Beantwoord aan de hand van de structuur de volgende vragen op hoofdlijnen:
Vraag 1.1: wie is belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting?
De vennootschapsbelasting wordt op grond van art. 1 Wet Vpb geheven van (i) binnenlandse
belastingplichtigen (art. 2 Wet Vpb) en (ii) buitenlandse belastingplichtigen (art. 3 Wet Vpb).
Binnenlandse belastingplichtigen zijn in Nederland gevestigde rechtspersonen genoemd in art. 2 Wet Vpb.
Hieronder vallen in ieder geval: Houdster BV en Actieve BV X. De in NL gevestigde stichting is binnenlands
belastingplichtig indien en voor zover zij een onderneming drijft (art. 2 lid 1-e). Passieve BV Y kan bij fictie van
art. 2 lid 4 worden geacht in NL te zijn gevestigd omdat zij is opgericht naar NL recht (oprichtingsfictie).
Buitenlandse belastingplichtigen zijn niet in Nederland gevestigde rechtspersonen genoemd in art. 3 Wet Vpb
die Nederlands inkomen genieten. De in de VS gevestigde Ltd is buitenlands belastingplichtige voor zover zij
Nederlands inkomen geniet:
(i) Dit zouden de rente inkomsten kunnen zijn uit de lening aan de NL Houdster B.V.
(ii) De Ltd is aandeelhouder van Houdster B.V. en zou – indien sprake is van bepaald soort misbruik –
onder art. 17 lid 3 Wet Vpb kunnen worden belast uit het inkomen uit dat belang.
Vraag 1.2: hoe wordt de winst bepaald van de in Nederland gevestigde rechtspersonen?
Belastbaar bedrag (art. 7 Wet Vpb)
Winstbepaling / schakelbepaling (art. 8 Wet Vpb jo. art. 3.8 Wet IB)
De winst uit onderneming is het bedrag van de gezamenlijke voordelen die onder welke naam en in
welke vorm ook worden verkregen uit een onderneming. Goedkoopmansgebruik is het uitgangspunt
voor de jaarwinst, de winstbepaling wordt vervolgens toegepast volgens bepaalde art. uit de Wet IB.
,Vraag 1.3: wat kunt u zeggen over de verliesverrekeningsmogelijkheden op niveau van Houdster BV?
Verliezen kunnen in beginsel worden verrekend met de winsten van het voorafgaande jaar en de negen
volgende jaren (art. 20 lid 1 Wet Vpb). Voor houdster- en financieringsmaatschappijen geldt art. 20 lid 4: het
houdsterverlies is slechts verrekenbaar met houdsterwinsten (voorwaarden: (sub a) werkzaamhedentoets en
(sub b) vorderingen saldo toets).
Invoering lid 4 t/m 6 n.a.v. Bosal arrest
Doordat een houdster-vennootschap zich bezigt houdt met slechts het financieren van haar deelnemingen,
zorgt ervoor dat vaak verliezen ontstaan in die houdster-vennootschap (zij heeft namelijk geen andere
activiteiten dan het financieren). Wat zij vervolgens zou kunnen doen is activiteiten inbrengen in een bepaald
jaar, waardoor winsten ontstaan om daarmee de houdster-verliezen mee te kunnen verrekenen. (!) vervallen
per 1 januari 2019, maar geldt nog wel voor houdsterverliezen die eerder zijn ontstaan (zie: HC 4)
Vraag 1.4: welke renteaftrekbeperkingen kunnen van toepassing zijn op het niveau van Houdster BV?
Deelnemingslening (art. 13l Wet Vpb)
Een lening wordt bij de bank aangegaan ter verwerving van een deelneming. Indien de verkrijgingsprijs
van de deelnemingen uitgaat boven het eigen vermogen is sprake van een deelnemingsschuld en kan
mogelijk sprake zijn van niet aftrekbare deelnemingsrente. (!) vervallen per 1 januari 2019.
Rente aftrekbeperking ter zake van overnames (art. 15ad Wet Vpb)
Door het consolideren van BV X in een fiscale eenheid met Houdster BV zou je er in principe voor kunnen
zorgen dat 13l niet meer speelt (je ziet geen deelneming meer). De rentelasten zou je dan tegen de eigen
winst kunnen afzetten. Deze situatie wordt voorkomen door art. 15ad. (!) vervallen per 1 januari 2019.
