SAMENVATTING SOCIAAL
ZEKERHEIDSRECHT
DEEL 1: ALGEMEEN DEEL
INLEIDING: DE ONTWIKKELING VAN DE SOCIALE ZEKERHEID : EEN EVOLUTIE
̈
1. Ontwikkeling van geindustrialiseerde steden in de 19e eeuw – armoede stilaan groeit de rol van
de overheid in strijd hiertegen!
Ontstaan van sociale zekerheid loopt samen met sociale conflicten.
In de 19e eeuw krijgen we de industrialisatie. Voordeel voor werkgever: goedkoop werkvolk. De sociale
zekerheid is ontstaan door een aantal crisissen die ontstaan zijn. Er was geen veiligheid en geen
bescherming, als jij niet meer wou werken waren er wel anderen die wel wilden werken. Werknemers
werden aan hun lot overgelaten. Ze vonden dit ook logisch. Een aantal groeperingen van mensen zijn
gilden gaan oprichten = maatschappijen voor onderlinge bijstand = mutualiteiten. EIgenlijk waren deze
door de wet le chapelier verboden. Men wou dit niet want dan zou er geen vrijheid zijn. Stilaan begint
men dit wel toe te staan, tegen de wet in. Met de eerste crisis heeft de overheid een algemene
lijfrentekas opgericht waarbij men zegt dat je mag sparen. MAAR noch de staat noch de werkgever
stak er geld in en de arbeiders hadden er geen geld voor.
Voordien privé, gilden, kerk
“Armoede-wetgeving”: maar heeft negatieve gevolgen.
Creatie van godshuizen en bureau’s van weldadigheid.
Werknemers aan hun lot overgelaten
o bij ziekte, werkloosheid en willekeurige bazen.
o Zij richtten zelf maatschappijen voor onderlinge bijstand op (mutualiteiten) was
eigenlijk verboden: wet le Chapelier.
o Oprichting: Algemene Lijfrentekas.
Stilaan ook socialistische coö peratieven (1885: BWP) → pas doorbraak met economische crisis
1884-1885 en bloedige staking 1888.
Op een bepaald moment begint de overheid initiatieven te nemen. Ze hadden ook al pogingen gedaan
om mensen te ondersteunen. Ze gingen de coöperaties erkennen. Daarna is er een enorme
verandering in 1886, na de 2e economische crisis, overal in Europa stakingen. De overheid wou niet
reageren maar in de staking is het besef beginnen omen dat niet tussenkomen van de overheid niet
slim was. Je moest het volk sussen. Men had wel een beetje schrik. Men zag de reactie in Europa en
men heeft eigenlijk gezegd dat de overheid iets moet gaan doen want anders gaan er te veel stakingen
komen. Het is slecht en onrustig.
1
,2. Begin van socialezekerheidswetgeving: Overheid grijpt in: 1886-1914
Idee dat de staat tussenkomt: i.p.v. het gezin/gemeenschap voor verlening van sociale
bescherming groei van staatstussenkomst.
Arbeidswetgevingen.
Invloed van de Duitse wetgeving – von Bismarck.
Rerum Novarum (pauselijke encycliek/ subsidië ren van vrije initiatieven).
1903: wet op arbeidsongevallen 50% loon in alle gevallen.
o Ze gaan subsidies geven aan de maatschappijen van openbare onderstand. Tot 1
wetgeving die onmiddellijk ook gaat komen en dit is de eerste echte socialezekerheidswet
over arbeidsongevallen. Er was hiervoor geen dekking, het enige systeem dat je had is dat
je naar de rechtbank mocht stappen als je niet overeenkwam met de werkgever maar er
waren problemen, zo kan je de fout van de werkgever moeilijk bewijzen.
o In 1993 was er dan de eerste echt socialezekerheidswet voor de arbeidsongevallen. Ze
kregen 50% van hun loon. Je ziet stillaan het idee komen
Socialisten in Parlement & Luiks idee geld voor werklozenkassen:
o Bv. Gentse werkloosheidsfonds! Het grote voorbeeld (gemeente doet coö rdinatie en
administratie) - embrionale vorm ziekte en invaliditeit.
