Samenvatting van de theorie voor het tentamen Fiscaal Recht (VEMFIR11) van de opleiding Vastgoedkunde. Alle stof uit het boek voor het tentamen wordt samengevat inclusief afbeeldingen en voorbeelden. (H1, H2, H3, H4, H5, H6, H8). 2023/2024
Het belastingrecht valt onder het bestuursrecht. Waarom? -> Het bestuursrecht vormt het
juridische instrument dat de overheid gebruikt om haar gegeven taken te kunnen realiseren.
Soorten belastingen:
- belastingen op inkomen, vermogen en winst: directe belastingen -> worden direct bij
de belastingplichtige (bedrijf of persoon) geheven.
- kostprijsverhogende belastingen = omzetbelasting en accijnzen: indirecte belastingen
-> hebben betrekking op het gebruik van goederen.
Voor onroerend goed zijn de volgende belastingen van belang:
- inkomstenbelasting (Wet op de Inkomstenbelasting)
- Vennootschapsbelasting (Wet op de vennootschapsbelasting)
- omzetbelasting (Wet op de omzetbelasting)
- erf- en schenkbelasting (Successiewet)
- belastingen van rechtsverkeer (Wet belastingen van rechtsverkeer)
- onroerende zaakbelasting (Gemeentewet en Wet Waardering onroerende zaken)
- watersysteemheffingen (waterschapswet)
- baatbelasting (gemeentewet)
- verhuurderheffing
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur:
-> zijn, naast de hierboven genoemde rechtsbronnen, van toepassing op het belastingrecht.
- het vertrouwensbeginsel: als burger moet je kunnen vertrouwen op de juistheid van
bijvoorbeeld een uitspraak van een belastinginspecteur
- het gelijkheidsbeginsel: gelijke gevallen worden gelijk behandeld
- het zorgvuldigheidsbeginsel: de belastingdienst moet de feiten nauwgezet onderzoeken,
belanghebbenden indien nodig gehoord moeten worden en externe adviezen moeten
worden ingewonnen alvorens een definitief besluit kan worden genomen
- het motiveringsbeginsel: zorgt ervoor dat de belastingdienst aan een burger genomen
besluit dient toe te lichten
Wijze van heffing:
- aanslagbelasting: (zoals inkomstenbelasting) -> de belastinginspecteur legt een
aanslag op, veelal na aangifte door de belastingplichtige
, - aangiftebelasting: (zoals de omzetbelasting) -> de belastingplichtige moet zelf de
hoogte van de belastingschuld bepalen van het betreffende bedrag dat hij/zij moet
betalen
Functies belastingheffing:
- budgettaire functie: de opbrengst van de belastingheffing wordt gebruikt om
collectieve goederen en diensten te financieren (denk aan rechtspraak, politie, het
wegennet en de sociale zekerheid)
- instrumentele functie: de overheid gebruikt de belastingopbrengst als instrument voor
bijvoorbeeld inkomensverdeling (verdelingsfunctie), bescherming van nationale
bedrijvigheid (allocatiefunctie), het beïnvloeden van het conjunctuurbeleid
(stabilisatiefunctie), het stimuleren van milieuvriendelijk, gezond of sociaal gedrag
(gedragseffecten)
Heffingsbeginselen:
- het draagkrachtbeginsel: ‘de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten’
(oplopende tarieven in box 1 van de inkomstenbelasting)
- het profijtbeginsel: ‘wie profiteert van de overheidsvoorzieningen moet hiervoor
betalen’ (motorrijtuigenbelasting)
- het beginsel van de bevoorrechte verkrijging: loterij, erfenis -> betalen van belasting
- het principe dat de vervuiler betaalt: accijnzen op benzine
H2: Inkomstenbelasting
De inkomstenbelasting wordt geheven van natuurlijke personen die in Nederland wonen
(binnenlands belastingplichtigen) of die niet in Nederland wonen maar wel Nederlands
inkomen genieten (buitenlands belastingplichtigen) -> art. 2.1 Wet IB 2001
