Alle verplichte Uitgewerkte Leerdoelen uit het boek Praktisch Europees recht H1 t/m 10 (exclusief H9) alle verplichte jurisprudentie voor HBO-Rechten op de HU 1e jaars.
The summary was clearly explained and complete!
By: seymaaltindag • 4 year ago
By: isaarts12 • 4 year ago
By: juliabos • 4 year ago
By: hindje1995 • 2 year ago
Show more reviews
Seller
Follow
rosalinadeluna
Reviews received
Content preview
Leerdoelen Publiekrecht 3
Leerdoelen H1 t/m H10
Hoofdstuk 1
De student:
1. Weet welke internationaalrechtelijke aspecten betrokken zijn bij de Europese
Unie;
De Europese Unie regelt de betrekkingen tussen lidstaten. Lidstaten maken dan
afspraken met elkaar door verdragen te sluiten. Zij kunnen ook gouvernementele en
non-gouvernementele organisaties oprichten.
2. Kan de begrippen intergouvernementeel en supranationaal uitleggen;
Staten en personen kunnen een samenwerkingsverband aangaan en gezamenlijk
een internationale organisatie oprichten. Er zijn twee soorten organisaties:
Gouvernementele organisaties;
Non-gouvernementele organisatie.
Lidstaten mogen zelf kiezen of en hoeveel soevereiniteit (= beslissingsbevoegdheid)
ze afstaan aan de organisatie. Als ze geen soevereiniteit afstaan, dan is het een
intergouvernementele organisatie. Als ze wel soevereiniteit afstaan aan de
organisatie, dan is het een supranationale organisatie.
Wanneer een groep personen, dus geen lidstaat, een (internationale) organisatie
opricht, dan is het een non-gouvernementele organisatie. Deze zijn onafhankelijk
van staten en hebben vaak een ideële doelstelling. Niet alle non-gouvernementele
organisaties zijn internationaal, deze kunnen ook nationaal zijn, zoals de non-
gouvernementele Nederlandse organisatie Natuurmonumenten. Voorbeelden van
internationale non-gouvernementele organisaties zijn het Rode Kuis, Amnesty
International, Wereld Natuur Fonds etc.
3. Kan uitleggen wat staatssoevereiniteit is en hoe deze kan worden beperkt;
Staatssoevereiniteit houdt in dat de overheid de beslissingsbevoegdheid op het
grondgebied van de staat heeft en de enige die wet- en regelgeving kan opstellen.
De macht ligt dus alleen bij de nationale overheid.
Staatssoevereiniteit kan op twee manieren worden beperkt:
1) Soevereiniteit vrijwillig overdragen;
2) Soevereiniteit onvrijwillig beperken.
Soevereiniteit vrijwillig overdragen
Een lidstaat kan beslissen om een gedeelte of de gehele soevereiniteit
(beslissingsbevoegdheid) vrijwillig over te dragen aan bijvoorbeeld een internationale
organisatie. De lidstaat kan dan niet meer zelf alle regels maken, maar accepteert en
laat dit over aan een organisatie dat hoger en gezaghebbender is dan de staat zelf.
1
,Leerdoelen Publiekrecht 3
Soevereiniteit onvrijwillig beperken
Als een staat door een ander land binnengevallen wordt dat de macht overneemt,
dan wordt de beslissingsbevoegdheid onvrijwillig beperkt. Het land dat
binnengevallen is neemt de beslissingsbevoegdheid over en is op dat moment aan
de macht. Dit kan door militair ingrijpen van een onafhankelijke staat gebeuren, maar
ook door een mandaat van de Veiligheidsraad van de VN om dat land binnen te
vallen voor veiligheidsredenen.
4. Kan uiteenzetten wat de doelstellingen van de Europese Unie zijn;
Er gelden twee verdragen op het moment in de Europese Unie:
1) Het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU);
2) Het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).
