Samenvattingen van het vak Publiek Management en Organisaties, onderdeel van de premaster Management van de Publieke Sector aan de Universiteit van Leiden
Wat is modern publiek management?
= de activiteit die als doel heeft het aansturen en aanpassen van structuren en processen in
organisaties in de publieke sector.
Doel = resultaten boeken van hoge kwaliteit -> het gaat om het geld van de burgers dus
daarom ga je voor kwaliteit. Je werkt voor de maatschappij en die betalen belasting. Die de
kaders tellen zijn de politici en de ambtenaren voeren dat uit.
New Public Management -> technieken uit de commerciële sector worden belangrijk -> dit
komt uit het gescande stuk. Het is een soort beweging. Het is DUS GEEN THEORIE. Ontstaan
in de jaren 80. Het was groot geworden en daarom log en duur. Procedures gingen
langzaam. Volkswagen werkt wel goed en snel en efficiënt. We gaan een aantal technieken
uit de commerciële sector in de publieke sector toe te passen. Een aantal zaken gaan we
outsourcen. Denk aan het uitbesteden van de vuilnisauto’s. We doen het goedkoper. Dit
bieden we en wie wil het? In de praktijk heeft het wel iets teweeggebracht, maar niet altijd.
Voorbeelden: Luchtverkeersleiders of elektriciteit.
Wat is een organisatie:
Elementen die vaak genoemd worden:
- Samenwerking door een groep mensen
- Gedeelde doelen, taken, normen en waarden
- Een geformaliseerde eenheid gebaseerd op wetten en gebaseerd op macht die
gerelateerd is aan een doel -> wie heeft toegang tot gegevens van burgers?
- Vastgesteld gedefinieerde organisatiestructuren (coördinatie mechanismen die
functie en taak gerelateerd zijn) en processen (communicatie, macht relatie,
besluitvormingsprocedures). -> alles is vastgelegd, soms te veel. Meerdere
organisatie hebben zijn eigen regels en die zijn dan in strijd met elkaar
- Formele interne regels en procedures
Een organisatie is een systeem dat constant in beweging is en bepaalde bronnen gebruikt
(input) dat het bewerkt (through put) om een eindproduct te maken of een doel te bereiken
(output/outcome)!
INPUT > THROUGH PUT > OUTPUT/OUTCOME
Geld en mensen zijn de bronnen!
Output is het aantal bonnen en outcome is het meetbare. Je kan het bijna niet pakken maar
wel voelen.
1
,Leiderschap:
Een leider verschilt van een manager!
Een leider:
- Visie over een richting: vernieuwt en ontwikkelt
- Is people oriented
- Inspireert
- Lange termijn denken
- Stelt vragen: wat? Waarom?
- Richt zich niet op de status quo
- Creëert volgers/bereikt mensen op basis van een toekomstvisioen
Voorbeeld standbeeld in India. Een leider kan zowel positief als negatief zijn.
Een manager:
- Focust op systemen
- Korte termijn
- Accepteert status quo en/of past zaken aan als daartoe opdracht wordt gegeven
- Gebruikt bestaande middelen om een doel te bereiken
- Aadnacht voor details
- Controleert
- Geeft opdrachten
- Wat, wie en wanneer
- Productie
Organisatie groei:
Campus Den haag
- Belangrijke actoren: Universiteit Leiden en Gemeente Den Haag
- Van een bezemkast naar meerdere locaties
- Van klein naar groot > gastheer, aparte faculteit + gastheer
- Staf: 3 in 1999, 12,7 2004 en 85 in 2014
- Studenten: 0 in 1999 en 2000 in 2014
De structuur is veranderd en heeft een impact op de organisatie
Stadia in organisaties:
Downs:
1. Strijd om autonomie
a. Politieke steun belangrijk
2. Snelle uitbreiding
a. Innovatie is leidend
3. Consolidatie
a. Vastellen van regels
b. Verantwoording afleggen
Quinn en Cameron:
1. Ondernemersfase
a. Fondsenwerving + vestiging
2. Collectiviteitsfase
a. Cohesie + missie
2
, 3. Formalisatie- controlefase
a. Dominantie ratio + controle door jezelf en door je omgeving
4. Struturaliseringsfase
a. Structuur + decentralisatie + vernieuwing + winst
Sinds de jaren 80 moesten ineens iedereen een missie. Docent vindt het een hoop blabla. Je
moest goed op je teller letten, want je kan eropaf gerekend worden.
Organisatievernieuwing:
- Financiële en sociale consequenties
- Risico en onzekerheden
- Oorzaak: Intern of extern
- Termijnen
- Omkeerbaar of niet of deels
- Vereiste betrokkenheid
- Afhankelijk van een centrale figuur
- Eenmalig of achtereenvolgend
1. Organisaties veranderen niet: dood > BETER = vervanging -> voorbeeld is Foster
parend plan en is PLAN Nederland geworden
2. Aanpassingen: incrementeel (als je niet kan vaststellen dat 100% steun hebt, dan doe
je het in een kleine stapjes en kijk je iedere keer om je heen. Dit doe je om het risico
van mislukking laag te houden) > contingentie (afhankelijk van je omgeving,
voorbeeld puzzel)
3. Life cycle: herhaalde fases van aanpassing of verandering
Een gebroken evenwichtig, volgt door gebroken… In de periode dat je veranderingen hebt
door gevoerd en het daarna rustig is, dan heb je een stable environment.
Verandering/aanpassingen
- Verandering is niet altijd 100%
- Nieuwe politieke aansturing vs. oude staf: mogelijke weerstand
- Types verandering:
o Technologisch (de komst van computer)
o Administratief (deze veranderen door de computer)
o Producten en diensten
o HRM
3
, - Manieren om te veranderen:
o Organisatieontwikkeling (OD)
o Geplande verandering
Organisatieontwikkeling (OD)
- Elementen
o Sterke link met relaties, groepsdynamiek en sociale dimensies
o Groeien en ontwikkeling, waarden, vertrouwen en samenwerken (teams)
- Problemen:
o Intuïtief en heeft geen harde theorieën op gedegen onderzoek
o Te veel nadruk op HRM > te weinig oog voor: strategie, techniek en politieke
invloeden
o Ontwikkeling gaandeweg: geen vastgesteld expliciet inhoudelijk termijn
Golembiewski > problemen OD in openbare sector
- Veel actoren en belangen:
o Supporters en tegenwerkers
o Gefragmenteerd hiërarchie
o Zwakke relaties tussen ambtenaren en politieke leiding
o Verschuivende doelen en belangen in de politieke arena
Ambtenaren moeten het weten en die informeren de Minister. De minister maakt de keuze.
Geplande verandering
Je moet opletten, dat het vaak om hele kleine verschillen gaan, maar hetzelfde vaak
betekend.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller daantje96. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.98. You're not tied to anything after your purchase.