100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Sociale Ongelijkheid: Klasse, Gender, Etniciteit $13.43
Add to cart

Summary

Samenvatting Sociale Ongelijkheid: Klasse, Gender, Etniciteit

1 review
 24 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

Volledige samenvatting van slides + uitgebreide lesnotities + extra aanvulling van verplichte teksten. Vak gegeven door Professor Sarah Van de Velde en Professor Elias Storms in academiejaar '23-'24.

Last document update: 6 months ago

Preview 8 out of 103  pages

  • May 22, 2024
  • May 24, 2024
  • 103
  • 2023/2024
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: sophievandeputte • 4 months ago

avatar-seller
SOCIALE ONGELIJKHEID – KLASSE, GENDER & ETNICITEIT

1. SOCIALE ONGELIJKHEID: EEN SOCIOLOGISCHE KIJK

EEN AANTAL FEITEN OVER (INKOMENS)ONGELIJKHEID


Inkomensongelijkheid in OESO-landen
Inkomen = wat je maandelijks ontvangt.
De inkomensongelijkheid is toegenomen
tussen de jaren ‘80 en 2013 in zowat alle
landen. De enige plek waar het is gedaald,
is Turkije. In België is er een klein stijging in
inkomensongelijkheid.


Intermezzo: Gini-coëfficient = steeds een cijfer tussen 0 en 1
0 = maximale gelijkheid
1 = maximale ongelijkheid

Horizontale as: cumulatief aandeel van de personen die
helemaal niets verdienen tot zij die heel veel verdienen.
Verticale as: cumulatief aandeel in het totale inkomen.

Groene lijn: iedereen heeft exact even veel, wanneer we 60%
van de personen hebben geteld, hebben we ook 60% van het
inkomen geteld.
Rode lijn: zeer extreme vorm van ongelijkheid, wanneer we
60% van de personen hebben geteld, hebben we nog maar 5%
van het inkomen geteld.

45°-lijn = perfecte gelijke verdeling
Lorenz-curve = de eigenlijke verdeling
Je drukt oppervlakte A uit ten opzichte van de totale
oppervlakte en dan kom je uit op een cijfer tussen 0 en 1.
Hoe ongelijker de eigenlijke verdeling, hoe groter
oppervlakte A en dus hoe dichter de verhouding van
oppervlakten (de Gini-coëfficiënt) bij 1.


Verdeling van belastbaar inkomen in
België (2012)

Belastbaar inkomen = inkomen waarvan
een aantal zaken al werden afgetrokken
(bv. sociale bijdragen voor de sociale
zekerheid).


1

,Verdeling van inkomens in decielen (10 blokjes): hoe is het totaal netto belastbaar inkomen
verdeeld over de 10 blokjes die van laag naar hoog zijn gerangschikt? Als het inkomen
perfect verdeeld is, zou ieder blokje 10% van het inkomen moeten bezitten. Dit is duidelijk
niet het geval. Ongeveer een derde van het totale belastbaar inkomen zit bij de 10% rijksten.

België werkt met een progressief belastingsysteem: als je een heel laag inkomen hebt, betaal
je weinig belastingen, als je amper inkomen hebt maar je hebt bv. wel kinderen of
zorgbehoevende gezinsleden krijg je zelfs geld terug (dus de laagste 10% heeft een negatieve
belastingsvoet). Bij de rijkste 10% is de belastingsvoet ongeveer 33%. Hiermee betalen ze
maar liefst 45% van de belastingen die de staat in ontvangst mag nemen.

Belastbaar inkomen: Focus op supperrijken (2012)

Ingezoomd op de top 10%: percentielen.
Het laatste percent van de rijkste personen trekt
7,5% van het inkomen naar zich toe, maar ze
hebben een lagere belastingsvoet dan het
percentiel net ervoor omdat lonen bv. worden
uitbetaald naar een vennootschap.

Ongelijkheid (Gini) volgens inkomensbron (2013)
Europese vergelijking: wat is de impact van de herverdeling via sociale bijdragen en
uitkeringen van vervangingsinkomen (pensioenen) op de ongelijkheid?

