100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Complete samenvatting blok 2.8: Onderwijswetenschappen; problemen en interventies op school $5.96   Add to cart

Summary

Complete samenvatting blok 2.8: Onderwijswetenschappen; problemen en interventies op school

2 reviews
 94 views  6 purchases
  • Course
  • Institution

Dit is een complete samenvatting van blok 2.8: Onderwijswetenschappen; problemen en interventies op school. Zelf heb ik met behulp van deze samenvatting een 8,6 voor mijn tentamen gehaald. Het bevat alle informatie die je nodig hebt om de bloktoets te kunnen halen. Voor het gemak zijn de lastig beg...

[Show more]

Preview 4 out of 99  pages

  • May 19, 2019
  • 99
  • 2017/2018
  • Summary

2  reviews

review-writer-avatar

By: rachelvanveen1 • 5 year ago

review-writer-avatar

By: pauladingerpd • 5 year ago

avatar-seller
Probleem 1 blok 2.8
 Schmidt, Loyens, Van Gog & Paas (2007)
 Kirschner, Sweller, Richard & Clark (2006)
 Kock & Voeten (2004)
 Boek Mayer en Alexander H18 (Loyens & Rikers)
 Verloop H7
Leerdoel 1: Wat valt onder het constructivisme?
Kock & Voeten
Samenvatting
Presenteren een nieuw classificatieschema voor leeromgevingen op de middelbare school, gebaseerd op een review van
recente literatuur over nieuw leren en een review over bestaande classificatie schema’s. Dit nieuwe classificatieschema
benadrukt nieuwe vormen van leren en is georganiseerd langs 3 hoofdaspecten van leeromgevingen:
1. Leerdoelen
2. De verdeling van leraar en leerlingrollen
3. De rollen van de leerlingen in relatie tot elkaar
Leerkrachten kunnen dit schema gebruiken om hun eigen leeromgeving te construeren en evalueren. Het geeft een
‘framework’ voor volgend onderzoek.
Inleiding
NL middelbaar OW gaat veranderingen onder gericht op het creëren van leeromgevingen die nieuwe vormen van leren
stimuleren, gebaseerd op het idee dat leren een sociaal-interactief, contextueel, constructief, zelfregulerend en een
reflectief proces is. Stimulatie van deze nieuwe vormen van leren kan gezien worden als een eis van de moderne
maatschappij en worden voor verschillende redenen gepropageerd:
1. Economische reden: de capaciteit voor zelfgestuurd leren is nodig omdat het creëren van kennis heel belangrijk is
geworden in de NL maatschappij, kennis productiviteit is de kern van economische ontwikkeling
2. NL maatschappij is deel van een globale dorp waarin er telkens een confrontatie is met andere waarheden;
individuen moeten kunnen omgaan met dat soort confrontaties.
3. De stimulatie van zelfgestuurd leren ondersteund de ontwikkeling van een democratische maatschappij, waatin
alle burgers gelijke kansen hebben om goed te functioneren.
4. Intern educatie argument: studenten in NL middelbaar ow moeten beter voorbereid worden om te kunnen
functioneren in hoger ow, waarvoor de ontwikkeling van competenties voor zelfgestuurd leren nodig zijn.