In het VEU staan de belangrijkste doelstellingen van de EU (art. 3 VEU):
Vrede en welzijn (lid 1): oorlog voorkomen en afhankelijk zijn van de
economie van andere lidstaten.
Vrijheid en veiligheid (lid 2): vrijheid van personen en diensten en bestrijding
van criminaliteit.
De interne markt (lid 3): Europese markt waar alle bedrijven en personen
dezelfde kansen en mogelijkheden hebben.
De monetaire unie (lid 4): gezamenlijke munteenheid. Dit maakt het
handelen binnen de EU gemakkelijker.
Het mensenrechtenbeleid (lid 5): bescherming van mensenrechten binnen
de EU.
Vrede en welzijn
De Europese staten werken nauw met elkaar samen om ervoor te zorgen dat
iedereen binnen de EU in vrede en welzijn kan leven. Zij zijn handelspartners en zijn
dus verplicht om geen ruzie met elkaar te maken om ervoor te zorgen dat het
economisch goed met de staten gaat. Als staten met elkaar in oorlog zouden zijn,
zouden er bepaalde goederen niet meer geleverd worden en betekent dit dat de
economie deels zou instorten.
Vrijheid en veiligheid
Burgers uit EU-lidstaten mogen vrij verblijven in alle lidstaten om te werken, studeren
of te pensioneren. Dit betekent ook dat criminelen vrij hun gang kunnen gaan.
Daarom heeft de EU de regels omtrent de vier fundamentele vrijheden gemaakt,
inclusief regels die de grensoverschrijdende criminaliteit bestrijden. Deze vrijheden
kunnen dus beperkt worden als het in strijd is met de openbare orde, zedelijkheid of
veiligheid.
Interne markt
De interne markt maakt het mogelijk dat er vrij gehandeld kan worden tussen
bedrijven binnen de EU, dat je overal binnen de EU kunt werken, vestigen en
investeren. De interne markt is een verplicht en is een onlosmakend onderdeel van
de EU.
2
,Leerdoelen Publiekrecht 3
Onderdelen van de interne markt (art. 3 lid 3 VEU en art. 26 VWEU) zijn:
Vrij verkeer (vier fundamentele vrijheden van de EU);
Mededingingsrecht;
Staatssteun;
Aanbestedingsrecht.
Monetaire unie
De meeste EU-lidstaten hebben een gemeenschappelijke munt. De bedoeling van
een gemeenschappelijke munt is om de lidstaten nog dichter bij elkaar te brengen.
De euro zorgt er ook voor dat het makkelijker handelen is met andere lidstaten en de
consument de prijzen van producten en diensten in het binnenland kan vergelijken
met andere landen binnen de EU. De monetaire unie is optioneel, dus niet alle
lidstaten zijn verplicht om de euro in te voeren.
Mensenrechtenbeleid
In art. 2 VEU is de bescherming van de mensenrechten weergegeven. Dit artikel
vormt de grondslag voor de mogelijkheid voor het Hof van Justitie om te oordelen
over schendingen van mensenrechten. Het artikel zorgt er ook voor dat de Europese
wetgeving voldoet aan belangrijke waarden. Daarom wordt de Europese Unie ook
wel een waardengemeenschap genoemd. Art. 3 lid 5 VEU laat zien dat de EU zich
ook inzet voor de verbetering van mensenrechten en democratie buiten de EU.
5. Kan uitleggen wat het begrip interne markt inhoudt;
De interne markt zorgt ervoor dat er geen belemmeringen ontstaan op de volgende
gebieden:
1) Vrij verkeer;
2) Staatssteun;
3) Mededinging.