Boxenstelsel (rangorde boxen wordt bepaald in de wet, art. 2.3 en 2.14 Wet IB 2001):
- Box 1: belastbare inkomsten uit werk en woning -> loon etc., winst uit onderneming,
R.O.W (inkomsten uit overige werkzaamheden)
- Box 2: belastbare inkomsten uit aanmerkelijk belang (AB) -> (>5%), dividend,
verkoop aandelen
- Box 3: belastbare inkomsten uit sparen en beleggen -> vermogen, schulden
Fiscaal partners:
- partners die aan de voorwaarden voldoen (art. 1.2 Wet IB 2001): zij kunnen
gezamenlijk aangifte doen en bepaalde inkomsten en aftrekposten aan elkaar
toerekenen zodat het maximale fiscale voordeel kan worden behaald
- gehuwde en geregistreerde partners
- ongehuwd samenwonenden: zij moeten allebei op hetzelfde adres staan
ingeschreven en er moet sprake zijn van een notarieel samenlevingsovereenkomst
- geen samenlevingsovereenkomst maar wel op hetzelfde adres ingeschreven? ->
samen een kind of het kind van de een woont bij hen samen of als ze samen een
eigen woning hebben
,Box 1:
Er wordt een progressief tarief inkomstenbelasting berekend over de inkomsten uit werk en
woning, zoals:
- winst uit onderneming
- het belastbare loon
- inkomsten uit overige werkzaamheden (R.O.W.)
- periodieke uitkeringen en verstrekkingen
- inkomsten eigen woning
- aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld
- uitgaven voor inkomensvoorzieningen
- persoonsgebonden aftrek
Box 2:
Het voordeel uit aanmerkelijk belang wordt belast tegen een vast percentage van 26,9% (art.
2.12 Wet IB 2001). Er is sprake van een aanmerkelijk belang zodra de belastingplichtige
minimaal 5% van het geplaatste aandelenkapitaal of een optie tot het recht van koop van
minimaal 5% in bezit heeft (art. 4.6 Wet IB 2001). De reguliere voordelen die worden
ontvangen (dividend) zijn belast evenals de winst die wordt gerealiseerd bij verkoop.
Wanneer een aandelenbezit niet behoort tot een aanmerkelijk belang (dus minder dan 5%)
dan wordt de belasting geheven in box 3 op basis van een forfaitair rendement. Als er
dividend wordt uitgekeerd moet er door de BV dividendbelasting worden ingehouden en
afgedragen. Deze dividendbelasting is een voorheffing op de uiteindelijk te betalen
inkomstenbelasting en bedraagt 15%.
Box 3:
De rendementsgrondslag wordt gevormd door de waarde en het soort bezittingen en
schulden op peildatum (1 januari van het belastingjaar). Het tarief bedraagt 32% (art. 2.13
wet IB 2001). In box 3 zijn drie soorten bezittingen:
- Spaartegoeden en deposito’s
- Overige bezittingen (aandelen, obligaties, vastgoed, vorderingen)
- Schulden
De hoogte van het forfaitair rendement is afhankelijk van het soort vermogen. Per
belastingplichtige is een heffingsvrij vermogen vastgesteld van € 57.000. Fiscaal partners
hebben tweemaal recht op deze vrijstelling. Groene beleggingen zijn vrijgesteld tot een
bedrag van € 65.072, contant geld tot een bedrag van € 596. Voor schulden geldt een
doelmatigheidsdrempel van € 3.400 per belastingplichtige. Dit betekent dat dit bedrag van
, de schulden niet in de berekening betrokken mag worden. Afhankelijk van het soort
vermogen geldt het volgende forfaitair rendement (artikel 5.2 lid 1 Wet IB 2001):
- Spaartegoeden: 0,01%
- Overig vermogen: 6,17%
- Schulden: 2,46%
Winst uit onderneming
Een belastingplichtige wordt als onderneming aangemerkt indien voor diens rekening een
onderneming wordt gedreven waaraan deze rechtstreeks wordt verbonden voor
verbintenissen betreffende die onderneming. Er moet sprake zijn van deelname aan het
economisch verkeer, er moet een minimale omzet zijn en het voordeel moet beoogd zijn.