10a-lening (art. 10a Wet Vpb)
Ten aanzien van lening A is geen sprake van een 10a-lening omdat de bank geen verbonden persoon is van
Houdster B.V. Voor lening B zou wel een 10a-lening kunnen zijn, Ltd is een verbonden persoon en de
aankoop van de deelneming is namelijk een besmette transactie.
10b-lening (art. 10b Wet Vbp)
Indien sprake is van een renteloze lening (of zeer lage rente) met een bepaalde looptijd (langlopend) aan
een gelieerde vennootschap zou de lening te maken kunnen krijgen met de renteaftrekbeperking van 10b.
Doorstroomvennootschappen rente en royalty’s (art. 8c Wet Vpb)
Wanneer wordt ingeleend van een verbonden lichaam en doorgeleend aan een ander verbonden lichaam
speelt art. 8c Wet Vpb. Dit speelt echter in deze situatie niet want er wordt niet doorgeleend.
Earnings-stripping maatregel (ATAD 1: vanaf 2019: art. 15b Wet Vpb)
Een generieke renteaftrekbeperking die in hoofdlijnen inhoudt dat een overschot aan rentelasten (saldo
rentelasten en rentebaten) beperkt in aftrek mag worden gebracht. Het overschot aan rentelasten mag in
aftrek worden gebracht tot 30% van de fiscale EBITDA met een drempel van € 1.000.000. Ten aanzien van
lening A kan alleen art. 15b Wet Vpb spelen, bij de andere leningen is namelijk een gelieerde verhouding
nodig voor een renteaftrekbeperking. De earnings-stripping kan er wel voor zorgen dat de rente op de
lening wordt beperkt. De earnings-stripping ziet namelijk niet op een bepaalde lening, maar sluit aan bij
het totale saldo aan rente.
,Vraag 1.5: is een winstuitdeling van BV X en BV Y belast op het niveau van Houdster BV?
Hoofdregel is dat winstuitdelingen wel belast zijn, tenzij de deelnemingsvrijstelling (art. 13 Wet Vpb) van
toepassing is. Hiervoor moet sprake zijn van een belang van minimaal 5% van het nominaal gestorte
aandelenkapitaal. Daarbij mogen de aandelen niet als voorraad worden gehouden. Daarnaast moet worden
voldaan aan één van de toetsen: oogmerktoets, bezittingentoets en onderworpenheidstoets.
Kwalificerende beleggingsdeelneming
Indien niet aan de oogmerktoets wordt voldaan kan eventueel sprake zijn van een beleggingsdeelneming. Je
kunt aangemerkt worden als kwalificerende beleggingsdeelneming indien wordt voldaan aan de
bezittingentoets of de onderworpenheidstoets.
Beleggingsdeelneming
Indien geen recht is op de deelnemingsvrijstelling, kan mogelijk wel gebruik worden gemaakt van de
deelnemingsverrekening. Hiervoor moet eerst o.g.v. art. 13aa Wet Vpb een gebruteerd bedrag van de
voordelen tot de winst worden gerekend, vervolgens wordt een verrekening van belasting - met toepassing
van het tweede limiet - gegeven volgens art. 23c Wet Vpb (deelnemingsverrekening).
Vraag 1.6: tussen welke vennootschappen is een Nederlandse fiscale eenheid mogelijk?
Een fiscale eenheid is mogelijk indien wordt voldaan aan de voorwaarden van art. 15 Wet Vpb. De fiscale
eenheid is in ieder geval mogelijk tussen feitelijk in NL gevestigde vennootschappen: Actieve BV X en
Houdster BV (art. 15 lid 4-c). De stichting wordt niet genoemd als toegestane rechtspersoon.
Vraag 1.7: wat zijn de gevolgen als BV X en Houdster BV fuseren?
Civielrechtelijk zou bij een juridische fusie sprake zijn van een overgang onder algemene titel. In beginsel zou
dan fiscaal over de stille reserves (het verschil tussen economische waarde en boekwaarde) die aanwezig zijn
bij de verdwijnende rechtspersoon moeten worden afgerekend omdat deze ophoudt belastingplichtige te zijn.