Vrij verkeer
Er zijn vier fundamentele vrijheden van verkeer: personen, diensten, goederen en
kapitaal. Vrij verkeer houdt in dat de handelsstroom tussen de lidstaten niet
belemmerd mag worden. Een lidstaat mag dus bijvoorbeeld niet verbieden dat een
product uit een andere lidstaat gekocht/verkocht wordt, of importheffingen op
producten in te voeren als het even niet goed gaat met een bedrijf. Dit zijn
belemmeringen voor de interne markt. Nationale bescherming ten koste van het vrij
verkeer is dus verboden.
Staatssteun
Nederland is verantwoordelijk voor de nationale economie, maar mag daarbij niet
alles doen wat ze maar willen. Zij moeten namelijk rekening houden met de
regelgeving van de interne markt. Er is in beginsel een verbod op staatssteun (art.
107 lid 1 VWEU). Om te beoordelen of er sprake is van staatssteun, moet er voldaan
zijn aan de volgende cumulatieve criteria:
De steun wordt verleend aan een onderneming die een economisch activiteit
verricht.
De steun wordt door staatsmiddelen bekostigd.
3
,Leerdoelen Publiekrecht 3
Deze staatsmiddelen verschaffen een economisch voordeel dat niet via
normale commerciële weg zou zijn verkregen (non-marktconformiteit).
De maatregel is selectief: het geldt voor één of enkele ondernemingen, een
specifieke sector/regio.
De maatregel vervalst de mededinging (in potentie) en (dreigt te) leiden tot
een ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer in de EU.
Staatssteun is in beginsel verboden, maar er zijn een aantal uitzonderingen voor. In
art. 107 lid 2 en 3 VWEU staan de uitzonderingen wanneer staatssteun wel
toegestaan is, zoals bij een natuurramp of om cultuur en instandhouding van
cultureel erfgoed. Er geldt op grond van art. 108 lid 3 VWEU een aanmeldingsplicht.
Dit houdt in dat wanneer decentrale overheden staatssteun willen verlenen, zij dit
vooraf moeten melden bij de Europese Commissie, behalve als het om minder dan
€200.000 gaat per drie fiscale jaren op grond van de De-Minimisverordening. Als
het om meer dan €200.000 gaat, dan geldt er een stand-still verplichting. Dat houdt
in dat je geen staatssteun mag verlenen tot je toestemming krijgt van de Commissie.
De De-Minimisverordening geldt niet voor de visserij- en landbouwsector. Die
hebben een aparte minimisverordening. Bijvoorbeeld in de visserijsector mag je maar
tot €30.000 aan steun geven i.p.v. €200.000, mits je aan de voorwaarden voldoet.
Staatssteun geldt dus ook alleen als het gaat om een onderneming. Wanneer het
bedrag boven het De-Minimisbedrag uitkomt (dus boven de €200.000 per 3 jaren) en
een grensoverschrijdend effect heeft (nadelig effect voor andere bedrijven buiten de
lidstaat), dan kan het handelsverkeer belemmerd worden.
Voorbeeld: Het gaat slecht met een appelteler door een sprinkhanenplaag. Doordat
zij de sprinkhanenplaag moeten bestrijden verhogen zij de verkoopprijs van de
appels. Hierdoor kopen supermarkten liever hun appels uit een ander lidstaat, omdat
het daar goedkoper is. De overheid kan in dit geval helpen door een subsidie te
geven, of door belastingen te heffen op geïmporteerde appels uit het buitenland,
waardoor de supermarkten weer de appels bij het nationale bedrijf kopen. Hiermee
beschermt de overheid de nationale economie (=protectionisme). Dit is nadelig voor
de interne markt en is daarom ook verboden. Een sprinkhanenplaag valt ook niet
onder het begrip ‘natuurramp’, dus is het ook geen uitzondering. Staatssteun is dus
in beginsel verboden.
Mededinging
Nederlandse mededingingswet
Belemmering van overheid en bedrijven onderling is verboden. Europese
mededingingsrecht is er om eerlijke concurrentie te waarborgen. Het Europese
mededingingsrecht is ook alleen mogelijk indien er sprake van een onderneming is.
