Relatievermogensrecht II
DICTAAT
Alyssa Vos
, INHOUD
1 Schuldeisers en het huwelijksvermogensregime 2
2 De beperkte gemeenschap van goederen 8
3 Echtscheidingsconvenant 16
4 Huwelijkse voorwaarden 21
5 Vorm, uitleg, contractsvrijheid en redelijkheid & billijkheid bij huwelijkse voorwaarden 25
6 Pensioen en scheiding 30
7 Ongehuwd samenwonen 36
8 Verrekenbedingen 41
9 De ondernemer in het huwelijksvermogensrecht 50
10 Rechtsvergelijking 56
1 van 59 Relatievermogensrecht II
, 1 SCHULDEISERS EN HET HUWELIJKSVERMOGENSREGIME
Wanneer men het over schuldeisers heeft, dan zijn de volgende items van belang:
Aansprakelijkheid Ziet op de persoon van de schuldenaar en zijn gehoudenheid ten opzichte
van de schuldeiser om aan een bepaalde verbintenis te voldoen. Met andere
woorden: wie kan worden aangesproken voor het verrichten van een
prestatie? In veel gevallen is dat degene die de verbintenis is aangegaan, de
contractspartij. Aansprakelijkheid kan daarnaast uit de wet voortvloeien. Zo
roept art. 1:85 BW aansprakelijkheid van een echtgenoot in het leven voor
verbintenissen die door de andere echtgenoot zijn aangegaan ten behoeve
van de gewone gang van de huishouding. Voor deze verbintenissen is niet
alleen de contractspartij aansprakelijk, maar ook diens echtgenoot: beide
echtgenoten zijn als schuldenaar aan te merken.
Uitwinbaarheid Het verhaalsrecht richt zich dus op het vermogen van de schuldenaar en niet
of Verhaalbaarheid op de persoon. Artikel 1:96 lid 1 BW bepaalt dat in geval van een
gemeenschap van goederen, voor een schuld van een echtgenoot, ongeacht
of deze in de gemeenschap is gevallen, zowel de goederen van de
gemeenschap als zijn eigen goederen kunnen worden uitgewonnen.
Draagbaarheid Bij draagplicht gaat het om de vraag wie uiteindelijk in de onderlinge
verhouding tussen de echtgenoten opdraait voor de schuld. In beginsel zijn
echtgenoten voor de helft draagplichtig voor gemeenschapsschulden, art.
1:100 BW.
➔ De materie loop door elkaar heen, zelf structuur er in houden!
SCHULDEISERS EN HUWELIJKSE VOORWAARDEN
Een van de belangrijkste redenen waarom er huwelijkse voorwaarden worden gemaakt, zit gelegen
in het vlak van de schuldeisers → beschermen tegen de schuldeisers, de vraag of de echtgenoot een
safe heaven kan zijn, of men aan asset protection kan doen, of men vermogen kan overhevelen
buiten het bereik van bepaalde schuldeisers.
Een notaris zou aangeven dat veel mensen gestuurd worden door de accountant of belasting om
huwelijkse voorwaarden te maken in verband met een onderneming die gestart gaat worden door
een van de echtgenoten. De kans op schuldeisers is dan hoog. Het is een goed advies, maar men ziet
dat men vergeet dat huwelijkse voorwaarden ook van toepassing zijn bij scheidingen. Bij een
echtscheiding komt men erachter dan niet enkel de schuldeiser buiten de door is gehouden, maar
ook de ex-echtgenoot. Dit dat de beweegreden was om enkel de schuldeisers buiten de deur te
houden. Het is dus een goede reden, maar er worden alwaar oogkleppen opgezet.