o Er zijn 2 ideeën ontstaan op hetzelfde ogenblik. Op een bepaald moment is men in Luik
geld gaan geven aan de werkloosheidskassen en in Gent heeft men het idee opgevat van
een Gents werkloosheidsfonds. Ze gingen een administratie oprichten die mensen gaat
begeleiden op zoek naar werk en tegelijk geven we subsidies aan de fondsen dat men dan
aan de werklozen kon geven.
o Pensioenen: subsidië ring.
Eerste vorm van verplichte verzekering → mijnwerkerspensioenen (1911).
3. Van WOI tot WOII
Grote stijging werklozen.
Nationaal crisisfonds voor werklozen (later: Nationale Dienst voor Arbeidsbemiddeling en
werkloosheid).
Verplichte pensioenverzekering voor werknemers, loongrens bij arbeiders.
Verplichte verzekering beroepsziekten: via nationaal fonds.
Ziekte/invaliditeit gesubsidieerde vrijheid.
Oprichting Commissie voor Openbare Onderstand.
Oprichting kinderbijslagfondsen door werkgevers.
o Gezinsnoden en nataliteitsredenen.
o Wet van 1928 -: verplichting bij openbare aanbesteding.
o ìn 1937: zelfstandigen (eerste verzekering).
Economische crisis met grote staking in Antwerpse haven van 1936: wet op betaald verlof (6
dagen).
Koninklijk commissaris van werkloosheid.
2
, Tijdens WO ”Ontwerp van Overeenkomst tot sociale solidariteit”: sociale vrede en solidariteit,
sociaal overleg, volledige tewerkstelling, economische expansie en hoge lonen.
o Basis voor sociale zekerheid na WO.
o Grote Besluitwet van 1944 op de Maatschappelijke zekerheid:
› Commutatief systeem.
› Voorlopig beperkt tot werknemers.
› Verplichting werkloosheid; ziekte- en invaliditeit; gezinsbijslagen en jaarlijkse
vakantie - oprichting Rijksdienst voor Maatschappelijke zekerheid (= latere RSZ):
bijdragen doorgestort naar Rijksdiensten (geen
arbeidsongevallen/beroepsziekten/mindervaliden: want andere financiering).
› Pensioenen nu ook deel repartitie - paritair beheer.
MAAR: aanvulling op dus sectorië le opbouw en grote administratieve structuur: dus impliceert
niet de geboorte van de sociale zekerheid.
Langzame uitbouw zelfstandigen (→ geen overheidsinmenging):
o Gelijkschakeling (beperkt/gezinsbijslagen).
o In 1956: verplichte pensioenregeling:
› Gemengd stelsel
› Enkel “armere” kreeg pensioen.
o Ziekte: enkel grote risico’s.
In de jaren 60 grote herschrijving in 2 domeinen:
o Werkloosheid codificatie 1963.
o Ziekte- en invaliditeit: wet Leburton 1963 – oprichting RIZIV: splitsing beheer tss
gezondheidszorg en invaliditeit (conflict tussen christelijke en socialistische
mutualiteiten), uitbreiding gezondheidszorg tot bijna hele bevolking en regeling tarieven
terugbetaling onkosten geneeskundige zorgen.
4. Vanaf 1965-1974: evolutie naar voorlopig eindpunt door voortdurende uitbreiding “Deksel op
Potje”
Na WOI is het duidelijk dat het aantal werklozen een drama is. Men zit met het idee dat er iets aan de
werkloosheid moet gedaan wordt. In 1920 krijg je verplichte verzekering voor werknemers. We
hebben dus nu arbeidsongevallen en pensioenen van werknemers. Op een bepaald moment ziet men
ook dat men een oplossing moet vinden voor beroepsziekten. Verschil met arbeidsongeval?
