Dit document bevat een volledige uitwerking van de voorgeschreven literatuur voor het vak BPR2 (collegejaar 2018/2019). Dit collegejaar is de voorgeschreven stof veranderd: het boek en voorgeschreven artikelen. Het is een uitgebreide samenvatting die ikzelf heb uitgewerkt.
Samenvatting literatuur
Burgerlijk procesrecht 2
Blok IIB, collegejaar 2018-2019
Een samenvatting van de voorgeschreven studiestof
Inhoudsopgave
HC 1 – Inleiding .................................................................................................................. 1
HC 2A – Bewijsrecht algemeen en bewijslastverdeling ....................................... 7
HC 2B – Bewijsmiddelen 1............................................................................................ 18
HC 3A – Bewijsmiddelen 2............................................................................................ 34
HC 3B – Bewijsbeslag en exhibitieplicht ................................................................. 34
HC 4A – Bewijsrecht internationaal .......................................................................... 38
HC 4B – Modernisering bewijsrecht ......................................................................... 42
HC 5A – Arbitrage 1 ........................................................................................................ 44
HC 5B – Arbitrage 2 ........................................................................................................ 50
HC 6A – Beslag en executie 1 ....................................................................................... 50
HC 6B – Beslag en executie 2 ....................................................................................... 61
HC 7 – Hoger beroep ....................................................................................................... 62
HC 8A – Cassatie ............................................................................................................... 72
HC 8B – Incidenten ....................................................................................................... 103
HC 1 – Inleiding
Pitlo H1: inleiding tot het bewijs
1. Plaats van het bewijsrecht in ons rechtssysteem.
Regels die aangeven hoe men uit het privaatrecht voortvloeiende rechtsaanspraken
met overheidshulp verwezenlijkt, vormen het burgerlijk procesrecht. Veel zijn deze
regels geregeld in het Rv. Als wordt gesproken over bewijsrecht, dan wordt gedoeld
op het bewijsrecht in burgerlijke zaken. Dit recht is dus in het Rv te vinden, maar ook
in het BW, WvK, faillissementswet en andere wetten.
2. Burgerlijk proces en strafproces
Verschillen tussen beide processen:
• initiatief tot bescherming van het publieke belang gaat uit van de overheid.
Het OM (bestuursorgaan) is belast met vervolgen; er kan een zaak worden
gestart tegen de wil van de verdachte in. De overheid is in burgerlijke zaken
passief.
• In strafzaken is de rechter verplicht een onderzoek in te stellen naar de
materiele waarheid. dit wordt materiele waarheid genoemd. In het burgerlijk
recht zoekt de rechter alleen naar de waarheid voor zover partijen dit vragen;
1
, dat is formele waarheid. De burgerlijke rechter is lijdelijk; niet of voldoende
betwiste feiten moet de rechter als vaststaan beschouwen (154 Rv), ookal weet
de rechter dat dit niet de waarheid is.
3. Totstandkoming van de nieuwe regeling van bewijsrecht
het bewijsrecht is voornamelijk geregeld in art. 149-207 Rv. Het bewijs kan worden
geleverd door alle middelen (art. 152 Rv) – er is geen behoefte meer aan regels zoals
een getuige is geen getuige. Een veelheid van bepalingen kon vervallen door alle
middelen en vrije bewijswaardering door de rechter.
4. Bewijzen in burgerlijke zaken
Op welke wijze moeten bewijzen in burgerlijke zaken worden gedefinieerd? daar
geeft de wet geen duidelijkheid over. het gaat (op grond van art. 149 Rv) om de vraag
of feiten en rechten, die de rechter aan zijn beslissing ten grondslag legt, zijn komen
vast te staan.
Juridisch bewijs is anders dan wiskundig of natuurkundig bewijs. Er is namelijk geen
bewijs bij de rechtswetenschap. Procespartijen moeten de rechter een mate van
zekerheid bijbrengen dat de feiten en rechten in overeenstemming met de waarheid
zijn. daarnaast strekt het bewijs bij juridische zaken niet verder dan de procederende
partijen en hun rechtsverkrijgers. Bij wiskundig bewijs is dat wel anders. De
procedure tussen A en B, daarin speelt C geen rol ten aanzien van bewijslast. Als C
iets kan bewijzen, dan hebben A en B daar nog niets aan in de procedure. Het bewijs
mag alleen door A of B worden gegeven.
5. Partijautonomie vs. lijdelijkheid van de burgerlijke rechter
Zijn er burgerlijke rechten geschonden, dan kan de burgerlijke rechter niet optreden.
Dit is een zaak van partijen. De procespartij is ‘dominus litis’; zij bepaalt de aanleg en
omvang van het geding. De burgerlijke rechter is lijdelijk (in beginsel). Zie ook
hiervoor art. 149 lid 1 Rv en art. 24 Rv. Er zijn uitzonderingen op dit uitgangspunt en
die staan ook in art. 24 Rv. Dat is het geval bij een uitdrukkelijke wetsbepaling of het
geval dat de rechtsgevolgen niet ter vrije bepaling van partijen staan, zoals dat het
geval is in P&F zaken. De partijen bepalen dat er wordt geprocedeerd, in hoeverre die
wordt beëindigd. De lijdelijkheid van de rechter vloeit onder meer voort uit art. 25
Rv, dat de rechter slechts toestaat om de gronden ambtshalve aan te vullen. Feitelijke
gronden zal hij dus niet ambtshalve in aanmerking mogen nemen indien die niet door
een van partijen is aangevoerd. Alleen feiten/omstandigheden van algemene
bekendheid mogen worden meegenomen (art. 149 Rv). Deze behoeven geen bewijs.
