Dit is een samenvatting geschreven voor de boeken Biologie voor jou Havo 4 A & B.
Boek A: ISBN:9789402046762
Boek B: ISBN:9789402056921
Handboek: ISBN:9789020871302
Havo 4 Biologie samenvatting
1.1 Wat is biologie?
Organismen zijn levende wezens deze vertonen allemaal levensverschijnselen, zoals voortplanten, groeien, ontwikkelen
en stofwisseling. Stofwisseling zijn alle chemische scheikundige reacties in een organisme. Enzymen helpen dit proces
sneller te gaan, we noemen dit katalyseren. Dingen die nooit hebben geleefd, noem je levenloos.
Elk individu/organisme heeft een unieke levensloop. Deze begint direct na het ontstaan van het organisme. De
organisme begint dan met groeien en ontwikkelen. Er treden veranderingen op tijdens het ontwikkelen. De levensloop is
daarom verdeeld in fasen. De levensloop eindigt als de individu dood is. Een organisme behoort tot dezelfde soort als zij
zich kunnen voortplaten met elkaar. Individuen sterven, de soort blijft voortbestaan. Dit noem je de levenscyclus van een
soort.
De kleinste biologische eenheid is een molecuul. DNA is een belangrijke molecuul in organismen. Het bevat erfelijke
informatie. Veel cellen bij elkaar vormen een orgaan. Een orgaan is een deel van een organisme met een specifieke
functie en bouw. Eenvoudige organismen zoals bacteriën bestaan uit één cel. Organismen behoren tot een populatie.
Populaties leven in een ecosysteem. Het geheel aan ecosystemen op aarde vormt de biosfeer of het systeem aarde.
Door interactie tussen moleculen levert het een levende cel. Door interactie van organen kan je bijvoorbeeld lopen
doordat je ogen spieren hersenen en bloedvaten samenwerken.
1.2 Organen, weefsels en cellen
Een organenstelsel bestaat uit meerderen organen. Ze voeren samen een functie uit.
Organen zijn opgebouwd uit weefsels. Een groep cellen met dezelfde vorm en functie noem je een weefsel. De vorm van
de cellen van een weefsel hangen van de functie af. Dekweefsel bekleedt en beschermt inwendige en uitwendige
lichaamsoppervlakten. Holle organen zoals longen zijn bedekt met een weefsel dat we slijmvlies noemen. Dekweefsel
ligt vaak rechthoekig en dicht tegen elkaar.
Tussencelstof ligt bij veel weefsels tussen cellen. Tussencelstof kan verschillende functies hebben, het ligt aan het soort
weefsel. In beenweefsel bevind zich cellen kalkzouten en collageenvezels. De kalkzouten geven stevigheid aan
beenweefsel. Collageenvezels zijn lijmvormende vezels die zorgt voor samenhang van het weefsel van het beenweefsel.
Dit samen zorgt er voor dat het kraakbeen elastisch en buigzaam is. Het weefsel kan zich hier door enigszins vervormen.
Organismen zijn opgebouwd uit biologische eenheden, zoals cellen en weefsels. De vorm en functie van deze eenheden
hebben een verband.
1.3 Plantaardige en dierlijke cellen
Elk deel van een cel met een eigen functie noem je een organel. De buitenste laag van een cel is het celmembraan. Bij
cellen van planten ligt om het celmembraan nog een celwand. Cytoplasma is het inwendige van een cel. De celkern ligt
in het cytoplasma. Het kernmembraan vormt de buitenste laag van de celkern. Veel plantaardige cellen bevatten een
grote centrale vacuole. Deze wordt omgeven door het vacuolemembraan. De vacuole speelt een belangrijke rol bij de
stevigheid van plantaardige cellen.
In planten kunnen er plastiden voorkomen in het cytoplasma:
– Bladgroenkorrels (chloroplasten, alleen groen)
– Chromoplasten (kleurstofkorrels, geel, oranje en rode)
– leukoplasten (opslag voor stoffen zoals vet, eiwit en zetmeel)
Sommige kunnen overgaan in andere. Bij het rijpen van een banaan veranderen de bladgroen korrels in chromoplasten.
Plaatsen waar plantaardige cellen niet op elkaar aansluiten ontstaan intercellulaire ruimten. Deze zijn gevuld met lucht
en vocht.
Een transmissie-elektronenmicroscoop (TEM) geeft een beeld zonder diepte. Bij een scanning elektronenmicroscoop
(SEM) is wel diepte te zien.
1.4 Celorganellen
De kern van een cel bestaat uit kernplasma omgeven door de kernmembraan. Hierin bevinden zich kernporiën. Dit zijn
openingen waardoor transport van stoffen in en uit het kernplasma mogelijk is. In het kernplasma bevinden zich
chromosomen (lange moleculen DNA). Het bevat ook een kernlichaampje. Hier worden delen van ribosomen gemaakt
die uiteindelijk de cel verlaten door de kernporiën en verder vormen in het cytoplasma.
Het endoplasmatisch reticulum ligt in het cyroplasma en is een uitgebreid netwerk van dubbele membranen dat is
aangesloten op het kernmembraan. De membranen vormen afgeplatte holten en kanaaltjes. Op de membranen van ruw
endoplasmatisch reticulum (RER) bevinden zich ribosomen. Deze vormen eiwitten. Ze komen ook vrij in het cytoplasma.