Hoofdregel is schuldeisers buiten de deur te houden, maar dient te gaan om een echtscheiding en
overlijden (komt terug bij Erfrecht II). De docent ziet veel huwelijkse voorwaarden enkel wat tijdens het
huwelijk gedaan dient te worden, denk aan verrekenbeding. Er wordt in die huwelijkse voorwaarden
niets gesproken over wat er gebeurt na een echtscheiding (in wetboek: “huwelijk anders eindigt dan
door de dood”). Hetgeen dat na een echtscheiding dient te gebeuren, dient eruit te poppen in plaats
van dat het uit het oog wordt verloren. Referentie naar Groningse huwelijkse voorwaarden, waar
men dient te waken dat er misbruik wordt gemaakt van juridische onkunde en feitelijk overwicht.
Laatste tijd sneuvelen huwelijkse voorwaarden, aangezien ze puur schuldeisers buiten de deur
houden en niet de andere echtgenoot.
2 van 59 Relatievermogensrecht II
, DE BEPERKTE GEMEENSCHAP VAN GOEDEREN SINDS 2018
Sinds 2018 is er een basisstelsel, de beperkte gemeenschap van goederen. Voor 2018 was er al een
beperkte gemeenschap van goederen, het is nu alleen nog meer beperkt. Ook in het oude systeem
waren er nog privéposten, zie art. 1:94 OBW: verknochte goederen, pensioenen en goederen
verkregen met een uitsluitingsclausule bij een gift of testament. In het oude systeem waren er drie
vermogens: twee privévermogens en één gemeenschappelijk vermogen.
Wat is er sinds 2018? Het privévermogen is potentieel groter geworden dan voorheen en dus is het
gemeenschappelijk vermogen kleiner dan voorheen. Het nieuwe regime geldt voor personen die na
2018 een huwelijksvermogensgemeenschappelijke gemeenschap aangaan. Dit maakt dat het oude
recht nog om de hoek kan komen. Het basisstelsel (nieuwe huwelijksvermogensrecht) heeft
onmiddellijke werking, slechts op een aantal punten is er sprake van eerbiediging van het oude
regime, zie art. 68a OW. Op drie niveaus is er een uitzondering gemaakt met betrekking tot de
onmiddellijke werking van het basisstelsel:
➢ De omvang van de gemeenschap van goederen, art. 1:94 BW. Op oude gevallen qua omvang
het oude regime van toepassing. Dit is logisch, zou gek zijn indien men vanuit Den Haag in
gaat grijpen en dit gevolgen zal hebben voor de omvang van de goederen van personen. Dit
is overigens wel al gebeurd. In 2012 is er ook een nieuw vermogensrecht gekomen. Toen is
geprobeerd om aangebracht vermogen, geërfd vermogen en krachtens schenking verkregen
vermogen buiten de gemeenschap te houden. Dit is toen niet politiek gezien niet gelukt.
Verschil tussen 2011 en 2012 is dat:
De gemeenschap van goederen is slechts zeer aanzienlijk beperkt is, uit het
gemeenschapsvermogen is gegaan hetgeen nu in art. 94 lid 6 BW staat: “Vruchten
van goederen die niet in de gemeenschap vallen, vallen evenmin in de
gemeenschap.” Indien een zaak geërfd is en het vruchten bevatte, viel het goed bij
een juiste clausule uit de gemeenschap en vielen de vruchten in de gemeenschap.
Nu is bepaald dat de vruchten privé goederen zijn, indien de zaak ook een privé goed
is. In dat overgangsrecht ziet men dat de wijziging ook geldt voor degene die al in
gemeenschap van goederen waren getrouwd, er is dus ingegrepen in een bestaand
huwelijk.
Een gedeelte van het erfrecht – aanspraak op andere wettelijke rechten –
uitgesloten is, zie art. 1:94 lid 2 sub c BW.
Een nieuwe categorie privéschulden gecreëerd werden → verplichtingen uit hoofde
van quasi-legaten (=overeenkomsten met werking bij overlijden) zijn privéschulden
geworden, zie art. 1:94 lid 7 sub c BW
Het gekke is dat het overgangsrecht van 2018 de omvang eerbiedigt, in tegenstelling dus van
het overgangsrecht van 2012. Gekeken dient dus te worden welk recht van toepassing is:
voor 2012, tussen 2012 en 2018 of na 2018.