Links = ongelijkheid na herverdeling
Rechts = ongelijkheid voor herverdeling
(pensioenen worden als transfer gezien
en dus ook niet meegeteld)
Middelste = ongelijkheid voor
herverdeling maar pensioenen worden
niet als transfer gezien dus ze worden
wel meegeteld.

De grote sprong van gelijkheid wordt gerealiseerd door de herverdeling via sociale
uitkeringen (pensioenen, werkloosheidsuitkeringen, ziekte-uitkeringen, ...). Als deze worden
weggelaten is de ongelijkheid zeer hoog (rechts), als ze wel worden meegeteld, neemt de
ongelijkheid drastisch af (links). bv. Griekenland: ongelijkheid is zeer hoog, maar de reductie
is bijna volledig gerealiseerd door pensioenen (verschil tussen linkse en middelste staafje is
miniem). Dit is ook het geval in Italië: de herverdeling loopt bijna volledig door pensioenen.


Bruto maandloon van voltijdse werknemers
volgens geslacht, regio en onderwijs (2012)

Deeltijdse werknemers worden niet
meegerekend!!




2

,Verschil in geslacht (mannen verdienen meer dan vrouwen), gewest (het gaat hier om de
plek waar het inkomen wordt verdiend, maar niet waar de persoon woonachtig is of waar
het inkomen gespendeerd zal worden: in Brussel gaat veel geld rond maar, maar dit geld
wordt voor het grootste deel buiten Brussel gespendeerd) en opleidingsniveau (er is een
correlatie tussen opleidingsniveau en bruto maandloon).

Vermogensongelijkheid: Kunnen gezinnen in armoede (lage inkomenscategorie) terugvallen
op vermogen om het lage inkomen te compenseren?
Vermogen = vastgoed (woning), auto’s, spaargeld, beleggingen, ...

Witte streepje = mediaan
Zwarte bolletje = gemiddelde (meest gevoelige voor
uitschieters)

Bij de meest extreme categorieën is er een groot
verschil tussen de mediaan en het gemiddelde, wat
wilt zeggen dat er binnen deze groepen nog een
extra ongelijke verdeling is. Bij de laagste groep, zien
we dat de mediaan gelijk is aan 0, maar gemiddeld
gezien is er toch wel wat vermogen. Verklaring: het
grootste aandeel is gepensioneerden, zij hebben
amper een inkomen uit pensioen maar bezitten
misschien wel nog vastgoed.

WAT IS SOCIALE ONGELIJKHEID? EEN (VOORLOPIGE) DEFINITIE

Sociale ongelijkheid verwijst naar ongelijke verdeling van schaarse maar maatschappelijk
gewaardeerde middelen (bv. geld, toegang tot diensten & kennis, erkenning, macht) en de
ongelijke behandeling van individuen en groepen op basis van hun sociale positie in de
maatschappij.

Voorlopige definitie: uit te werken obv. sociologische theorie & empirisch onderzoek

SOCIOLOGISCHE VISIE OP ONGELIJKHEID

• Specificiteit van sociologische blik op ongelijkheid
• Ongelijkheid gaat niet enkel over (graduele) verdeling van middelen over individuen,
maar over maatschappelijke verhoudingen tussen sociale groepen.
• Ongelijkheid wordt niet geanalyseerd vanuit individuele posities & capaciteiten, maar
vanuit sociale posities die mensen in samenleving innemen.

Hoe worden sociale groepen gevormd en welke impact heeft
groepslidmaatschap op ongelijke verdeling? Hoe organiseert de samenleving
zich zodat de ongelijkheid wordt bestreden of net worden bestendigd en
gereproduceerd? Welke structureren zijn aanwezig in de samenleving die
boven de individuen uitstijgen die ervoor zorgen dat sociale ongelijkheid als
patroon terugkeert of ook andere vormen gaat aannemen?


3

, • Sociale posities worden ge(re-)produceerd door maatschappelijke organisatie (van
economie, verdeling van maatschappelijke waardering, en organisatie politieke
besluitvorming). Maar hoe wordt de ongelijkheid die ervaren wordt toch verteerbaar
gemaakt? Wat voor culturele aannames zijn er nodig zodanig dat ongelijkheid wordt
getolereerd?
• Ongelijkheid heeft gevolgen voor individuele levenskansen én maatschappij als
geheel (bv. criminaliteit, onderling vertrouwen, publieke ruimte, etc.).