 Deze 4 argumenten vormen de motor van de educatieve veranderingen waarmee het middelbare ow in NL
te maken heeft
Veranderingen ook beïnvloed door: nieuwe psychologische en educatieve inzichten voor een verandering van een kennis-
transmissie model naar een kennis-constructie model. Ook wordt het ‘leren om te leren’ een nieuw leerdoel; leerkrachten
op middelbare school moeten niet alleen zorgen voor kennisoverdracht, maar ook het leerproces sturen. Studenten
moeten meer actief en onafhankelijke leren. Ook is er een betere coöperatieve leeromgeving nodig waardoor studenten
nieuwe rollen moeten aanleren tegenover elkaar.
Leerdoelen, de verdeling van leerkracht en leerling rollen en de rollen van leerlingen tegenover elkaar
beïnvloeden de prestaties van studenten en stimuleren nieuwe vormen van leren.
 Deze studie gebruikt het NL geval om een nieuwe classificatie te maken waarin leeromgevingen
geclassificeerd worden in een gelimiteerd aantal typen. Traditionele en moderne leeromgevingen zijn in deze
review meegenomen.
Classificatie schema van leeromgevingen: beschrijvend schema van typen die bestaande en theoretisch mogelijke
leeromgevingen in scholen bevat. Veel bestaande schema’s bevatten maar 1 aspect om de leeromgevingen te construeren:
de leerdoelen  maar deze omvatten niet alle leerdoelen van moderne leeromgevingen (moeten ook de veranderende
rollen van leerlingen en leerkrachten beschrijven en de leerdoelen verbinden aan andere aspecten van de leeromgevingen).
Een gegeven type van een leeromgeving heeft verschillende aspecten die weer verschillende subsetten of
categorieën bevat. Twee aspecten van een leeromgeving zijn bijvoorbeeld leerdoelen en leermaterialen. Binnen het aspect
van leerdoelen kun je weer onderscheid maken tussen leer-productie doelen (doelen voor verkrijgen van inhoudskennis) en
leer-proces doelen (doelen voor verkrijgen van metacognitieve leerfuncties). Bij elk aspect kan de leerkracht kiezen om te
focussen op 1 bepaalde categorie. Leeromgevingen vallen onder hetzelfde type wanneer zij categorieën delen onder de
aspecten die dat bepaalde type definiëren.
Classificatieschema’s van leeromgevingen kunnen gebaseerd zijn op 1 aspect of een combinatie van 2 of meer
aspecten. De meest relevante aspecten van leeromgevingen zijn:
1. De fysieke context waarin leren en instructie plaatsvinden
2. De verdeling van rollen tussen de leerkracht en leerling
3. De rollen van leerlingen in relatie tot elkaar
4. Leerdoelen
5. De methode die de leerkracht gebruikt voor instructie
6. De taak die uitgevoerd moet worden door de studenten
7. De materialen die gebruikt worden en de rollen die zij spelen
Kijken welke aspecten van deze nieuwe vormen van leren stimuleren en geven daarna classificatieschema’s op basis van die
aspecten die een nieuw classificatieschema vormen voor leeromgevingen.