6. Uitwerking lijdelijkheid van de rechter in het civiele geding
De uitspraak van de rechter heeft als uitgangspunt dat wat de eiser heeft gesteld. Het
houdt een erkenning/ontkenning in van wat eiser heeft gesteld. De rechter mag nooit
meer toewijzen dan dat hij heeft gevorderd. Alvorens een vonnis te wijzen, moet de
rechter na een CvA (131 Rv) een verschijning van partijen ter terechtzitting (een
comparitie bevelen om een schikking te beproeven (87 Rv) of inlichtingen te
verkrijgen (art. 88 Rv) tenzij de zaak niet geschikt is voor een comparitie.
De rechter mag slechts rekening houden met feitelijke gegevens die partijen hem ter
kennis hebben gebracht. gegevens uit eigen wetenschap mag hij niet meewegen, tenzij
feiten van algemene bekendheid/algemeen bekende ervaringsregels (art. 149 Rv).
2
, In verschillende opzichten is de rechter niet tot lijdelijkheid gedwongen, maar is actief
ingrijpen hem voorgeschreven. De rechter moet rechtspreken, hij mag niet weigeren
te beslissen (art. 26 Rv). We zien steeds meer dat de rechter niet gebonden is aan
bepaalde bewijsmiddelen en dat de waardering van het bewijs aan zijn oordeel is
overgelaten, door de laatste herziening van het procesrecht is de rechter verdergaande
bevoegdheden toegekend, die hem in staat stellen zich actief met waarheidsvinding
bezig te houden. De rechter mag zich niet buiten art. 24 en art. 149 lid 1 Rv bevinden,
maar hij mag wel binnen het proces van waarheidsvinding de nodige activiteiten
ontplooien. In de derde afdeling (algemene voorschriften voor procedures) van de
eerste titel (algemene bepalingen) van het eerste boek van het WvBRv is een tweetal
belangrijke bepalingen opgenomen; die van belang zijn voor de materiele waarheid.
• partijen zijn (op grond van art. 21 Rv) verplicht de voor de beslissing van
belang zijnde feiten volledig naar waarheid aan te voeren, vervolgens is in art.
22 Rv een inlichtingenplicht van partijen opgenomen. De rechter kan vragen
om bescheiden over te leggen. Daarnaast heeft de rechter de mogelijkheid om
openlegging van boeken, bescheiden of geschriften (art. 162 Rv) te bevelen.
Daarnaast kan de rechter ook getuigenverhoor bevelen (art. 166 lid 1). De
rechter kan ook verhoor van deskundigen bevelen
7. Rechtsgevolgen ter vrije bepaling van partijen
De rechter mag zich niet begeven buiten de partijbeweringen. Partijen zijn vrij om de
rechtsgevolgen vrij te bepalen; zolang er nog geen vonnis is gewezen kunnen partijen
ervoor kiezen om de zaak op de rol te doen doorhalen en zonder rechter het geschil te
beëindigen – of afstand van instantie te doen (art. 246 en art. 249 Rv). Partijen kunnen
in onderling overleg of eenzijdig dingen voorleggen aan de rechter die eigenlijk niet
waar zijn. Als de partijen niet betwisten, dan geldt het als waarheid. Dit kan via een
gerechtelijke erkentenis op grond van art. 145 Rv; dat is en vorm van niet-betwisting
en niet betwiste feiten of rechten en die moet de rechter als vaststaand zien (art. 149
lid 1 Rv). De rechter kan alleen bij niet, of onvoldoende betwiste feiten bewijs
verlangen (art. 149 Rv).
Als de rechter vaststelt dat een procespartij niet is verschenen, dan verleent hij
verstek, en hij zal het gevorderde toewijzen, tenzij de vordering onrechtmatig of
ongegrond is (art. 139 Rv).
• Iets is onrechtmatig indien indien uit het door de eiser gestelde de gevorderde
veroordeling rechtens niet voortvloeit
• iets is ongegrond indien de rechter van oordeel is dat eiser stellingen uiterst
onwaarschijnlijk zijn. Ook in dit geval kan de rechter eiser ambtshalve om
nadere inlichtingen vragen of hem zelfs bewijs van zijn stellingen opdragen.
8. Waarheidsonderzoek waarbij de openbare orde een rol speelt
Dit is het geval van zaken van P&F. Dan kan de rechter ook ambtshalve naar andere
feiten& omstandigheden een onderzoek instellen; indien dat ten processe is gesteld.
9. Ambtshalve aanvullen van de rechtsgronden en verbod tot aanvullen van
feitelijke gronden
Uit art. 25 Rv vloeit voort dat de rechter de rechtsgronden ambtshalve kan aanvullen
die door partijen zijn aangevoerd. Art. 25 Rv impliceert tevens een negatieve opdracht
aan de rechter, namelijk een verbod om ambtshalve de feitelijke grondslag van het
geding te vullen. De rechter moet wanneer partijen zich op een foute grondslag
beroepen, die vergissing negeren en zelf de juiste gronden naar voren brengen.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller marijnnijhuis. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.24. You're not tied to anything after your purchase.