SOCIALE ONGELIJKHEID ALS SOCIAAL PROBLEEM

SOCIAAL PROBLEEM

• Sociale ongelijkheid bijna even oud als samenleving zelf, maar lange tijd niet als
sociaal probleem beschouwd.
• Situaties niet inherent of vanzelfsprekend problematisch, maar sociaal
geconstrueerd als probleem.
o Objectieve conditie op zich onvoldoende om tot sociaal probleem te maken
o Ook subjectieve dimensie nodig: als probleem beschouwd
• Pas dan wordt situatie een ‘sociaal probleem’ (en komt het op agenda van politiek,
beleidsmakers, onderzoekers & breder publiek).
• Pas sociaal probleem na sociaal proces
• Sociale ongelijkheid pas sociaal probleem bij discrepantie tussen
o objectieve conditie (bv. gebrekkige inkomens, ongelijke onderwijskansen of
toegang tot gezondheidszorg)
o en bepaalde maatschappelijk gedeelde waarden (bv. menselijke waardigheid,
empathie, gelijkheid, vrijheid)
• Als dysfunctioneel of ononvaarbaar gezien door ‘relevante groepen’ in samenleving
als de spanning groot genoeg wordt.
• Én indien beschouwd als ‘aan te pakken’ op maatschappelijk niveau.

ARMOEDE ALS SOCIAAL PROBLEEM

Ongelijkheid (o.a.) geproblematiseerd door historisch veranderende ideeën over armoede.

• Tot 18e eeuw: niet gezien als sociaal probleem waar maatschappij verantwoordelijk
voor is
• 16e tot 18e eeuw: mercantilisme beschouwt armoede als goed
o Mercantilisme: economische filosofie gericht op maximalisatie export door
goedkope input (i.e. arbeidskracht)
o Armoede is geschikt want garandeert goedkope & gehoorzame
arbeidskrachten

• Onderwijs voor brede bevolking gezien als verspilling, want ontmoedigt inzet van
arbeid:
“To make the Society happy and people easy under the meanest circumstances, it is
requisite that great numbers of them should be ignorant as well as poor.” (de
Mandeville, 1732)


4

, • Beperkte rol overheid in sociale bescherming, vnl. tijdelijke bescherming bij
tegenslagen (mislukte oogsten & pandemie).
• Armoede gezien als gevolg van ‘morele zwakte’ van armen (eerder dan bv.
werkloosheid – dwangarbeid als oplossing).

Eerste ‘Armoedeverlichting’

• Ontwikkeling van morele argumenten (wat is goed? wat is ethisch geschikt?) voor
overheid om armoede te bestrijden (maar nog weinig actie tegen armoede).
• Verlichting veranderde ideeën van burgers in Europa
o ‘Wil van God’ of ‘de natuur’ steeds minder aanvaard als verklaringen voor
fenomenen & ordening samenleving.
o Samenleving is mensenwerk: oorzaken van maatschappelijke fenomenen in
manier waarop mensen samenleving organiseren.
o Samenleving kan worden begrepen & gecontroleerd... en daardoor ook
veranderd.

• Eind 18e eeuw: nieuwe visie op mensen in armoede
o Immanuel Kant: mens is doel in zichzelf, nooit middel tot ander doel. Armen
hebben zelfde morele waarde als rijken.
o Adam Smith: welvaart niet bepaald door handelsbalans (cf. tegen
mercantilisme) maar door wat burgers van een land bezitten. Armoede
reduceren niet als bedreiging maar als doel van economische ontwikkeling.
o Armoede is deels gevolg van problematische insituties in samenleving (bv.
Rousseau over eigendom als oorzaak van ongelijkheid).