Om ook fiscaal als ondernemer te worden aangemerkt en gebruik te kunnen maken van de
ondernemersfaciliteiten zoals de zelfstandigenaftrek, startersaftrek en meewerkaftrek, dient
te worden voldaan aan een urencriterium (art. 3.6 Wet IB 2001). De belastingplichtige moet
ten minste 1.255 uur en minimaal de helft van de beschikbare tijd aan de onderneming
hebben besteed. De zelfstandigenaftrek bedraagt € 6.310 (art. 3.76 Wet IB 2001). Indien de
partner meewerkt in de onderneming mag, afhankelijk van het aantal meegewerkte uren
(minimaal 525 uren op jaarbasis), een percentage van de winst van 1,25% in aftrek worden
gebracht. Als er meer dan 1.750 uren is meegewerkt, bedraagt de aftrek 4% van de winst
(artikel 3.78 Wet IB 2001). Als de bedrijfsactiviteiten worden gestaakt en er wordt door een
opvolger een bedrag betaald, kan er sprake zijn van stakingswinst. Over de stakingswinst
moet belasting worden betaald. De stakingsaftrek bedraagt € 3.630. Over dit bedrag van de
stakingswinst hoeft geen belasting te worden betaald (artikel 3.79 lid 2 Wet IB 2001). De
stakingswinst kan bestaan uit stille reserves (meer opbrengst dan de boekwaarde) en
goodwill. Los van het urencriterium mag een ondernemer de MKB-winstvrijstelling
toepassen, hetgeen betekent dat 14% van de winst onbelast kan worden ontvangen (artikel
3.79a Wet IB 2001). Bijvoorbeeld: winst = € 60.000, MKB-winstvrijstelling is dan € 8.400 en
deze mag in mindering gebracht worden op de winst.
Belastbaar loon
Onder loon wordt verstaan het voordeel dat wordt genoten uit dienstbetrekking waarbij wordt
aangesloten op het loonbegrip uit de Wet loonbelasting. Dat betekent dat tot het inkomen uit
loondienst wordt gerekend: het vaste en variabele salaris, de bijtelling vanwege privégebruik
van de auto van de zaak onder aftrek van een eventuele eigen bijdrage. Hetzelfde geldt voor
een eventuele eigen bijdrage aan de pensioenpremie.
Belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden
= Inkomen dat niet valt onder winst uit onderneming of loon. Dit kunnen
nevenwerkzaamheden zijn naast bijvoorbeeld dienstverband zoals het nu en dan geven van
een advies of het verzorgen van een cursus maar ook de verhuur van vastgoed die normaal
vermogensbeheer te boven gaan. Hiervan is bijvoorbeeld sprake wanneer een groot
gedeelte van alle onderhoudswerkzaamheden zelf worden uitgevoerd. Ook is er sprake van
belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden wanneer vermogensbestanddelen ter
beschikking worden gesteld aan verbonden personen. Bijvoorbeeld: een vader heeft een
pand in zijn bezit en dit verhuurt hij aan de BV zijn minderjarige zoon. De BV zal de huur ten
laste van het resultaat brengen en dat zou een onzakelijke huur tot gevolg kunnen hebben
als het pand bij vader in box 3 belast wordt waar niet de werkelijke huur wordt belast maar
een forfaitair rendement. Het pand valt in deze situatie in box 3 ipv box 3.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller christinegroeneveld. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.43. You're not tied to anything after your purchase.