Hoofdstuk 7, Vlottende activa
7.1 Begripsbepaling en rubricering
Vlottende activa is activa die niet duurzaam verbonden is met de onderneming. Volgens de
IASB en de RJ is er sprake van een vlottend activum als aan een van de volgende
voorwaarden wordt voldaan:
Het is de verwachting dat het activum zal worden gerealiseerd, verkocht of gebruikt
binnen de normale productiecyclus van de onderneming.
Het activum wordt primair gehouden voor de verkoop ven deze verkoop zal naar
verwachting binnen een jaar plaatsvinden.
Het activum bestaat uit liquide middelen of een equivalent van liquide middelen dat
niet beperkt is in zijn aanwendbaarheid.
Onderhanden werk van een aannemer valt ook onder de vlottende activa.
7.2 Voorraden
7.2.1 Soorten voorraden
Voorraden kunnen in de eerste plaats onderscheiden worden naar het stadium in de
ondernemingscyclus waarin ze zich bevinden. Zo kennen we bij een productieonderneming
grond- en hulpstoffen, onderhanden werk, halffabricaat en gereed product. Bij een
handelsonderneming kennen we handelsgoederen. Ten tweede kan een onderscheid
gemaakt worden tussen de technische en de economische voorraad. De technische
voorraad is de werkelijk in het bedrijf aanwezige voorraad. De economische voorraad is de
voorraad waarover de onderneming prijsrisico loopt. Alleen de technische voorraad komt
voor activering in aanmerking omdat de onderneming alleen over deze voorraad de
beschikkingsmacht heeft.
Voor lopende verkoopcontracten wordt her verlies – voor zover levering uit technische
voorraad mogelijk is – bepaald door de contractprijzen te vergelijken met de balanswaarde
van deze technische voorraad, terwijl voor de overige nog te leveren goederen vergelijking
plaatsvindt met de actuele inkoopprijs op balansdatum.
7.2.2 In de voorraad te activeren kosten
Voor wat betreft de kosten die in de voorraadwaardering opgenomen dienen te worden,
komen de voorschriften van de IASB, de RJ en de wet in grote lijnen met elkaar overeen. Bij
gekochte voorraden dienen in de balanswaardering opgenomen te worden de inkoopprijs en
de bijkomende kosten. Voor zelfgeproduceerde voorraden geldt dat in de
voorraadwaardering moeten worden opgenomen:
De gebruikte grond- en hulpstoffen
De overige kosten die rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden
toegerekend
In de voorraadwaardering mogen worden opgenomen:
Een redelijk deel van de indirecte kosten (= overheadkosten, kosten die niet
rechtstreeks aan het product zijn toe te kennen).
De rente op schulden over het tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan
worden toegerekend.
De IASB en de RJ geven expliciet aan dat opname van verkoopkosten in de
voorraadwaardering niet is toegestaan.
, Bij voorraadtoename neemt de totale waarde van de voorraad bij een hogere waardering
per eenheid meer toe dan bij een lagere waardering. Dit betekent een grotere toename van
het eigen vermogen en daarmee een hogere winst. Bij voorraadafname is het omgekeerde
het geval: een hogere voorraadwaardering per eenheid leidt tot een grotere afname van de
totale waardering van de voorraad, daardoor een grotere afname van het eigen vermogen
en dus een lagere winst. In het algemeen kan het verschil in resultaat bij verschil in
waardering van de voorraad derhalve worden verklaard uit de voorraadmutatie
vermenigvuldigd met het verschil in waardering per eenheid product.
De hoogte van de voorraadwaardering heeft gevolgen voor de toerekening van de kosten in
de tijd. Verschillen in voorraadwaardering kunnen leiden tot verschuivingen van kosten en
daarmee van resultaten in de tijd. Over de gehele levensduur gemeten compenseren deze
verschillen elkaar.
7.2.3 Absorption costing versus direct costing
Absorption costing is de voorraadwaardering tegen de integrale fabricagekostprijs. Direct
costing is de variabelekostencalculatie, waarderen tegen de variabele productiekosten. De
constante kosten komen ten laste van het resultaat in de periode waarin ze ontstaan zijn. bij
de constante kosten wordt period matching toegepast. De dekkingsbijdrage (contribution
margin) is het verschil tussen de omzet en de variabele kosten.
Bij absorption costing kan de winst door een hogere of lagere productie worden gestuurd.
Daarmee is dit systeem van waardering en winstbepaling vatbaar voor creative acocunting.
Bij direct costing dreigt het gevaar dat niet voldaan wordt aan het voorschrift dat minimaal
de rechtstreeks aan de productie toe te kennen kosten geactiveerd moeten worden. Als
namelijk de situatie zich voordoet dat bepaalde constante kosten als direct aangemerkt
dienen te worden, moeten deze worden geactiveerd terwijl direct costing ze rechtstreeks
ten laste van het resultaat boekt.
Fiscaal is het aantrekkelijk de voorraden zo laag mogelijk te waarderen. Een relatief lage
voorraadwaardering betekent immers een relatief laag fiscaal eigen vermogen en daarmee
ene relatief lage fiscale winst. Voorraden moeten fiscaal echter zo veel mogelijk op integrale
fabricagekosten worden gewaardeerd. Zo moeten, naast de verwerkte grond- en hulpstoffen
en de directe loonkosten ook de onderhouds- en afschrijvingskosten worden geactiveerd.
Slechts het constante deel van de algemene kosten mag buiten de voorraadwaardering
blijven, zoals onderhouds- en afschrijvingskosten op kantoren en kantoorinventarissen en
kosten van de directie en de administratie.
7.2.4 Waarderingsgrondslag van voorraden
De IASB, de RJ en de wet geven aan dat voorraden gewaardeerd moeten worden tegen de
laagste van de historische kosten en de verwachte opbrengstwaarde. Fiscaal moeten
voorraden tegen de historische kostprijs worden gewaardeerd. Het waarderen tegen de
laagste van de historische kosten en de verwachte opbrengstwaarde staat bekend als de
minimumwaarderingsregel. Afboeking naar lagere opbrengstwaarde kan zich bijv. voordoen
als voorraden door mindere verkoopbaarheid incourant raken.
7.3 Langlopende werken
7.3.1 Specifieke verslaggevingsproblemen
Bij werken op contractbasis met een vaste aanneemsom ligt het risico van calculatie- en
efficiencyverschillen bij de opdrachtnemer. Bij werken op regiebasis, waar wordt afgerekend
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller simone_elissen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.30. You're not tied to anything after your purchase.