1

,Leeromgevingen: verwijst naar alle aspecten in de schoolomgeving van de leerling dat de prestaties of leerdoelen binnen
een specifiek onderwerp beïnvloeden.
Inhoud: verwijst naar informatie en activiteiten. De focus hier is echter niet op specifieke inhoud van een bepaald vak.
 De gepresenteerde schema’s geven een basis voor volgend proces-product onderzoek en moet leerkrachten
een basis geven om hun eigen praktijken te analyseren.
Nieuw leren
 Verwijst naar de nieuwe leeruitkomsten, nieuwe soorten van leerprocessen en nieuwe instructie methodes die de
maatschappij wil en uit psychologische en educatieve theorieën naar voren komen. kijken vooral uit het
gezichtspunt van de psychologie en educatie.
Vanuit dat perspectief is nieuw leren opgebouwd uit 3 principes:
1. Leren is een constructieve activiteit
2. Leren is een gesitueerde activiteit
3. Leren is een sociale activiteit.
John Dewey liet dit zien in zijn ideeën: educatie zou studenten een kans moeten bieden om in realistische, gesitueerde
activiteiten te werken waarin zij kunnen experimenteren en problemen kunnen oplossen. De school zal een gemeenschap
moeten zijn waarin studenten samenwerken.
George Herbert Mead: ook belang van probleem oplossing in gesitueerde activiteiten en wou een model van instructie en
leren, Barnes koppelt dit aan ‘leren hoe te leren’.
 Industrialisatie en globalisering hebben beide de vraag opgeroepen hoe educatie, lesgeven en leren
vormgegeven moet worden om ontwikkelende leden van de maatschappij vaardig te maken om om te gaan
met de veranderende omgeving waarin zij leven en werken
Windschitl: ondanks dat de constructivistische principes dezelfde kernelementen heeft als in progressieve pedagogieën,
vormt het huidige constructivisme een context voor lesgeven dat uniek en heel verschillend is dan vroeger.
- Onderzoek van constructivisme is erg gegroeid (geeft meer inzichten in processen van leren en lesgeven),
condities in scholen en maatschappij zijn erg veranderd (ICT), en is ook een bepaalde sociale en economische
achtergrond van huidige educatie.
1. Leren is een constructieve activiteit
Constructivisme ziet leren als meer dan het overbrengen van informatie: het is de actieve en persoonlijke constructie van
kennis. Alledaags leren zou optreden bij probleemoplossing en werken en heeft weinig te doen met de overdracht van
kennis (wat centraal staat bij het traditionele leren), en heeft meer te doen met de persoonlijke en actieve constructie van
kennis en vaardigheden en de ontwikkeling van competenties.
Meest belangrijke doelen in de school zijn daarom: probleemoplossen, beredeneren, kritisch kunnen denken en
zelfregulatie vaardigheden. Het leerproces zelf is dan het belangrijkste doel.
Meest belangrijke condities voor leren: verschijning in complexe, realistische en relevante omgevingen,
verzorgen van sociale onderhandeling, ondersteuning van meerdere perspectieven en meerdere manieren van
representatie, aanmoediging van student eigendom van leren, verzorgen van zelfbewustzijn over het kennis-constructie
proces.
Simons: proces van leren draait om drie algemene leerfuncties: cognitieve, affectieve en metacognitieve. Binnen elke van
deze algemene functies kan een onderscheid worden gemaakt tussen meer specifieke functies die deze functies verzorgen:
voorbereidende, executieve en sluitende functies.
 Typen van cognitieve leerfuncties: VB cognitief-voorbereidende functies: het vinden van de missende voorkennis
of het vinden van verbindingen tussen voorkennis en nieuwe informatie en vaardigheden. Voorbeeld van
cognitief-executief leerfunctie: oefening en toepassing. VB van cognitief-sluitende functie: opsommen van nieuwe
kennis en vaardigheden.
 Typen van affectieve leerfuncties: VB voorbereidende: vinden van uitdagingen, intenties en plannen groeperen.
VB executief: ophouden van motivatie en zelfvertrouwen. VB sluitend: beloning of attributie van uitkomsten.
 Typen van metacognitieve leerfuncties: voorbereidend: oriëntatie jegens leerdoelen en plannen van tijd en
plaatsen voor leren. Executief: diagnosticeren van oorzaken of mislukkingen en problemen. Sluitend: evalueren
van het leerproces en de uitkomsten.
 Leeromgevingen die nieuwe vormen van leren stimuleren bevorderen de executie van verschillende
leerfuncties, omdat ‘leren hoe te leren’ het centrale doel is in die leeromgevingen.
2. Leren is een gesitueerde activiteit
Leren kan niet gescheiden worden van doen, anders zou kennis gedecontextualiseerd worden. Wat mensen denken is
aangepast aan de omgeving.
Doelen van leren: geven van betekenis of begrijpen van bepaalde concepten en vaardigheden door deze te
gebruiken. Kan het best uitgevoerd worden in ‘praktijkvelden’ of gebieden van studie waarin leerlingen de activiteiten
kunnen oefenen die zij nodig zullen hebben buiten de school en in de school.
Instructieprincipes die hiervoor nodig zijn: coachen en modeling van denkvaardigheden en domein-gerelateerde praktijken.
Bij traditioneel leren is leren wel gedecontextualiseerd, er is geen context waarin de eigen leerpraktijken
geoefend kunnen worden, leerlingen zijn afhankelijk van de instructies van de leerkracht.
Verantwoordelijkheid voor het leerproces zal stap voor stap moeten verplaatsen naar de leerling  proces-
georiënteerde instructie is hiervoor nodig. De rol van de leerkracht is om processen en vaardigheden voor te doen en om
de studenten te ondersteunen in hun leerproces. De leerling heeft zelfregulatie nodig.

