100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Oefenvragen met antwoorden Materieel strafrecht (yOUlearn) - Open Universiteit $3.80   Add to cart

Answers

Oefenvragen met antwoorden Materieel strafrecht (yOUlearn) - Open Universiteit

1 review
 228 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

Oefenvragen met antwoorden van alle weken van het vak Formeel strafrecht overzichtelijk in één document. Inclusief de twee op yOUlearn geplaatste oefententamens met antwoorden.

Preview 4 out of 32  pages

  • May 17, 2019
  • 32
  • 2018/2019
  • Answers
  • Unknown

1  review

review-writer-avatar

By: stevenkluijfhout • 5 year ago

avatar-seller
1. Strafrechtelijke aansprakelijkheid

Zelftoets
1. Op welk wetsbegrip heeft het woord ‘wettelijke’ in artikel 1 Sr betrekking?

Het woord ‘wettelijk’ in artikel 1 Sr slaat op alle legislatieve producten, waarbij op legitieme wijze
straffen zijn vastgesteld. Daaronder kunnen alle mogelijke soorten wetgeving vallen: wetten in formele
zin, algemene maatregelen van bestuur (AMvB’s), ministeriële regelingen, provinciale en
gemeentelijke verordeningen, etc.

2. Wat houdt het lex certa-beginsel in?

Dit is de plicht van de wetgever om strafbaarstellingen zo helder en nauwkeurig mogelijk te
omschrijven. Het wordt ook wel het Bestimmtheitsgebot genoemd. Deze plicht vloeit voort uit het
legaliteitsbeginsel. Dit wil niet zeggen dat elke strafbare gedraging tot in detail beschreven moet
worden. Uitgangspunt is dat een strafbepaling zo geformuleerd moet zijn dat het voor de gemiddelde
burger duidelijk moet zijn welke gedraging(en) strafbaar is (zijn).

3. Is het verbod op terugwerkende kracht van de strafbepalingen op grond van artikel 1 lid 2 Sr ook
van toepassing bij wijzing van vervolgingsvoorwaarden, zoals verjaringstermijnen (artikel 70 Sr)
indien deze ongunstig zijn voor de verdachte?

Uitgangspunt van het verbod van terugwerkende kracht is dat dit alleen beperkt is tot de
strafbaarstelling van gedrag en tot de (hoogte van de) strafbedreiging. Het gaat dan om de beoordeling
dat bepaalde gedragingen binnen de maatschappij als strafbaar worden geacht.
Vervolgingsvoorwaarden zoals rechtsmacht en verjaringstermijnen drukken die beoordeling niet uit.
Vandaar dat als algemeen uitgangspunt geldt dat vervolgingsvoorwaarden met terugwerkende kracht
gewijzigd mogen worden. Wel staat het de wetgever uiteraard vrij om bij wijziging deze terugwerkende
kracht te verbieden. Ook het soort wijzing is hierin bepalend. De Hullu stelt in par. 3.2 dat bij wijziging
van de regels van rechtsmacht er redenen kunnen zijn om het verbod van terugwerkende kracht wel
toe te passen. In dit verband is het ook verdedigbaar dat het verbod van terugwerkende kracht van
een wijziging van de minimumleeftijd van strafrechtelijke vervolging van 12 naar 10 jaar (zie art. 486
Sv) wel geldt nu een dergelijke wijziging een rechtstreeks verband heeft met de beoordeling of
bepaalde gedragingen al dan niet strafbaar moeten zijn.

4. In eerdere cursussen heeft u al geleerd dat de rechter de ongeschreven schulduitsluitingsgrond
van Afwezigheid van alle schuld (AVAS) heeft erkend en toegepast. Staat de erkenning van
ongeschreven strafuitsluitingsgronden niet op gespannen voet met het verbod van analogische
toepassing in artikel 1 Sr?

Nee, dat is niet het geval. Artikel 1 Sr houdt in dat feiten pas strafbaar zijn op grond van een daaraan
voorafgegane strafbaarstelling. Deze bepaling heeft als doel de burger rechtszekerheid en
rechtsbescherming te geven. Als gevolg daarvan is analogische toepassing bij strafbaarstellingen
verboden. Buitenwettelijke uitbreiding van strafbaarheid is uit den boze. Analogische toepassing bij
strafuitsluiting daarentegen tast de rechtsbescherming niet aan en valt derhalve niet onder het
analogieverbod van artikel 1 Sr.

5a. Bestudeer het arrest HR 26 juni 1962, NJ 1963, 12/44 (Kousen en sokken). Wat houdt het
cassatiemiddel in? Wat is de mening van de Hoge Raad hierover?



