Beste student,
Hierbij tentamenvragen van de uitgever omtrent 'Algemene Economie & Bedrijfsomgeving'. In dit document bevinden zich van de genoemde hoofdstukken, 60 vragen per hoofdstuk omtrent de stof van dat hoofdstuk. Deze vragen zijn tevens vragen die rechtstreeks op het tentamen worden gestel...
H1.
1. Economisch handelen is:
A. Alleen het inkopen en verkopen van goederen en diensten door bedrijven.
B. Het streven naar maximale welvaart met behulp van schaarse middelen.
C. Vooral het aankopen van goederen en diensten door consumenten.
- Antwoord: economisch handelen wordt gedaan door alle sectoren.
2. Een timmerman kan drie opdrachten krijgen waarvan hij er maar twee wil uitvoeren, anders kan
hij niet met vakantie. Hij moet dus kiezen, hij kiest tussen:
A. Economisch handelen en economische wetenschap.
B. De schaarse zaken: arbeid en vrije tijd.
C. Schaarse middelen om te kunnen produceren.
D. Schaarse behoeften en schaarse middelen.
- Antwoord: schaarste gaat niet alleen tussen verschillende goederen, maar ook tussen arbeid en
vrijheid.
3. Economisch handelen vindt men overal terug in de samenleving. Welke activiteit valt niet ten
onder economisch handelen?
A. Een scheidsrechter fluit een wedstrijd in het betaald voetbal.
B. Een moeder doet boodschappen voor de verjaardag van haar dochtertje.
C. Een zoon brengt kranten rond omdat het zo nodig van zijn vader moet.
D. Een meisje knuffelt haar konijn dat ze pas heeft gekregen.
- Antwoord: het meisje zet geen schaarse middelen in om haar knuffelbehoefte te bevredigen.
4. Annette heeft zich bedacht, ze is gestopt met roken. ‘Lekker economisch, joh’, zegt ze tegen
Peter, ‘ik kan andere dingen kopen en geld is niet meer schaars’. Peter denkt eens diep na over
deze uitspraak. Hij is econoom en vindt dat Annette:
A. Ongelijk heeft, want kopen en schaarste gaat niet samen.
B. Ongelijk heeft, want zij moet nog steeds kiezen tussen verschillende mogelijkheden.
C. Gelijk heeft, want schaarste houdt in dat er weinig geld is.
D. Gelijk heeft, want roken is erg gezond.
- Antwoord: schaarste is het kiezen met beperkte middelen tussen oneindige mogelijkheden.
5. De publieke opinie is echt helemaal op de hand van een onderneming, omdat deze een
schaatswedstrijd in het dorp heeft georganiseerd. De publieke opinie behoort tot:
A. De ruime omgeving.
B. De indirecte omgeving.
C. De directe omgeving.
D. Geen enkele omgevingsfactor.
- Antwoord: de onderneming kan enige invloed uitoefenen op de publieke opinie.
6. De markten waarop een onderneming actief is, behoren tot:
A. De ruime bedrijfsomgeving.
B. Het buitenland.
C. De directe bedrijfsomgeving.
D. De indirecte bedrijfsomgeving.
- Antwoord: de onderneming kan invloed uitoefenen op deze markten, hierdoor behoren ze tot de
directe omgeving.
, 7. Een onderneming merkt een plotselinge vraaguitval. Na enige studie blijkt een concurrent uit
een ander bedrijfstak tot de markt te zijn toegetreden. Dit behoort:
A. Tot de externe omgevingsfactoren, het speelt zich allemaal buiten de onderneming af.
B. Tot de directe omgeving, de onderneming kan er invloed op uitoefenen.
C. Tot de interne bedrijfsactiviteiten, het is een vorm van beleid.
D. Niet tot de omgeving: het zijn concurrenten.
- Antwoord:
8. Een onderneming ondervindt concurrentie van vier andere bedrijfstakgenoten. Dit behoort:
A. tot de indirecte omgeving.
B. tot de ruime omgeving.
C. niet tot de omgeving: het zijn concurrenten.
D. tot de directe omgeving.
- Antwoord: De verschillende vormen van omgeving: direct, indirect en ruim zijn onderscheiden naar
de mate waarin ondernemingen er invloed op kunnen uitoefenen. Concurrentie op markten is
bedoeld om de markten te beïnvloeden.
9. De demografische omgeving behoort tot de ruime omgeving van internationaal opererende
ondernemingen als:
A. Er politieke spanningen ontstaan door de sterke groei van de bevolking in lage-inkomenslanden
B. De scholing van jongeren niet meer aansluit op de behoeften van ondernemingen
C. De bevolking steeds meer artikelen voor ontspanning vraagt
D. De vraag verschuift onder invloed van de vergrijzing
- Antwoord: Ondernemingen worden wel beïnvloed door deze spanningen, maar kunnen er zelf geen
invloed op uitoefenen.
10. Anton koopt schoenen uit China en verkoopt deze door aan zijn vrienden. Het zijn schoenen die
wel erg veel lijken op een zeer bekend merk en ze kosten maar 30% van de prijs van die schoenen.
Anton merkt dat de dollarkoers daalt en de schoenen uit China steeds goedkoper worden. De
dollarkoers behoort voor Anton tot de:
A. ruime omgeving, de koers beïnvloedt zijn winstgevendheid
B. directe omgeving, de koers heeft direct invloed op de winst
C. indirecte omgeving, de koers bereikt hem via via
D. ruime omgeving, hij kan er geen invloed op uitoefenen
- Antwoord: De onderneming wordt beïnvloed door deze overheidsmaatregel, maar kan er geen
invloed op uitoefenen.
11. Welke van de volgende ecologische aspecten behoort tot de directe omgeving?
A. De prijzen van grondstoffen op de wereldmarkt stijgen behoorlijk.
B. De Verenigde Naties dringen aan op beheersing van het bevolkingsprobleem.
C. De onderneming schaft luchtfilters aan om de uitstoot van gifgassen te beperken.
D. De overheid scherpt de milieuwetgeving sterk aan.
- Antwoord: De verschillende vormen van omgeving: direct, indirect en ruim zijn onderscheiden naar
de mate waarin ondernemingen er invloed op kunnen uitoefenen. De aanschaf van luchtfilters ligt
geheel in de invloedssfeer van de onderneming.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller cemal_. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.41. You're not tied to anything after your purchase.