Het mededingingsrecht staat voor eerlijke concurrentie voor een optimale markt
zonder belemmeringen. Bij eerlijke concurrentie is de economische groei op zijn best
en zijn er daardoor bedrijven die vergelijkbare producten aanbieden op de markt.
Sommige bedrijven maken onderling afspraken dat de ene alleen op de ene plek zijn
diensten mag kopen en de andere op een andere plek (marktverdeling). Dit noem je
kartelvorming, en is verboden op grond van de mededingingswet. In art. 6
Mededingingswet staat dat het verboden is om een kartel te vormen, omdat
hierdoor de Nederlandse markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst.
4
,Leerdoelen Publiekrecht 3
Europees mededingingswet
In art. 101 lid 1 VWEU is het mededingingsrecht en het kartelverbod beschreven dat
geldt voor de interne markt. Art. 6 Mw en art. 101 lid 1 VWEU lijken veel op elkaar,
maar art. 6 Mw is alleen geldig bij een kartel in Nederland (Nederlandse markt) en
art. 101 VWEU bij een kartel buiten Nederland, maar binnen een EU-lidstaat (interne
markt).
Het mededingingsrecht gaat niet alleen over het kartelverbod maar ook over:
Art. 102 VWEU en art. 24 Mw: economisch misbruik van een machtspositie
door een bedrijf met een groot marktaandeel is verboden. Het is verboden
voor ondernemingen om misbruik van economische machtsposities te maken.
Voorbeeld: Het weigeren van een levering cement aan een bouwonderneming
door een cementfabrikant met een groot marktaandeel.
Vo 139/2004 en art. 26 Mw: wanneer bedrijven gaan fuseren en een te groot
marktaandeel krijgen (geen verplichte lesstof).
Art. 107 e.v. VWEU: Hierin worden de regels omtrent staatssteun
beschreven. Staatssteun is in beginsel verboden.
ACM
Het ACM is de Nederlandse Mededingingsautoriteit die ongeveer dezelfde
bevoegdheden heeft als de Europese Commissie (controlerende functie), maar dan
voor de Nederlandse markt. Het ACM mag boetes opleggen en invallen bij bedrijven
wanneer er sprake/vermoeden is van kartelvorming.
6. Kan het gelijkheidsbeginsel, het evenredigheidsbeginsel en het
subsidiariteitsbeginsel uitleggen.
Gelijkheidsbeginsel (discriminatieverbod o.g.v. nationaliteit) (art. 18 VWEU):
Niemand mag gediscrimineerd worden op grond van discriminatie binnen de EU.
Hierdoor wordt de interne markt niet belemmerd en kan er optimaal gehandeld en
vervoerd worden binnen de EU. Tevens staat er in art. 18 VWEU dat gelijke gevallen
ook gelijk behandeld moeten worden.
Voorbeelden: Vroeger was de regel dat alleen notarissen met een Nederlandse
nationaliteit in Nederland mogen werken. Dit is een vorm van indirecte discriminatie,
wat verboden is en daarom ook afgeschaft is. Ook Nederlanders die bijvoorbeeld in
Duitsland naar het ziekenhuis gaan mogen geen hogere rekening krijgen dan
Duitsers of andere nationaliteiten. Burgers uit lidstaten hoeven ook geen
werkvergunning aan te vragen om ergens anders binnen de EU te werken. Moeten
zij dit wel, dan is dit in strijd met het gelijkheidsbeginsel, omdat dit een vorm van
discriminatie is.
Soorten discriminatie:
Directe discriminatie op grond van nationaliteit: discriminatie tussen
ingevoerde en nationale producten en tussen personen binnen de lidstaten.
Indirecte discriminatie op grond van nationaliteit: wanneer een maatregel
geen onderscheid maakt tussen verschillende nationaliteiten, maar gevolg is
wel dat product uit andere lidstaat wordt benadeeld, waardoor er een
discriminerend effect bestaat. De Rule of Reason (art. 37 VWEU) kan alleen
bij indirecte discriminatie toegepast worden.
