. You're not tied to anything after your purchase.