Juridische fusie (art 14b Wet Vpb)
Om ongewenst afrekenen te voorkomen is een tegemoetkoming geregeld: de gefacilieerde juridische fusie.
Indien zowel de verdwijnende als de verkrijgende rechtspersoon in NL zijn gevestigd (lid 8) en toekomstige
heffing is verzekerd wordt uitstel verleend van heffing. Deze heffing wordt verzekerd door het doorschuiven
van de boekwaarde van de verdwijnende RP naar de verkrijgende RP (lid 2), de verkrijgende RP zal in de plaats
treden van de verdwijnende RP (fiscale boekwaardes gaan over waardoor de fiscale claim wordt behouden,
stille reserves zitten hierna bij de verkrijger).
Opgave 2: Geschiedenis van en invloeden op de VPB
Vraag 2.1: Omschrijf waarom er volgens u een vennootschapsbelasting bestaat? Zou de
vennootschapsbelasting niet beter kunnen worden afgeschaft? Wat zouden de fiscale gevolgen zijn?
Rechtsgrondslagen van de vennootschapsbelasting
Budgettaire redenen
Globaal evenwicht tussen IB ondernemers en AB-houders (gecombineerde heffing van IB/VPB)
, Profijtbeginsel: rechtspersonen maken ook gebruik van publieke goederen en diensten, ook zij moeten
daarvoor een vergoeding betalen.
Antropomorfe visie: een juridische rechtspersoon wordt gelijkgesteld aan een natuurlijk persoon en moet
derhalve ook zelfstandig worden belast.
Buitenkansbeginsel: een BV bevindt zich in een bevoorrechte positie, daardoor is het gerechtvaardigd om
belasting te heffen (kansen om geld te verdienen).
Compensatietheorie: de vennootschapsbelasting als een heffing op de capital gains van aandeelhouders
Gevolgen afschaffen van de vennootschapsbelasting
De VPB is een grote inkomstenbron voor de overheid, deze opbrengsten zullen via een andere maatregel
moeten worden opgevangen.
Het afschaffen van de VPB verslechterd de concurrentie positie van NL
Nationaal bezien zullen er geen IB-ondernemingen meer zijn (iedereen zal over gaan naar de BV)
Internationaal bezien zal NL als een belastingparadijs worden gezien.
Winsten worden opgepot en zullen niet meer worden uitgekeerd (omdat op dat moment heffing
plaatsvindt)
Vraag 2.2: Waardoor wordt de vennootschapsbelasting volgens u beïnvloed?
o Uitspraken van het HvJ EU
Om het nationale recht in overeenstemming te brengen met het EU-recht (VB: Groupe Steria arrest in het
kader van de spoedreparatiemaatregelen fiscale eenheid)
o Media aandacht, machtige Lobby’s en politieke en economische keuzes
De wetgever wilt het vestigingsklimaat ondersteunen en investeerders trekken. Voorbeelden hiervan zijn
de innovatie box, verlaging van het belastingtarief (daartegenover een verbreding van de grondslag via
ingekorte verliesverrekeningstermijn en beperking afschrijving op gebouwen).
o Internationale invloeden (BEPS / OESO) en richtlijnen (ATAD 1 en ATAD 2)
Ter voorkoming van misbruik en bestrijding van belastingontwijking constructies
o Globaal evenwicht behouden (IB/VPB)
Wijzigingen in de IB hebben invloed op de VPB (omdat de VPB een voorheffing is). Zo moet het AB-tarief
worden aangepast (verhoogd) als gevolg van de verlaging van het VPB tarief.
o Maatschappelijke ontwikkelingen
Belastingen moeten geheven worden daar waar de waarde wordt gecreëerd (indien zonder fysieke
aanwezigheid). Daarnaast wordt ethiek en corporate governance steeds belangrijker.
o Jaarrekeningenrecht
Steeds vaker aansluiten bij goedkoopmansgebruik
Vraag 2.3: Welke verschillende VPB-regimes zijn er in de Europese-Unie te onderscheiden?
1. Klassiek stelsel
Traditionele VPB-regimes hebben de winst op eigen vermogen tot grondslag (winst na aftrek van rente).
De uitgedeelde winst wordt vervolgens weer belast bij de aandeelhouders (IB-heffing). Daarbij wordt geen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller cecilia10. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.71. You're not tied to anything after your purchase.