➢ Verhaal van de schuldeisers, art. 1:96 lid 3 BW. Dit artikel geldt niet voor oude
gemeenschappen van goederen. Het is een externe bepaling.
➢ Echtgenoot van gefailleerde, art. 61 Fw. Het nieuwe artikel geldt vanaf faillissement vanaf
2018.
AANSPRAKELIJKHEID
A en B getrouwd in gemeenschap van goederen ano 2018. A gaat verplichtingen aan jegens
X en Y tijdens het huwelijk. Wie is aansprakelijk? A als contractspartij en B indien het een
verbintenis is die voor de gewone gang van de huishouding is aangegaan.
Wat is aansprakelijkheid? Degene bij wie men aanbelt en aangeeft over de brug te komen met de
prestatie. In het algemeen vermogens recht is dit dan dus degene met wie
gecontracteerd/gehandeld is. Met betrekking tot dit gedeelte maakt het voor de aansprakelijkheid
niets uit of dit voor of na het huwelijk is.
3 van 59 Relatievermogensrecht II
,Er zijn uitzondering, men is betrokken zonder dat men een contractspartij is:
➢ Art. 1:85 BW: “De ene echtgenoot is naast de andere voor het geheel aansprakelijk voor de
door deze ten behoeve van de gewone gang van de huishouding aangegane verbintenissen,
met inbegrip van die welke voortvloeien uit de door hem als werkgever ten behoeve van de
huishouding aangegane arbeidsovereenkomsten.” Met andere woorden, voor de gewone
gang van de huishouding aangegane verbintenis. Wat dit is, is bij iedereen verschilt.
Tegenwoordig is hier niets meer over te doen, vroeger wel met de man die op zee was. In
deze tijd is het apart dat de debiteur baat heeft, indien zijn contractspartij getrouwd is.
➢ Art. 1:102 BW: “Na ontbinding van de gemeenschap blijft ieder der echtgenoten voor het
geheel aansprakelijk voor de gemeenschapsschulden waarvoor hij voordien aansprakelijk
was. Voor andere gemeenschapsschulden is hij hoofdelijk met de andere echtgenoot
verbonden, met dien verstande evenwel dat daarvoor slechts kan worden uitgewonnen
hetgeen hij uit hoofde van verdeling van de gemeenschap heeft verkregen, onverminderd de
artikelen 190, eerste lid, en 191, eerste lid, van Boek 3. De rechtsvordering tot voldoening van
de in de tweede volzin bedoelde schuld verjaart tegelijkertijd met de rechtsvordering tegen de
echtgenoot, in wiens persoon de in die volzin bedoelde gemeenschapsschuld is ontstaan..”
Voor bepaalde schulden is de echtgenoot toch aansprakelijk, ondanks dat hij/zij er niet bij
betrokken was. Het speelt enkel bij de ontbinding van de gemeenschap.
UITWINBAARHEID/VERHAALBAARHEID
X en Y weten nu wie aansprakelijk is/zijn, de vraag is daardoor op welke goederen kunnen zij zich
verhalen (=uitwinning/verhaalsaansprakelijkheid)? Op welk vermogen kunnen zij aldus beslag leggen.
Dit wordt de uitwinbaarheid genoemd, in de literatuur ook wel verhaalbaarheid of
verhaalsmogelijkheden.
A heeft een privévermogen van € 100.000,-, B heeft in het privévermogen een auto en de
gemeenschap van de goederen is een huis. Art. 3:276 BW: “Tenzij de wet of een overeenkomst
anders bepaalt, kan een schuldeiser zijn vordering op alle goederen van zijn schuldenaar verhalen”. In
ieder geval kunnen X en Y terecht bij het privévermogen van A. Daarbij kan op grond van art. 1:96 lid
1 BW: “Voor een schuld van een echtgenoot kunnen, ongeacht of deze in de gemeenschap is gevallen,
zowel de goederen van de gemeenschap als zijn eigen goederen worden uitgewonnen.” verhaalt
worden op het huis en dit later te verkopen via een openbare verkoop. X en Y kunnen enkel aan het
privévermogen komen van B, indien B aansprakelijk is.