‘What is the origin of inequality among men, and is it authorized by natural law?’
“The first man who, after enclosing a plot of land, saw fit to say: "This is mine," and
found people who were simple enough to believe him, was the true founder of civil
society. How many crimes, wars, murders, sufferings and horrors mankind would have
been spared if someone had torn up the stakes or filled up the moat and cried to his
fellows: "Don’t listen to this impostor; you are lost if you forget that the earth belongs
to no one, and that its fruits are for all!” (Rousseau, 1754)



• Opgang idee: rol staat in armoedebestrijding
o Voor Kant: rechtvaardigheid (= rechten die individuen opbouwen) boven
liefdadigheid (= vrijblijvend), geen ongelijke relaties tussen wie geeft & wie
krijgt.
o Daarom: rol staat eerder dan lokale religieuze organisaties.

• Opkomst publieke vertogen die sociale ongelijkheid
problematiseren en gelijk-waardigheid van mensen vooropstellen
(bv. ‘Rights of Man’ van Thomas Paine, 1791)
• Weinig verandering in praktijk, vooral evolutie op intellectueel vlak
(en veel intellectuele tegenstand, bv. Malthus en Ricardo:
armoedebestrijding neemt motivatie om te werken weg).



5

,Tweede ‘Armoedeverlichting’
Graduele verandering in ideeën doorheen 19e eeuw

• Utilitarisme met idee van dalend marginaal nut van inkomen, creëerde economisch
argument tegen (grote) inkomensongelijkheid want iemand die heel arm is heeft veel
meer aan iets extra in vergelijking met iemand die heel rijk is.
• Meer nood aan technisch geschoolde arbeiders, dus positiever beeld op scholing van
armen.
• Opkomst van socialistische beweging: kapitalisme als oorzaak van armoede
• Opkomst sociaal onderzoek met impact op publiek debat, vb. ‘armoedelijn’ van
Charles Booth eind 19e eeuw.
• Pas laat in 19e eeuw ook eerste acties tegen ongelijkheid met oa. afschaffing
slavenhandel (en later slavernij).

Culmineert in tweede helft 20e eeuw in tweede armoedeverlichting

• Armoede moreel als beperking van vrijheid & persoonlijke ontwikkeling (bv. filosoof
Rawls: geen vrijheid als je arm bent).
• Armoede als belemmering voor economische ontwikkeling (bv. econoom Keynes:
toename inkomen voor armen promoot economische groei want armen gaan hun
inkomen onmiddellijk spenderen).
• Rol van overheid in garanderen toegang van alle burgers tot essentiële materiële
hulpgoederen voor persoonlijke ontwikkeling: ontwikkeling van welvaartsstaat.

ONGELIJKHEID ALS SOCIAAL PROBLEEM VANDAAG

• Decennia na WO II: hoogdagen van welvaartsstaat. Sociale ongelijkheid sterk
opgevat als sociaal probleem
o Grote sociale ongelijkheid illegitiem in & schadelijk voor democratie
o Beschouwd als maatschappelijke eerder dan individuele verantwoordelijkheid
• Daarom overheid verantwoordelijk gehouden voor reductie van sociale ongelijkheid
o door progressieve belastingen
o herverdeling door daarmee publieke diensten te voorzien
o uitbouw sociale zekerheid

• Vanaf tweede helft jaren 1970: sterke neoliberalisering
o Sociale ongelijkheid beschouwd als gevolg van individuele inspanningen &
talenten (en dus legitiem).
o Inkomensherverdeling gezien als negatief voor welvaartscreatie, want
ondermijnt wil tot werken & ondernemerschap.
Margaret Thatcher in parliamentary debate with Labour Party: “The honorary
Gentleman is saying that he would rather that the poor were poorer, provided
that the rich were less rich. That way one will never create the wealth for
better social services, as we have. What a policy.”

• Kortom: sociale ongelijkheid geen sociaal maar individueel probleem, daardoor
minder nood aan herverdeling & bijsturing van economie.


6

, • Sinds jaren 2010: sociale ongelijkheid terug op politieke agenda
o Intergenerationele reproductie van sociale ongelijkheid (bv. via onderwijs):
individuele inspanning of ongelijke kansen?
o Functionele (ipv. morele) argumenten tegen ongelijkheid: negatieve gevolgen
van sociale ongelijkheid voor samenleving als geheel

bv. Wilkinson & Pickett (2009) The Spirit Level: ‘Why more equal societies
almost always do better’. Ze betogen dat een zekere mate van gelijkheid, de
samenleving als geheel tegoed komt. Ze stellen vast dat in samenlevingen die
zeer ongelijk zijn meer maatschappelijke problemen voorkomen en op die
manier de samenleving als geheel (inclusief de rijken en middenklasse)
slechter af is.