Ilse Wezenberg Vragen en antwoorden (yOUlearn) Materieel strafrecht 1
RS0702171814

,In het arrest is sprake van een wetswijziging die zich heeft voorgedaan twee maanden nadat de
economische politierechter vonnis had gewezen, maar nog voordat de Hoge Raad in cassatie over de
zaak kon beslissen. Het cassatiemiddel behelst met een beroep op artikel 1, tweede lid, Sr dat, nu de
wet is gewijzigd, requirant van rechtsvervolging moet worden ontslagen. De rechtsvraag is dus of in
cassatie met vrucht een beroep kan worden gedaan op artikel 1, tweede lid, Sr als een verandering
van wetgeving in de zin van dat artikel heeft plaatsgehad nadat de uitspraak in hoogste feitelijke aanleg
reeds is gedaan. De Hoge Raad beantwoordt deze vraag bevestigend, overwegende: ‘dat immers, in
afwijking van den oorspronkelijken opzet van het cassatiestelsel zoals het in Frankrijk werd ingevoerd,
de taak van den H.R., wanneer over verkeerde toepassing of schending van de wet wordt geklaagd,
niet zozeer is om te controleren of de lagere rechter een fout heeft gemaakt bij de wetstoepassing,
maar veeleer om er voor te waken, dat in het geding, waarin hij de hoogste rechter is voor wat de door
het cassatieberoep opgeworpen rechtsvragen betreft, de beslissing met de wet in overeenstemming
is.’

5b. Welk criterium formuleert de Hoge Raad voor de beoordeling van de vraag of er in casu sprake
is van verandering van wetgeving in de zin van artikel 1, tweede lid, Sr?

De Hoge Raad is van oordeel dat er in casu geen sprake is van verandering van wetgeving in de zin van
artikel 1, tweede lid, Sr en overweegt dat ‘de wetgever, de voorschriften opgenomen in het besluit van
1949 vervangende door die vervat in het besluit van 1962 geen blijk heeft gegeven van een gewijzigd
inzicht in de strafwaardigheid van een zodanig feit als ten laste van req. is bewezen.’

6. A wordt gedagvaard ter zake van overtreding van artikel 138, eerste lid, Sr. Hij doet een beroep
op de rechtvaardigingsgrond overmacht in de zin van noodtoestand (artikel 40 WvSr). Wat is de
einduitspraak indien de rechter het beroep op noodtoestand honoreert? (Ga ervan uit dat de
tenlastelegging op een juiste manier is geformuleerd).

Een rechtvaardigingsgrond ontneemt het wederrechtelijk karakter van de gedraging. Nu de
wederrechtelijkheid als bestanddeel in art. 138, eerste lid, Sr is opgenomen en derhalve ook (in
verband met de kwalificatie) door de OvJ in de tenlastelegging moet worden opgenomen, zal de
rechter bij behandeling van de eerste vraag van art. 350 Sv tot de conclusie moeten komen dat de
wederrechtelijkheid niet bewezen kan worden en zal hij dus tot vrijspraak moeten besluiten.

7. A wordt gedagvaard ter zake van doodslag (art. 287 Sr). Er zijn twee getuigenverklaringen waarin
wordt bevestigd dat A het slachtoffer met een schroevendraaier heeft gestoken als gevolg waarvan
het slachtoffer is overleden. A doet een beroep op de rechtvaardigingsgrond noodweer (art. 41 lid 1
Sr). Wat is de einduitspraak indien de rechter het beroep op noodweer honoreert? (Ga ervan uit dat
de tenlastelegging op een juiste manier is geformuleerd).

Een rechtvaardigingsgrond ontneemt het wederrechtelijk karakter van de gedraging. Nu de
wederrechtelijkheid niet als bestanddeel in art. 287 Sr is opgenomen en derhalve ook niet (in verband
met de kwalificatie) door de OvJ in de tenlastelegging hoeft te worden opgenomen, zal de rechter het
ten laste gelegde feit wel bewezen kunnen verklaren maar bij behandeling van de derde vraag van art.
350 Sv tot de conclusie moeten komen dat de gedraging niet wederrechtelijk is en dus tot ontslag van
rechtsvervolging moeten besluiten.