Art. 1:96 BW nader bekeken:
➢ Lid 1: “Voor een schuld van een echtgenoot kunnen, ongeacht of deze in de gemeenschap is
gevallen, zowel de goederen van de gemeenschap als zijn eigen goederen worden
uitgewonnen”
Maakt dat het gehele goed uitwinbaar is. Daarbij maakt het artikel geen onderscheid tussen
privéschulden en gemeenschapsschulden.
➢ Lid 3: “Het verhaal op de goederen van de gemeenschap voor een niet tot de gemeenschap
behorende schuld van een echtgenoot is beperkt tot de helft van de opbrengst van het
uitgewonnen goed. De andere helft komt de andere echtgenoot toe en valt voortaan buiten
de gemeenschap. De andere echtgenoot is bevoegd, indien een schuldeiser verhaal op een
goed van de gemeenschap zoekt ter zake van een niet tot de gemeenschap behorende schuld,
het goed waarop de schuldeiser verhaal zoekt, over te nemen tegen betaling van de helft van
de waarde van dat goed uit zijn eigen vermogen. Vanaf het tijdstip van de overneming is dit
een eigen goed van deze echtgenoot, dat niet in de gemeenschap valt.” Hierbij gaat het om
de externe aspecten. Het lid ziet op privéschulden. Het gaat dan dus om X en Y die
privéschuld-eisers zijn. Wanneer is iets een privéschuld en wanneer een
4 van 59 Relatievermogensrecht II
, gemeenschapsschuld? De hoofdregel is dat sprake is van een gemeenschapsschuld, tenzij de
wet aangeeft dat het een privéschuld is → denk aan art. 1:94 lid 7 BW.
Er is sprake van een privéschuld. De woning brengt bij openbare verkoop € 100.000, - op. In
beginsel gaat de helft naar de privéschuldeiser en de andere helft naar het privévermogen van B (in
het privévermogen na uitwinning). Art. 1:96 lid 3 BW lijkt hier op. Per saldo verkrijgt de schuldeiser
slechts de helft van de executie op, terwijl het hele goed uitwinbaar is. De docent vindt dit passen bij
het systeem waarbij de goederen in een gemeenschap vallen. Het is niet geschreven dat
privéschuldeisers zich rijk rekenen. Het artikel geldt niet voor oude gemeenschap van goederen.
Indien de privéschuld was aangegaan onder oud huwelijksvermogensrecht, dan had de
privéschuldeiser beperking niet en aldus het gehele bedrag verkrijgen dat uitgewonnen werd. De
harde kantjes zijn met art. 1:96 lid 3 BW dus vanaf. De schuldeisers zijn achteruitgegaan. Wat voelen
de schuldeisers nog meer? Vroeger ging de voorhuwelijkse auto van B de gemeenschap van
goederen in en werd dus verhaalsobject voor de schuldeisers, nu blijft de auto keurig aan de kant van
B zitten.
Schuldeisers die tijdens het huwelijk aankomen, zijn in beginsel gemeenschapsschuldeisers.
Een aangebrachte onderneming komt in het privévermogen van A. A maakt brokken in de
uitoefening van de diensten van het bedrijf en wordt aansprakelijk gesteld. Wat is dit voor
een schuld? Een gemeenschapsschuld, want is ontstaan tijdens het huwelijk en nergens in de wet
wordt aangegeven dat de schulden privéschulden zijn. Anders zou dit zijn indien een de privéauto
winterbanden krijgt en er brokken worden gemaakt.
