Hoofdstuk 3, Verslaggevingsprincipes van de boekhoudkundige waarde- en winstbepaling
3.1 Verslaggevingsprincipes in hun onderling verband
Bij het boekhoudkundig waardebegrip dient er aan de opbrengstenkant een norm gevonden
te worden voor het vaststellen van het tijdstip waarop de inkoopprijzen van de
productiemiddelen omgezet mogen worden in verkoopprijzen, als gevolg van het
transformatieproces binnen de onderneming. Het realisatieprincipe geeft deze norm: er is
sprake van realisatie als de onderneming gepresteerd heeft jegens de afnemer, dat wil
zeggen als de onderneming aan haar kant van de overeenkomst met de klant heeft voldaan.
Aan de kostenkant dienen de inkoopprijzen van de productiemiddelen aan perioden
toegerekend te worden. Het verbruik van de productiemiddelen dient toegerekend te
worden aan de periode waarin de opbrengsten genomen worden die ontstaan zijn uit het
verbruik van de productiemiddelen. Dit is het matchingprincipe.
Bij het toerekeningsproces wordt er stilzwijgend van uitgegaan dat de onderneming in de
afzienbare toekomst zal blijven bestaan (continuïteitsprincipe). Als die verwachting niet
meer gewettigd is, zal waardering op basis van inkoopprijzen niet meer aan de orde zijn en
dient er overgeschakeld te worden op lagere verwachte opbrengstwaardes.
Het voorzichtigheidsprincipe schrijft voor dat verwachte voordelen – conform het
realisatieprincipe – pas genomen worden op het moment dat de onderneming gepresteerd
heeft maar dat verwachte nadelen al genomen moeten worden op het moment dat ze
geconstateerd worden en dat niet mag worden gewacht totdat ze daadwerkelijk
gerealiseerd zijn.
Indien een investering naar verwachting niet terugverdiend wordt, houdt toepassing van het
voorzichtigheidsprincipe in dat niet meer op basis van inkoopprijzen wordt gewaardeerd,
maar op basis van lagere opbrengstwaarde. Dit geld ook bij de continuïteitsveronderstelling
maar dan op grotere schaal. Alle activa worden dan afgewaardeerd naar de lagere
opbrengstwaarde, vaak de executiewaarde.
De grondslagen die gebruikt zijn voor het opstellen van de balans per het begin van de
periode dienen hetzelfde te zijn als die per het einde van de periode. Verandering van
grondslag heeft tot gevolg dat een toename van de winst niet alleen veroorzaakt kan zijn
door beter presteren van de onderneming gedurende de periode, maar ook door die
gewijzigde grondslag. Het bestendigheidsprincipe bepaalt dat grondslagwijzigingen alleen
zijn toegestaan als ze leiden tot een beter inzicht in de financiële positie van de onderneming
en als adequaat wordt toegelicht welke gevolgen de wijziging heeft voor het eigen vermogen
en het resultaat. Er bestaat volgtijdelijke bestendigheid (stelselmatigheid) en gelijktijdige
bestendigheid. De gelijktijdige bestendigheid houdt in dat binnen de jaarrekening
soortgelijke posten op consistente wijze behandeld worden.
3.2 Toerekening (accrual)
Ten behoeve van de jaarwinstbepaling moet de totale winst aan verslagjaren toegerekend
worden. Voor het bepalen van de jaarwinst kan de kastoename meestal niet dienen. Aan het
einde van het jaar zijn er allerlei onafgewerkte zaken, waardoor het kasstelsel niet meer
bruikbaar is. Dit betekent dat voor de periodewinstbepaling de uit de transacties en
gebeurtenissen voortvloeiende ontvangsten en uitgaven als opbrengsten en kosten aan de
, verslagjaren worden toegerekend. Voor deze toerekening is bepalend de periode waarop de
opbrengsten en kosten betrekking hebben en niet de periode waarin ze zijn ontvangen en
betaald. Het kasstelsel wordt losgelaten en er wordt uitgegaan van het transactiestelsel
(accrual accounting).
Het toerekeningsbeginsel maakt het winstcijfer subjectiever. Het gevolg van het toepassen
van het toerekeningsbeginsel is dat er in de balans overloopposten (transitoria) verschijnen
om het perioderesultaat zo goed mogelijk af te grenzen.
Bij het toepassen van het toerekeningsbeginsel is de waardering van de balansposten een
dynamische waardebepaling, een waardering in het kader van een juiste winstbepaling. Er is
ook een statische waardebepaling, die bedoeld is om de balans een juist beeld te laten
geven van het vermogen.
Als iemand zijn kantoorpand afschrijft met gelijke bedragen per jaar, is dit uit oogpunt van
winstbepaling (dynamisch) correct. Immers, het pand levert voor de onderneming elk jaar
een even grote nutsprestatie op en dus dienen de kosten evenredig aan de jaren te worden
toegerekend. Als men echter de werkelijke waarde van het pand wil weten, dient er een
taxatie van de waarde op dat moment plaats te vinden (statisch).
3.3 Realisatie
Volgens accrual accounting worden ontvangsten en uitgaven getransformeerd naar
opbrengsten en kosten.
Voor de toerekening van verkoopopbrengsten aan de juiste perioden is het
realisatieprincipe ontwikkeld: pas op het moment dat de onderneming de verkoopprestatie
voltooid heeft, dient de opbrengst genomen te worden. Daartoe is noodzakelijk dat de
onderneming de economische eigendom heeft overgedragen, dus dat het risico van
waardeveranderingen van het verkochte goed definitief is overgegaan op de koper. Als de
verkoper na aflevering nog belangrijke risico’s loopt, dient het boeken van de opbrengst
uitgesteld te worden.
Bij het verlenen van diensten zal in het algemeen opbrengst toegerekend moeten worden
aan de perioden waarin de dienst heeft plaatsgevonden. In het geval van doorlopende
dienstverlening, waarbij eenmalig een provisie wordt verkregen, waarvoor gedurende een
aantal jaren prestaties worden geleverd, zal de provisie verdeeld dienen te worden over die
jaren.
Het realisatieprincipe is met name georiënteerd op het verkoopproces van de onderneming.
Het geeft regels voor het nemen van verkoopopbrengsten in de resultatenrekening.
Tegenwoordig wordt het in een aantal specifieke situaties opzijgezet omdat strikte
toepassing een onjuist beeld van de financiële prestaties van de onderneming zou kunnen
geven:
1. Langlopende werken
Als een bouwbedrijf 3 jaar aan een aangenomen werk besteedt, zou bij toepassing van het
realisatieprincipe pas winst genomen mogen worden bij oplevering. De lezer van een
jaarrekening zou dan onterecht de conclusie kunnen trekken dat het bouwbedrijf in het
opleveringsjaar aanzienlijk beter heeft gepresteerd dan in de 2 voorgaande jaren.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller simone_elissen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.