2

,  Grotere nadruk op leren als een gesitueerde activiteit zal zorgen voor grotere overdraagbaarheid van de
uitkomsten van leren.
3. Leren is een sociale activiteit
Benadrukt het gebruik van de relevante kennis of vaardigheden in een specifieke context en het benadrukt de participatie
van leden in een gemeenschap. Dit vraagt om interactie tussen de leden en daarom wordt veel aandacht geschonken aan
het leren van sociale vaardigheden zoals iemand helpen of onderhandelen, het wordt gesuggereerd dat zulke vaardigheden
nodig zijn om kennis te construeren. Leerlingen moeten samenwerken om gedeelde leerdoelen te bereiken.
 Gebaseerd op het werk van Piaget (sociaal-constructivisme) en Vygotsky (sociaal-culturele aanpak).
Sociaal-constructivisme: leren is een individueel proces maar wordt beïnvloed door participatie in sociale activiteiten.
Sociaal-culturele aanpak: leren is sociaal gesitueerd en daarom een osicaal proces.
Bij moderne leeromgevingen is leren een activiteit die vraagt om samenwerking tussen leerlingen. 3 verschillende rollen
van leerlingen t.o.v. elkaar: competitief (iemand zijn leren is goed voor zichzelf, maar niet voor zijn leeftijdgenoten,
leerlingen concurreren met elkaar), individueel (leren is alleen goed voor jezelf en heeft geen connectie met het leren van
anderen) en samenwerkend (leren van iedereen is ook goed voor anderen).
 Bij modern leren zijn er wel individuele rollen, maar competitieve rollen worden ontweken. Samenwerkende
rollen zijn belangrijk omdat zij zorgen voor het delen van kennis.
Coöperatief leren: leren is een sociale activiteit. Verwijst naar verschillende instructie strategieën die studenten stimuleren
om samen te werken in kleine groepen en is daarom goed voor nieuwe vormen van leren.
De basis principes waar coöperatief leren om vraagt zijn: structureren van positieve afhankelijkheid van elkaar, structureren
van individuele verantwoordelijkheid, stimuleren van directe interactie, streven naar de ontwikkeling van sociale en
communicatieve vaardigheden, evalueren van de groepsuitkomsten en leerprocessen.
Belangrijke aspecten van leeromgevingen vanuit het perspectief van nieuw leren
1. Leren is een constructieve activiteit, wat implicaties heeft voor de leerdoelen die gesteld worden, 2. Leren is een
gesitueerde activiteit, wat implicaties heeft voor de verdeling van rollen tussen leerkrachten en leerlingen, 3.
Leren is een sociale activiteit wat implicaties heeft voor de rollen tussen leerlingen
Review over gepubliceerde classificatieschema’s van leeromgevingen
- Bevatten in ieder geval 1 van de 3 aspecten die relevant zijn voor het nieuwe leren
Er werden uiteindelijk 15 publicaties geselecteerd en deze werden gecodeerd volgens twee vragen: 1. Welke van de 3
aspecten van de leeromgeving werd besproken in een bepaald classificatieschema? 2. In welke mate waren kenmerken die
nieuw leren promoten betrokken in het classificatieschema?