Wilkinson & Pickett construeren ongelijkheid als sociaal probleem

• !!! ‘Sociale constructie’ wil hier zeggen: méér dan objectieve situatie, ook aangeven
waarom onwenselijk (zie voorgaande slides).
• Vaststelling: contrast tussen materieel succes & sociaal falen in veel rijke landen.
• “Economic growth, for so long the great engine of progress, has, in the rich countries,
largely finished its work.” (p. 5)
• Verschuiving aandacht van economische groei & materieel succes naar gezondheid &
psychologisch welzijn van bevolking.
• Gezondheid (m.n. levensverwachting) is gerelateerd aan inkomensverschillen binnen
landen, niet aan inkomensverschillen tussen landen.


Levensverwachting wordt als proxy genomen voor
welvaart.
Economische groei (bbp per capita) zorgt voor
betere welvaart, maar op een gegeven moment vlakt
dit af. Iedere groei van het bbp brengt steeds minder
welvaart met zich mee wanneer we kijken naar
levensverwachting.



Duidelijke impact van armoede op levensverwachting (binnen landen)

... maar
verschillen in
levens-
verwachting
tussen landen
niet te verklaren
door verschillen
in nationaal
inkomen.


7

, Levensverwachting correleert niet zo sterk met het bbp, dus het is niet zozeer door het
niveau van economische welvaart van het land als geheel (bbp) dat je kan verklaren waarom
er grote verschillen zijn is levensverwachting.

De levensverwachting correleert
wel met de mate van ongelijkheid.
In landen met een lage ongelijkheid
is er ook veel minder sprake van
sociale en gezondheidsproblemen.
Naarmate de ongelijkheid afneemt
(meer herverdeling), gaat de
algemene welvaart omhoog.

Hoe verklaren Wilkinson & Pickett deze bevinding?

• Eenvoudig causaal mechanisme: ‘ongelijkheid gaat onder de huid zitten’.
o 40 jaar toename van stijging in niveau van ervaren angst: iedereen gaat een
beetje gespannen rondlopen, we hebben voortdurend schrik om naar
beneden te vallen.
o Gegevens uit VS: toename van streshormonen (bv. bij een ontslag kan een
verlies van gezondheidsverzekering leiden dat je niet meer door de
ambulance wordt opgehaald).
• Interpretatie Wilkinson & Pickett:
o ‘Social evaluative threat’ (‘dreiging van sociale beoordeling’): toenemende
sociale ongelijkheid leidt tot grote druk met anderen te vergelijken, leidt tot
angst om negatief beoordeeld te worden.
o Oorzaak is dus statuscompetitie: mensen kijken voortdurend naar anderen en
beelden zich in hoe anderen naar hen kijken en er is een heel grote vrees om
plotseling weg te zakken en in grote problemen te komen. Dit leidt tot een
sfeer van angst, politiek wantrouwen enz.

Conclusies
• Meer gelijkheid komt iedereen ten goede, grote voordelen voor mensen met laag
inkomen maar ook meerderheid bevolking vaart er wel bij (want ook rijken
profiteren ervan als er bv. minder moorden worden gepleegd in de samenleving).
Probleemconstructie op intellectueel niveau: argumentatie
• Sociale ongelijkheid is gevolg van menselijk handelen: beleidskeuzes van verkozen
politici. Probleemconstructie op niveau van actie: aanzetten tot anders handelen. Ze
vestigen de aandacht op de politieke mogelijkheden die er zijn om daar weldegelijk
een invloed op te hebben.

Onder het beleid van Thatcher, doen de
politieke beslissingen de ongelijkheid zeer
sterk toenemen. Er is dus weldegelijke
een soort politieke invloed op de mate
van ongelijkheid; politieke vormgeving
van de samenleving is mogelijk


8

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller AnoniemUA. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $13.43. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

52510 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$13.43  1x  sold
  • (1)
Add to cart
Added