8. A wordt gedagvaard ter zake van dood door schuld (art. 307, eerste lid, Sr). Hij is op straat tegen
een ladder aangelopen waarop een glazenwasser aan het werk was. Als gevolg hiervan is de
glazenwasser met zijn hoofd op het trottoir beland en is onderweg naar het ziekenhuis overleden.
Ter terechtzitting doet A een beroep op de schulduitsluitingsgrond psychische overmacht (art. 40
Sr). Hij was hard gaan lopen omdat een man met een mes in zijn hand hem achtervolgde en had

Ilse Wezenberg Vragen en antwoorden (yOUlearn) Materieel strafrecht 2
RS0702171814

,daarom niet goed opgelet. Wat is de einduitspraak indien de rechter het beroep op psychische
overmacht honoreert? (Ga ervan uit dat de tenlastelegging op een juiste manier is geformuleerd).

Art. 307, eerste lid Sr, omschrijft een culpoos delict. De culpa (aan wiens schuld … te wijten is) is dus
bestanddeel van deze delictsomschrijving. Een culpoze gedraging kan worden omschreven als een 1)
zeer onzorgvuldige gedraging die 2) verwijtbaar en 3) wederrechtelijk is (zie hiervoor ook week 3: De
subjectieve zijde van een strafbaar feit). Een schulduitsluitingsgrond ontneemt het verwijtbare
karakter van de gedraging. Nu de verwijtbaarheidscomponent van de culpa niet kan worden
vastgesteld, zal de rechter de culpa niet kunnen bewijzen en tot vrijspraak moeten besluiten.

9. A wordt gedagvaard ter zake van dood door schuld (art. 307, eerste lid, Sr). Hij is op straat tegen
een ladder aangelopen waarop een glazenwasser aan het werk was. Als gevolg hiervan is de
glazenwasser met zijn hoofd op het trottoir beland en is onderweg naar het ziekenhuis overleden.
Ter terechtzitting doet A een beroep op de rechtvaardiginggrond noodtoestand (art. 40 Sr).

NB: In art. 40 Sr is zowel een schulduitsluitingsgrond (psychische overmacht) als een
rechtvaardigingsgrond (noodtoestand) te lezen; zie hiervoor ook week 3: De subjectieve zijde van
een strafbaar feit).

Hij liep op straat en zag dat een klein meisje de straat wilde oversteken terwijl een auto hard kwam
aanrijden. Hij had zich snel een beweging moeten maken om het meisje vast te pakken, waarbij hij
de ladder heeft geraakt. Wat is de einduitspraak indien de rechter het beroep op noodtoestand
honoreert? (Ga ervan uit dat de tenlastelegging op een juiste manier is geformuleerd).

Art. 307, eerste lid Sr, omschrijft een culpoos delict. De culpa (aan wiens schuld … te wijten is) is dus
bestanddeel van deze delictsomschrijving. Een culpoze gedraging kan worden omschreven als een 1)
zeer onzorgvuldige gedraging die 2) verwijtbaar en 3) wederrechtelijk is (zie hiervoor ook week 3: De
subjectieve zijde van een strafbaar feit). Een rechtvaardigingsgrond ontneemt het wederrechtelijk
karakter van de gedraging. Nu de wederrechtelijkheidscomponent van de culpa niet kan worden
vastgesteld, zal de rechter de culpa niet kunnen bewijzen en tot vrijspraak moeten besluiten.

(NB: Merk dus op dat in geval een culpoos delict ten laste is gelegd zowel een rechtvaardigingsgrond
als een schulduitsluitingsgrond tot vrijspraak zal leiden).

Casus
1. In de gemeente Rijnoord heeft de burgemeester in verband met te verwachten onlusten tijdens
de jaarwisseling een noodverordening uitgevaardigd welke inhoudt dat het voor iedereen verboden
is om gedurende de periode van 24 december 1999 tot 7 januari 2000 tussen 18.00 uur ‘s avonds en
6.00 uur ‘s ochtends vuurwerk af te steken in het winkelcentrum ‘De Vleut’, gelegen in het centrum
van Rijnoord. Jan trekt zich niets van dit verbod aan en steekt op oudejaarsavond al lopend door het
winkelcentrum verschillende voetzoekers en vuurpijlen af. Een extra waakzame politieambtenaar
verbaliseert hem en enkele weken later ontvangt Jan een dagvaarding, waarin hem overtreding van
de noodverordening ten laste wordt gelegd en waarin hij wordt opgeroepen om op 27 maart 2000
ter terechtzitting te verschijnen. Tijdens de zitting stelt de raadsman van Jan dat, nu de
noodverordening niet meer geldt, de rechter artikel 1, tweede lid, Sr dient toe te passen en Jan vrij
moet spreken.