In het RER geven de ribosomen de eiwitten af in de holten van de membranen. Deze eiwitten worden verder in blaasjes
getransporteerd voor bewerking. Glad endoplasmatisch reticulum heeft geen ribosomen. Het golgisysteem neemt de
, blaasjes met eiwitten op en bewerkt ze tot ze hun definitieve vorm hebben. Dan snoert het golgisysteem de eiwitten in de
blaasjes af. Sommige blaasjes versmelten met het celmembraan en geven de eiwitten buiten de cel af.
1.5 Transport door membranen
Membranen zijn voor veel stoffen ondoordringbaar. Alleen sommige vetten en enkele moleculen kunnen het membraan
ongehinderd passeren. Watermoleculen zijn daar één van. In cellen vinden reacties plaat hier is energie voor nodig. De
energie ontstaat uit een chemische reactie, hierbij ontstaan afvalstoffen. De concentratie energie neemt zo af. De stoffen
gaan door het celmembraan en organel membraan heen. Het verschil in concentratie van de stoffen aan weerszijde van
een membraan is daarbij belangrijk. Bij organismen zijn stoffen opgelost in water (oplosmiddel). De concentratie geeft de
hoeveelheid opgeloste stof in een bepaalde hoeveelheid.
Diffusie is de verplaatsing van een stof van een plaats met een hoge concentratie naar een plaats met een lage
concentratie. Diffusie vind plaats in een gasvormig of vloeibaar midium doordat de moleculen van gassen en vloeibaar
bewegen. Het medium kan bijvoorbeeld lucht of water zijn. Door diffusie verdelen moleculen zich gelijkmatig (homogeen)
over de beschikbare ruimte. De concentratie is daardoor uiteindelijk overal gelijk. Diffusiesnelheid is afhankelijk van de
temperatuur. Bij een stijgende temperatuur is er een toename van de bewegingssnelheid van moleculen en worden
botsingen tussen moleculen krachtiger. De moleculen verspreiden zich dan sneller over een ruimte. De Diffusiesnelheid
hangt ook af van de stof waarin de diffusie plaatsvindt (het midium). Als de dichtheid groter is zitten de moleculen dichter
op elkaar en neemt de diffusiesnelheid af.
Osmose is een wand met poriën die vloeistoffen en gassen scheid. Moleculen die kleiner zijn dan de poriën kunnen er
door heen. Watermoleculen gaan dan door diffusie van de plaats met de meeste watermoleculen naar de plaats met de
minste watermoleculen. De concentratie neemt hierdoor af.
De osmotiche waarde wordt bepaald door het aantal opgeloste deeltjes per volume-eenheid. Hoe meer deeltje hoe
groter de waarde. De oplossing met een hogere concentratie heeft een ‘aanzuigkracht’ op de andere oplossing. Dit noem
je osmotische druk. Hoe groter de concentratie hoe meer druk.
2.1 Ongeslachtelijke voortplanting
M-fase- De cel deelt
Interfase- Verdubbeling van de chromosomen
S-fase- Halverwegen de interfase wordt van elk DNA-molecuul een kopie gemaakt. Dit heet DNA-replicatie of DNA-
synthese.
2.3 Voortplanting
Hormoonklieren geven sappen af aan je bloed. Deze hormonen zijn signaalstoffen die de werking van het lichaam
regelen.Geslachtshormonen regelen verschillende aspecten voor de voortplanting.
De hypofyse is een hormoonklier in het midden van je hoofd onder de hersenen. De hypofyse geeft hormonen af. In de
puberteit maakt de hypofyse geslachtshormonen. De hypothalamus geeft hormonen af die de hypofyse stimuleerd om
bepaalde hormonen te maken zoals FSH en LH. Deze regelen onder andere de productie van geslachtshormonen in de
teelballen en de eierstokken.
Regeling bij de man:
– Onder invloed van GnRH uit de hypothalamus maakt de hypofyse de hormonen FSH en LH aan.
– FSH stimuleert de vorming van zaadcellen.
– LH stimuleert cellen in de teelballen om testosteron te produceren.
Testosteron stimuleert ook de productie van zaadcellen maar, remt de hypothalamus van het aanmaken van GnRH, FSH
en LH. Hierdoor daalt het testosteron ook weer.
Regeling bij een vrouw:
– De eerste 12 dagen van de mestruatiecyclus produceert de hypofyse FSH en LH.
– FSH stimuleert de rijping van follikels in de eierstokken.
Onder invloed van FSH en LH produceren cellen uit de wand van de rijpende follikels oestogenen. Oestrogeen zorgt dat
het baarmoederslijmvlies dikker wordt. Zo wordt de baarmoeder voorbereid op de innesteling van een embryo.
– Als oestrogeen productie een hoogtepunt heeft bereikt stimuleert dit de hypofyse om veel LH af te geven.
– De hoge concentratie LH in het bloed stiuleert de opname van vocht door de rijpende follikel.
– De follikel barst open en er komt een eicel vrij (ovulatie).
– Geen bevruchting.
– Na de ovulatie stimuleerd LH de vorming van het gele lichaam uit het achtergebleben follikelweefsel.
– Het gele lichaam stimuleerd de productie van oestrogeen en progesteron.
– Progesteron maakt het baarmoederslijmvlies nog dikker.
– Progesteron remt de afgifte van FSH en LH.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sjbbotman. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.81. You're not tied to anything after your purchase.