Volgens de docent is men gek om geen huwelijkse voorwaarden te maken, want de schuldeisers
worden anders gespekt.
DRAAGPLICHT
Schuldeisers gaan verhaal halen, door op alles beslag te leggen en te executeren. De rook
is opgetrokken, de schuldeisers zijn voldaan. A en B zitten nog aan de keukentafel e n
vragen zich af wie dit dient te voelen in de portemonnee. Privéschulden dienen door A privé te
worden en de gemeenschapsschulden door de gemeenschap. daar is het onderscheid privéschuld
ook van belang, maar praat men over de interne verhouding.
Een gokschuld aangegaan tijdens het huwelijk is een gemeenschapsschuld. In art. 1:94 BW
staat niet dat het een privéschuld is. Sinds 2018 is er een nieuw artikel, namelijk art. 1:100 lid 2 BW:
“[..] tenzij uit de eisen van redelijkheid en billijkheid, mede in verband met de aard van de schulden,
een andere draagplicht voortvloeit” Dit lid geeft dat de redelijkheid en billijkheid een andere
draagplicht kan voortvloeien. Hoe zit dit overgangsrechtelijk? Onmiddellijke werking, slecht op drie
punten zijn uitzondering. Het artikel valt niet onder de uitzondering, dus onmiddellijke werking.
Maar overal speelt toch de redelijkheid en billijkheid? Normaliter kan men enkel iets opzij zetten
indien het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De lat is dus lager
gelegd. Over de interne draagplicht en het opzijzetten ervan is jurisprudentie gewezen (voor 2018),
enkel in uitzonderlijke omstandigheden kan de draagplicht anders zijn → een geval waarin sprake is
van verzwegen voor huwelijkse schulden bij een kortdurend huwelijk. Volgens nieuw recht is daar
niet meer de Hoge Raad voor nodig, want een voor huwelijkse schuld is een privéschuld geworden.
Op het moment dat de gemeenschap ontbonden is, komt art. 1:102 BW om de hoek. Niet alleen bij
speelt dit bij echtscheiding, maar ook bij het op heven van de huwelijkse voorwaarden en de dood.
Dit artikel is geschreven voor gemeenschapsschulden. Gemeenschapsschuldeisers krijgen een lijntje
naar B, een aansprakelijkheidslijn waardoor aangeklopt kan worden bij B en is de auto op grond van
art. 3:276 BW uitwinbaar. Art. 1:102 BW geeft dus wat over de aansprakelijkheid en uitwinbaarheid.
5 van 59 Relatievermogensrecht II
,Niet alles uit te winnen, docht slechts het vermogen dat bij B terecht is gekomen door de ontbonden
huwelijksgemeenschap inclusief zaaksvervanging. De rechter kan zaaksvervanging toepassen als
algemeen beginsel, aldus de parlementaire geschiedenis.
KORTE CONCLUSIE GEMEENSCHAPSSCHULDEISER
➢ De gemeenschapsschuldeiser kan zich tijdens het huwelijk verhalen op privévermogen van A
en gemeenschapsvermogen.
➢ Bij de ontbinding van de gemeenschap kan de gemeenschapsschuldeiser zich alsnog verhalen
op de privévermogen van A en gemeenschapsvermogen.
➢ Na ontbinding maakt A een nieuwe schuldeiser, die kan zich slechts verhalen op het
privévermogen van A en het aandeel van A in het ontbonden gemeenschap.
➢ Waar de gemeenschapsschuldeiser zich tijdens het huwelijk verhaal op had, heeft men ook
verhaal op bij ontbinding van de gemeenschap als mede-eigenaarverdeling. Let op: geldt
enkel voor de gemeenschapsschuldeiser.