De antwoorden op deze vragen werden gebruikt om een nieuw classificatieschema van leeromgevingen te maken.
Classificatie van leerdoelen in het cognitieve domein
 Gaan vooral over kennis en leervaardigheden
Kennis is informatie die wordt opgeslagen in het geheugen om later terug te kunnen roepen. Er zijn verschillende soorten
kennis: feiten, structuren, procedures, concepten, principes, methodes en relaties. Een belangrijk onderscheid kan gemaakt
worden tussen declaratieve kennis (weten dat) en procedurele kennis (weten hoe).
Leervaardigheden zijn de mentale activiteiten waardoor de leerling informatie en kennis verwerkt. Onthouden is
dus een leervaardigheid, net zoals info begrijpen en toepassen van kennis. Reproductieve leervaardigheden: imitatie of
toepassing van bepaalde regels (grammatica regels). Productieve leervaardigheden: persoonlijke contributie en creativiteit,
zoals het schrijven van een essay en probleemoplossing.
Overdrachtsvaardigheden het overdragen van kennis en leervaardigheden. Gaat om toepassen van de kennis en
vaardigheden die nodig zijn in de oude en in de nieuwe context.
Sociale leervaardigheden bevatten niet alleen cognitieve, affectie en psychomotorische aspecten maar ook
interpersoonlijke aspecten; interpersoonlijk leren heeft aspecten wat niet-interpersoonlijk leren niet heeft.
Metacognitie bewustzijn en kennis van je eigen cognitie. Marzano: 4 categorieën van metacognitieve processen:
a) doelen stellen, b) proces monitoren, c) monitoren van duidelijkheid, d) monitoren van accuraatheid.
Classificatie van leerdoelen in het affectieve domein
Houding/attitude: een consistente, stabiele en persoonlijk gemotiveerde reactie op bepaalde fenomenen, stimuli,
objecten, situaties en affaires. Het beïnvloed de keuzes van persoonlijke acties.
Leervaardigheden in dit domein zijn mentale of intellectuele activiteiten die de leerling kan toevoegen aan zijn
eigen houding of aan die van anderen. De belangrijkste leervaardigheid in dit domein is de applicatie van
houdingen/attitudes en de ontwikkeling van waardensystemen.
Zelfsysteem denken: specifieke set van leerdoelen en gaat om een intergerelateerd systeem van houdingen,
overtuigingen en emoties. 4 categorieën van zelfsysteem denken: beschrijven van belang, beschrijven van werkzaamheid,
beschrijven van emotionele reactie en beschrijven van motivatie.
De verdeling van leerkracht en leerling rollen
3 instructionele paradigma’s gebaseerd op alternatieve rolverdelingen voor het bereiken van leerdoelen:
1. Een gedragsparadigma wat een sociaal systeem reflecteert waarin de expert een hoge status inneemt en de
beginners een lage status hebben maar die steeds meer van de expertise van de expert overnemen
2. Een ontwikkelingsparadigma die een sociaal systeem reflecteert waarin de beginners leren door zijn of haar
eigen persoonlijke theorieën te ontwikkelen met behulp van de expert, die deze theorieën kan tegenspreken en
uitdagen



