Samenvatting van het vak cultuur- en mediatheorie, gegeven in 2e bachelor van de richting sociologie. Samenvatting van de slides en het boek van deze lessenreeks.
Cultuur- en mediatheorie
Examen = 2-delig examen (Walter Gert)
4/15 dobbelstenen komen op het examen → 1 uitwerken !!
Schriftelijk: 4 begrippen omschrijven + 4 open vragen (reproductie/inzicht) + 1 doordenker
Inleiding (niet belangrijkste)
Afbakeningen en bepalingen
Cultuur als domein of dimensie
Cultuur = aangeleerd gedrag van generatie op generatie doorgegeven
Te ruime definitie: dieren hebben eveneens cultuur (vb. eetculturen bij apen)
Cultuur = domein → component van het menselijk handelen
- Vb. subsidies gegeven aan slechts bepaalde delen van de cultuur
Cultuur = dimensie → doordringt het hele leven van de mens
- In dromen, eten, beschaving, ...
Cultuur als geheel van betekenissen – nomisering
Cultuur = verzameling van betekenissen, al dat gene waar betekenis aan gegeven wordt
Alles waar betekenis heerst = vormen van het menselijke handelen (doen en denken)
Nomisering = nomos (naam/norm) → herkennen en afbakenen van dingen
➢ Naam: Ordenen van dingen in de wereld door naamgeving
• Vb. Adam = herschepping van de door God gemaakt wereld door naamgeving
➢ Norm: namen zorgen voor verhoudingen en relaties
• Nieuwe categorieën = nieuwe constructen = nieuwe/verschuivende betekenissen
Cultuur als een tweede natuur
Gehlen: auteur + antropoloog over mens als soort → Urmensh und Spätkultur
- Ordefunctie van nomisering = biologisch noodzakelijk
- Vroeggeboorte: deel van biologische ontwikkeling na de geboorte (! Gevoelig voor context)
➢ Instinctarmoede en weltoffenheid: leven in open wereld (veel prikkels en geen instinct)
➢ Instabiliteit en onzekerheid → stabiliteit door cultuur en sociale instituties
➢ Geen biologische uitrusting = veel mogelijkheden → keuzes maken door cultuur
- Instituties: brengen stabiliteit door geproduceerde gedragspatronen (achtergrondfunctie)
➢ Oplossingen bieden voor problemen (die nog niet gekend zijn)
➢ Patronen leren kennen door spelenderwijs taal, gezin, markt, ... leren kennen
➢ Instituties ~ cultuurperiode van mensheid → keuzes helpen maken in handelen, ...
- Neotenie = behoud van juveniele kenmerken bij volwassenen → creativiteit, open, ...
➢ Afhankelijkheid van waar we patronen, handelingen, ... uitputten
- Historische oorsprong = moeilijk fundamentele betekenis van instinctvervangende patronen
- Industrietechnische cultuur: objectiviteit valt weg → reflectiviteit = onzekerheid = subjectivering
- Geen onnadenkende volging van patronen = afgrond van mogelijkheden
,Cultuuranalyse: zin, tekens, praktijken
3 manieren om cultuur te benaderen: (overzicht van hoofdstuk 3)
1. Verstehende benadering (zin): Dilthey, Rickert en Weber
➢ Begrijpen van handelingen, voorwerpen, ... → zin vatten
2. Semiotiek (teken): Saussure, Peirce
➢ Hulpmiddelen om zin weer te geven → betekenissen = reductie tot semiotiek
3. Analyse van praktijken: wat wordt er met de zin en betekenissen gedaan (omgang met)
➢ Veldanalyse (Bourdieu)
➢ Cultural studies (Hall)
➢ Kritische theorie (Adorno over cultuurindustrie)
Cultuur = wordt uitgetekend en verdwijnt weer → Orde brengen en orde vervalt en ...
Aspecten van cultuur
Iedere culturele uiting = bekijken vanuit vele aspecten
1. Cognitief: wetenschap en technische kennis [vb. naam = kenniselement]
2. Expressief: kunst, muziek, ... (uitdrukking emotie) [vb. naam = uitdrukking van persoon]
3. Normatief: gedragsnorm (handelswijze voorschrijven) [vb. naam = bepaalde richtlijnen]
4. Evaluatief: waarden (! Volgorde) [vb. naam = persoonlijke waarde]
5. Constitutief: in het leven geroepen (zelf ‘verzonnen’) [vb. naam = taal]
➢ Taal creëert eigen werelden
- Multi-aspectuele elementen (tradities, mythes, ...) = ongedifferentieerd
Voorbeeld: Lam God’s Pollock
- Cognitief: religieuze kennis (heiligen, ...) kennis over wanorde in wereld (oorlogen, ...)