Beoordeel het verweer van de raadsman van Jan.

Artikel 1, tweede lid, Sr bepaalt, dat bij wijziging van wetgeving na het tijdstip waarop een strafbaar
feit is begaan, de voor de verdachte gunstigste bepaling moet worden toegepast. Van belang is de
vraag wat onder ‘wijziging van wetgeving’ moet worden verstaan. In Nederland geldt de beperkt
Ilse Wezenberg Vragen en antwoorden (yOUlearn) Materieel strafrecht 3
RS0702171814

, materiële leer: van wijziging van wetgeving in de zin van artikel 1, tweede lid, Sr is slechts sprake indien
uit die wijziging een gewijzigd inzicht van de (formele of lagere) wetgever met betrekking tot de
strafwaardigheid van het gedrag blijkt (HR 26 juni 1962, NJ 1963, 12/44 (Kousen en sokken)). Uit het
feit, dat de noodverordening niet meer van kracht is ten tijde van de terechtzitting kan men niet
afleiden dat de burgemeester anders is gaan denken omtrent de strafwaardigheid van het afsteken
van vuurwerk gedurende de in de noodverordening genoemde tijd. De tijdelijke werking behoort tot
de aard van de noodverordening. Met andere woorden: er is in casu geen sprake van wetswijziging in
de zin van artikel 1, tweede lid, Sr, zodat de rechter deze bepaling niet mag toepassen. Jan kan ter zake
van overtreding van de noodverordening veroordeeld worden en dienovereenkomstig gestraft
worden.

De raadsman maakt nog een andere (denk)fout. Indien hij gelijk zou hebben ten aanzien van de
toepassing van artikel 1, tweede lid, Sr zal dit in het algemeen geen vrijspraak tot gevolg hebben. Het
ten laste gelegde feit kan immers wel bewezen worden. De rechter zal het bewezenverklaarde feit
echter niet kunnen kwalificeren: de noodverordening bestaat niet meer. Hij zal dan tot ontslag van
rechtsvervolging dienen te besluiten.

NB: het criterium dat het moet gaan om een gewijzigd inzicht van de wetgever omtrent de
strafwaardigheid van de gedraging wordt op grond van de laatste jurisprudentie alleen maar toegepast
in geval er een wijziging is geweest in de delictsomschrijvingen. Bij veranderingen in de regels van de
sanctietoepassing (bijvoorbeeld in de hoogte en soort van de sanctie) moet de rechter, zonder toetsing
aan dit criterium, direct artikel 1 lid 2 Sr toepassen. Een en ander volgt uit EHRM 17 september 2009
(Scopolla tegen Italië) en HR 12 juli 2011 (ECLI:NL:HR: 2011:BP6878).

2. De objectieve zijde van een strafbaar feit

Zelftoets
1. Wat houdt de leer der conditio sine qua non in? Wat is het belangrijkste bezwaar dat tegen deze
theorie is in te brengen?

In de leer van de conditio sine qua non bestaat er een causaal verband tussen een gedraging en een
gevolg van die gedraging, indien het gevolg zonder die gedraging niet zou hebben plaatsgevonden.
Met andere woorden: de gedraging kan niet worden weggedacht zonder dat het gevolg wegvalt. Alle
door toepassing van deze regel in aanmerking komende gedragingen worden als gelijkwaardige
‘veroorzakers’ beschouwd. Een andere benaming voor deze theorie is dan ook de equivalentietheorie.
Een bezwaar van deze leer is dat iedere gebeurtenis zo een vrijwel onbeperkt aantal oorzaken heeft,
waardoor zij te weinig onderscheidend is.

2. Wat houdt de causa-proximaleer in?

In de causa-proximaleer geldt als veroorzaker van het gevolg de meest nabije niet weg te denken
gedraging: de causa proxima. Deze leer beperkt de veelheid van juridisch relevante gedragingen van
de conditio-sine-qua-nontheorie tot een enkele, namelijk de laatste aan het intreden van het gevolg
voorafgegane gedraging.

3. Welke criterium is het meest relevant voor vaststelling van een causaal verband binnen de
adequatietheorie?

In de adequatietheorie wordt de dader alleen voor die gevolgen van zijn gedrag strafrechtelijk
aansprakelijk gesteld, waarvan het intreden waarschijnlijk of voorzienbaar was.


Ilse Wezenberg Vragen en antwoorden (yOUlearn) Materieel strafrecht 4
RS0702171814

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller IlseWezenberg. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.80. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

78252 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.80  1x  sold
  • (1)
  Add to cart