3

, 3. Leertijdparadigma reflecteert een sociaal systeem waarin de leerling duidelijk moet participeren in de expert zijn
wereld om zo te kunnen leren (door acculturatie).
Hertz-Lazarowitz: continuüm van leeromgevingen waarin aan de ene kant een centrale rol is voor de leerkracht met een
nadruk op controle van de reacties van de leerling en aan de andere kant een gedecentraliseerde rol voor de leerkracht met
een nadruk op het faciliteren van het leren van de leerling. Ook continuüm voor leerlingrollen: aan de ene kant worden zij
geleid om de informatie die de leerkracht overbrengt te begrijpen, zij zijn consumeren kennis, aan de andere kant zijn zij
zelfgestuurde leerlingen die hun eigen kennis, vaardigheden en leren evalueren, zij zijn kennis produceerders.
De rollen van leerlingen in relatie tot elkaar
De leeromgeving kan ingericht worden om individueel leren of samenwerkend leren te bevorderen. leerdoelen kunnen
behaald worden door individueel leren gebaseerd op individuele taken, maar ook door sociale interactie en onderhandeling
met leeftijdgenoten om verschillende taken in samenwerking af te ronden.
Conclusie
Op vraag 1: de meeste classificatieschema’s richten zich op de leerdoelen, weinig kijken naar de verdeling van leerkracht en
leerling rollen en geen 1 kijkt naar de rollen van leerlingen in relatie tot elkaar.
Het feit dat de meeste zich richten op de leerdoelen sluit aan bij een transmissiemodel van leren waarbij kennis
en vaardigheden doorgegeven moet worden van leerkracht op leerling.
Kennis-constructiemodel: kennis en vaardigheden moeten niet overgedragen worden, maar gevormd worden in een
leeromgeving die leren stimuleert, het proces van leren is hierin het leerdoel.
Vanuit een constructieve kijk zijn niet de leerdoelen de basis voor het vormen van een leeromgeving, maar de rollen die
leerkrachten en leerlingen spelen in een leersituatie.
 Shift naar nieuw leren betekent een verschuiving van transmissiemodellen naar kennis-constructie
modellen
Belangrijke leerdoelen bij nieuw leren zijn: metacognitieve leerdoelen, overdachtsleerdoelen/transfer vaardigheden,
uitbreidingsvaardigheden.
Alleen het ‘zelfsysteem denken’ en metacognitie verwijzen naar het proces van leren. Veel leerdoelen in bestaande
classificatieschema’s richten zich op het product van leren.
Een nieuw classificatieschema voor leeromgevingen
Gebaseerd op 3 aspecten: leerdoelen, verdeling van rollen van leerkracht en leerling, rollen van leerlingen in relatie tot
elkaar. Bij leerdoelen onderscheid tussen leerdoelen over de producten van leren en leerdoelen over het leerproces.
1. leerdoelen
Leerproducten: kennis van leerinhoud, kennis van leerproces, houding tegenover leerinhoud, houding tegenover
leerproces, cognitieve leervaardigheden, affectieve leervaardigheden, sociale vaardigheden, transfer
vaardigheden.
Leerproces: voorbereidende leerfuncties (cognitief, affectief, metacognitief), executieve leerfuncties (cognitief,
affectief, metacognitief), sluitende leerfuncties (cognitief, affectief, metacognitief).
2. Verdeling van de leerkracht en leerling rollen
Gedragsmodel ontwikkelingsmodel leertijdmodel
3. Rollen van leerlingen in relatie tot elkaar
Competitief individueel coöperatief
Kennis van leerinhoud: relevante feiten en principes weten, kennis van leerproces: weten welke leerstijlen bestaan en
welke goed is voor jou, houding tegenover leerinhoud: mate van plezier die iemand krijgt door een onderwerp, houding
tegenover leerproces: bereidheid om iets te begrijpen.
Cognitieve vaardigheid: hoe geleerde kennis of vaardigheden toepassen. Affectieve vaardigheid: weten hoe je jezelf kan
motiveren om iets te begrijpen dat je niet begrijpt. Sociale vaardigheid: luisteren naar of uitleggen van iets aan een ander.
Transfer skills: vaardigheid om kennis, leervaardigheden en houdingen toe te passen in situaties die niet gelijk zijn aan de
leersituatie.
Kennis, attitudes en leervaardigheden zijn gerelateerd aan het product van leren. Leerfuncties aan het leerproces,
maar kunnen ook leerproduct zijn omdat deze functies zich steeds meer zullen verfijnen.
Gedragsmodel: leerkracht instrueert de leerling om beter in het onderwerp te worden, hij zegt wat geleerd moet worden &
hoe en de leerling gebruikt deze instructies om meer te leren van de expertise van de leerkracht. Hier is een
prestatieoriëntatie aanwezig, wat om veel bekrachtiging vraagt.
Ontwikkelingsmodel: meer leeroriëntatie, leerling leert door uitdaging, tegenspraak of twijfeling van leerkracht over de
leerling zijn persoonlijke theorieën. De leerkracht is meer een coach.
Leertijdmodel: leerling en leerkracht participeren in een gedeelde wereld in een bepaald onderwerp. De leerkracht heeft
expertise in die wereld en probeert dit voor te doen, de leerling verkrijgt een aantal domein-gerelateerde praktijken door in
die wereld te participeren en de activiteiten van de leerkracht na te doen.
 De 3 aspecten zijn even belangrijk (leerdoelen, rolverdeling, rollen t.o.v. elkaar)
 Nieuwe classificatieschema kan traditionele leeromgevingen beschrijven en meer progressieve
leeromgevingen die het nieuwe leren stimuleren
 Modern leren streeft meer naar leerdoelen die gaan over leren hoe te leren, is gebaseerd op een
ontwikkelingsmodel of een tijdsmodel en leerlingen werken veel samen.
Hieruit kun je 18 theoretisch mogelijke modellen halen, waarvan er 14 empirisch mogelijk zijn, vraag is wel of deze 14 typen
echt gebruikt worden in de schoolpraktijk.

4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller AmberB97. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.96. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

64438 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.96  6x  sold
  • (2)
  Add to cart