- Expressief: minder maar kunst en poëzie duidelijke expressie
- Normatief: plechtige/ordelijke van religie norm = expressieve uiting zonder grenzen
- Evaluatief: complex = religie + traditie + ... vrijheid
Constitutief: dimensie van culturele uiting dat iets in het leven roept
- Vb. Goed kunstwerk toont iets waarvan we het bestaan nog niet afwisten tot dat moment
- Vb. God spreekt eerste woorden van de bijbel = inrichting van de wereld
- Vb. Maan-roos-vis leren in het eerste leerjaar → begin van geschreven taal
Woord- en beeldcultuur = gespannen verhouding → Beeld (rijker van communicatie) > woord (rationeler)
Ontkoppeling van woord aan beeld (vb. ceci n’est pas une pipe)
Nieuwe verhouding: woord ‘uitbeelden’
,Cultuur: connotaties van een begrip
Griekse notie van Paideia
Paideia = verwijst naar opvoeding van kinderen → aanleren van bepaalde processen
- Sofisten = rondtrekkende leraren van de goede manier van leven aanleren aan kinderen
➢ Retorische leraren in Athene in Athene
➢ Rondtrekkende conclusie: wat op de ene plaats geldt, geldt niet per se op andere
➢ Geen universele waarheden: context = belangrijk en verschillend
- 2-delig: Physis = natuurwetten (overal geldig) nomos = menswetten (contextafhankelijk)
➢ Kapotbreken van mythische orde = mensen, goden, dieren hebben zelfde wetten
➢ Scheiding natuur en cultuur → wezens kunnen niet overgaan in elkaar ≠ mythisch
- 2 gevolgen:
➢ Emanciperend: mens heeft leven in EIGEN handen (los van vroeger)
➢ Cultuurrelativisme en nihilisme: menselijke orde = voorlopig en herzienbaar
Plato’s ideeënleer: tegen de sofisten
- Ideeënleer: echte ideeën ≠ zichtbaar (
➢ vb. wiskundige vorm = punten = oneindig klein ≠ zichtbaar → geldig voor ALLE ideeën
- Idee: mens terug het besef geven van een absolute norm
➢ Mens moet zich richten naar zijn natuur → nood aan ontdekking van deze natuur
• Anamnese: kennis = herinneren wat u ooit geweten hebt
• Paideia: opvoeding = kinderen connecteren met de zuivere ideeën
➢ Eigen natuur = ziel = idee → eeuwig idee
- Nomos: cultuur = streven naar vervolmaking (goede, ware en schone) → nood eigen natuur
➢ Cultuur ≠ product van de mens = geheel van eeuwige ideeën
➢ Vorming = kennis nemen van de juiste vormen → enculturatie = hoogste maatstaf
- Opvatting = gericht op ideeënwereld → cultureel systeem = waardesysteem
- Plato’s grot: projectie van de echte wereld = idee → alleen ideeën zijn echt
➢ Mens worden: bewust worden van ‘gevangenis’ en deze overstijgen
Cultura (romeinen)
- Cultura animi = vertaling van Paideia
- = activiteit van cultiveren en bewerken (van een veld, menselijke geest, ...)
- Griekse: cultuur = onttovering van mythe burgerij: cultuur = onttovering middeleeuws beeld
➢ Lostrekken van de invloed van de kerk: traditie rationele inzichten
- Griekse: vorming = statische gerichtheid op eeuwig idee burgerij: vorming = dynamisch
- Vorming = bewustzijn van de mens + mogelijkheid tot leven verbeteren + vooruitgang + ...
Cultuur, civilisation en Bildung:
- Cultuurbegrip = geloof in verbeterbaarheid van de mens
- Civilisatiob, esprit, bildung, ... = specifieke connotatie gemeenschappelijke notie
➢ Mens kan zich verheffen + liefde voor vervolmaking + ...
, Bildungsideaal (- Wilhelm Von Humboldt)
- Cultuurbegrip = vorming van een ontwikkelde persoonlijkheid
- Uitdrukking: universitaire vorming = vereniging objectieve kennis en subjectieve persoonlijkheid
➢ Algemene vorming
- Summum van cultuur = algemeen ontwikkelde persoonlijkheid
Het wetenschappelijke cultuurbegrip van de culturele antropologie
Constructie van de vooruitgang van de men:
- Klemm: Burgerlijk vooruitgangsideaal = menselijke verworvenheden
➢ Cultuur = resultaat van wisselwerking mens-natuur en mens-mens
- Tyler: alle menselijke verworvenheden = cultuur → ≠ ideaal = empirisch verschijnsel
➢ Cultuur = wat mensen in interactie met elkaar en natuur tot stand en voort brengen
- Culturele antropologie: dynamische cultuur = evolutieproces
➢ Toestand van wildheid → burgerlijke beschaving
➢ Cultuur = alles van betekenis (alles = invloed en verbinding met denken en leven)
‘Cultuur = complex geheel waaronder kennis, geloof, kunst, recht, gewoonten als gelijk welke andere
vaardigheid of gewoonte valt, die de mens als lid van een maatschappij heeft verworven’ – Tyler
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nikavandenbergh. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.36. You're not tied to anything after your purchase.