Wat indien er een privéschuldeiser is die verhaal gaat nemen. A en B zijn slim en gaan uit
liefde scheiden. Ze verdienen hun verzoekschrift in tot echtscheiding en verdelen het pand
toe aan B. A krijgt een niet opeisbare vordering (voor de komende 25 jaar) ter grote van de
helft van de waarde van het pand. De schuldeiser had verhaal op het pand, wellicht met een
beperking indien het in 2018 speelde. Vergeet niet dat Boek 3 geldt voor het algemene
vermogensrecht. Het zou wellicht paulianeus zijn. De privéschuldeiser dient dan ten strijden te
trekken met de pauliana. De gemeenschap krijgt dit gratis in de schoot geworden. Hier ziet men dus
het algemeen belang.
➔ Gemeenschapsschuldeisers verhalen op geheel
➔ Privéschuldeisers verhalen op de helft
Dit is wat de huwelijksvermogensrecht speciaal maakt. De docent vindt het beter om in helfte te
denken en niet in gemeenschap. Hoe gaat het bij samenwoners en hier A brokken maakt? Een half
huis, beslag op een onverdeelde helft. De privéschuldeiser en titel 3.7 BW gaat qua effect lijken op
de eenvoudige gemeenschap.
VISIE
Wat is voor de hand liggend, in de zin van waarom maken we huwelijkse voorwaarden? Om van de
huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap af te komen. De docent vindt dat er pas een goed
basisstelsel is indien men tegen de kinderen kan zeggen dat ze zonder huwelijkse voorwaarden
kunnen trouwen. Het gekke van het basisstelsel is en blijft de schuldeisers die bij de gemeenschap
kunnen komen.
Hoe kan men een schuldeiserscentraal-stelsel krijgen? Door middel van een verrekenbeding in de
huwelijkse voorwaarden waarin staat: ‘Bij echtscheiding wordt er intern afgerekend alsof er een
gemeenschap van goederen is geweest’. Het eerste artikel is dan dat iedere gemeenschap van
goederen wordt uitgesloten, niet met als doel om niet aan de echtgenoot te geven maar om geen
gemeenschap te hebben met uitwinningsmogelijkheden voor gemeenschapsschulden.
Wat had men in de wet dienen te zetten? Uitsluitsel van gemeenschap van goederen en als
basisstelsel een verrekenstelsel waarbij het vermogen dat tijdens het huwelijk is vergaard reken-
technisch obligatoir op een hoop wordt gegooid en wordt verdeeld bij ontbinding van het huwelijk.
Schuldeisers en huwelijkse voorwaarden geven dat er altijd nog een blik in de Faillissementswet
moet worden gemaakt. Met name 63 Fw waarbij de gemeenschap volledig in het faillissement valt
indien een echtgenoot failliet is verklaard. De faillissementscurator is gehouden aan de spelregels die
gelden voor de schuldeisers, art. 1:96 lid 3 BW. De curator krijgt daardoor het beheer over de
gemeenschap.
6 van 59 Relatievermogensrecht II
, EXTRA CASUS
Er is een gemeenschap van goederen met daarin € 90.000, -. A heeft een privévermogen
van € 60.000,-. A heeft een privéschuldeiser die € 100.000,- te vorderen heeft en een
gemeenschapsschuldeiser die € 200.000,- te vorderen heeft. A is de aansprakelijke persoon.
Hoe loopt dit af? Er zijn tekorten. Wie gaat voor? Zijn beide concurrente schuldeisers en staan dus
gelijk in rangvolgorde. Er dienen drie potten gemaakt te worden:
1) € 60.000,- voor zowel de privéschuldeiser als de gemeenschapsschuldeiser
Verhalen naar evenredigheid → € 20.000,- voor de privéschuldeiser en € 40.000,- voor de
gemeenschapsschuldeiser
2) € 45.000,- in verband met art. 1:96 lid 3 BW
Verhalen naar evenredigheid → € 15.000,- voor de privéschuldeiser en € 30.000,- voor de
gemeenschapsschuldeiser
3) € 45.000,-
Kan enkel de gemeenschapsschuldeiser zich verhalen
7 van 59 Relatievermogensrecht II