Arbeidsongeval is nu en bij een ziekte kan het zich ook 20 jaar later afspelen. Het doen zoals de
arbeidsongevallen heeft dus geen zin.
Je ziet op een bepaald ogenblik ook dat men meer en meer verplichte verzekeringen wilt. De overheid
aarzelt wel. Bij ziekte en invaliditeit is gekozen voor geen verplichte verzekering aar voor subsidies. Ze
gaan de commissies subsidiëren.
Men wil sociale zekerheid voor iedereen. Maar ze steunen arbeiders en niet bv zelfstandigen. Ze
moesten volgens … zoeken naar een systeem dat iedereen dekt. Dit zie je stilaan ontstaan bij de
commissie voor openbare onderstand. Wat er dan bijkomt is: men heeft op een bepaald ogenblik heeft
men kinderbijslagfondsen gaan instellen.
3
, Na de 2e grote staking in Antwerpen krijg je een crisis. Wat is toen ontstaan? Men heeft op dat ogenblik
gezegd dat ze de werkloosheid moet aanpakken. Men heeft heel wat ideeën gehad om een koninklijke
commissaris van werkloosheid in te stellen. Men ging een verplichte verzekering voor werkloosheid en
ziekte instellen maar door het uitbreken van de oorlog heeft men wel gehad.
Dan gebeurt er iets bijzonder. Tijdens WOII zitten de sociale partners samen en wordt er een ontwerp
van overeenkomst voor de nationale solidariteit opgericht. Het was een groot plan. Ze beginnen te
discussiëren wat de basis voor de sociale zekerheid ging zijn:
1) RSZ: oorsprong in 1944: het is een commutatief systeem = u betaalt, u krijgt. Voor wat hoort
wat.
2) Ziekte, invaliditeit en werkloosheid werd verplicht gesteld.
3) Bij de pensioenen ging men repartitie doen = ik betaal bijdragen en daarmee betalen we de
uitkeringen aan de huidige generatie en de generatie na mij gaat betalen voor mij.
4) Paritair beheer.
1 probleem, na WOII heeft men beslist om heel de structuur die men had uitgebouwd niet in
de plaatst te stellen maar gewoon voort te bouwen op wat men had. We hadden de
verschillende commissies. Dit verklaart waarom we nog steeds met die ingewikkelde structuur
hebben met mutualiteiten, vakbonden,… Politiek verkreeg men geen akkoord.
Arbeidsongevallen: 1971: verplicht.
Werkloosheid: van forfaitaire bedragen naar individuele uitkeringen.
Pensioenen: van 4 stelsels (arbeiders, bedienden, mijnwerkers en zeelieden) naar één uitbouw
sociaal statuut zelfstandigen: meer en meer gelijkaardig aan werknemer.
1971: arbeidsongeschiktheid voor zelfstandigen.
Kinderbijslagen: schoolgeld.
Regeling voor mindervaliden.
1974: wet op bestaansminimum.
5. Tweede helft jaren ‘70: “crisis”
Inkomsten verhogen en uitkeringen verlagen.
Programmawetten en volmachtenperiode.
Stages jongeren, wettelijk brugpensioen, vermindering uitkeringen werklozen,
solidariteitsbijdragen, opheffing loongrens bij bijdragenberekening.
Oprichting Koninklijke Commissie voor codificatie harmonisering en vereenvoudiging sociale
zekerheid.
In 1984: wet Mainil: grotendeels gelijkschakeling pensioenen werknemers en zelfstandigen.
Jaren ‘90: budget in evenwicht brengen: nieuw sociaal pact? niet gerealiseerd.
In 1991 globaal beheer sociale zekerheid (geen arme en rijke sectoren meer).
In 1996: activering werkloosheidsuitkeringen en faillissementsverzekering zelfstandigen.
Eind jaren ’90: om concurrentie van ondernemingen te verhogen gedeeltelijke vervanging van
werkgeversbijdragen door alternatieve financieringsbronnen - eerste vormen van e-government!
(OAT).
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Laure1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $15.82. You're not tied to anything after your purchase.