Omgekeerde discriminatie: binnenlandse marktdeelnemers worden soms in
vergelijking met buitenlandse marktdeelnemers ongunstiger behandeld,
5
,Leerdoelen Publiekrecht 3
doordat zij geen beroep kunnen doen op het vrij verkeer, doordat het niet
grensoverschrijdend is.
Evenredigheidsbeginsel/proportionaliteitsbeginsel (art. 5 lid 4 VEU): De EU moet
kiezen voor de minst ingrijpende vorm van optreden. Drie eisen om het optreden te
toetsen:
Effectief om doel te bereiken.
Niet verder dan noodzakelijk gaan om doel te bereiken.
Actie moet proportioneel zijn ten opzichte van de doelstelling van de actie.
Voorbeeld: De oogst van een aantal Nederlandse appelboomgaarden zijn mislukt
doordat de boomgaarden getroffen zijn door een parasiet. Hierdoor zijn ze niet meer
geschikt om te eten. De Duitse overheid heeft daarom besloten om de gezondheid
van de consumenten te beschermen door tijdelijk de inkoop van appels uit Nederland
te verbieden. Dit is directe discriminatie en is op grond van het gelijkheidsbeginsel
verboden, doordat meerdere appeltelers hierdoor getroffen worden, terwijl niet alle
appelboomgaarden last hadden van de parasiet. De maatregel die hier genomen
wordt door de Duitse overheid gaat dus verder dan noodzakelijk, en is dus op grond
van het evenredigheidsbeginsel verboden. Het is in dit geval niet proportioneel ten
opzichte van de doelstelling. Een proportioneel optie zou zijn door te inspecteren bij
welke appeltelers er wel gezonde appels gekocht kunnen worden.
Subsidiariteitsbeginsel (art. 5 lid 3 VEU): Een hoger niveau (EU) mag niet doen wat
een lager niveau (lidstaten) beter kan. De lidstaten bepalen zoveel mogelijk zelf en
pas als het gezamenlijk beter geregeld kan worden, is de EU bevoegd. Dus wanneer
lidstaten het op landelijk, provinciaal of gemeentelijk niveau beter kunnen regelen, in
plaats van door de EU. Beginsel bestaat uit een dubbele toets;
Negatief geformuleerd: Het moet niet voldoende door lidstaten op centraal,
regionaal of lokaal niveau kunnen worden verwezenlijkt.
Positief geformuleerd: Vanwege de omvang of de gevolgen van het
overwogen optreden moet het beter door de Unie kunnen worden bereikt.
Attributiebeginsel (art. 4 lid 1 VEU jo. art. 5 lid 1 jo lid 2 VEU): De EU mag alleen
handelen als daar een bevoegdheid voor is. Dit heet bevoegdheidstoedeling. Dit is
ingevoerd omdat de lidstaten een rem wilden op de bevoegdheid van de EU. De EU
kan zichzelf ook niet meer bevoegdheden geven dan wat er vastgesteld staat in de
verdragen. Art. 2 t/m 6 VWEU maakt een verdeling van bevoegdheden tussen EU
en lidstaten.
6
,Leerdoelen Publiekrecht 3
Hoofdstuk 2
De student:
1) Kan uitleggen welke rol de Europese Raad speelt binnen de Europese Unie;
daarbij kan de student aangeven wat de taken en bevoegdheden zijn van
deze instelling;
De Europese Raad (art. 15 VEU) is de hoogste instelling binnen de EU. Deze nemen
dan ook de belangrijkste beslissingen en sluit de verdragen. De Europese Raad en
de Raad van de Europese Unie zijn twee verschillende instellingen.
Samenstelling van de Europese Raad
De Europese Raad bestaat uit:
Een (vaste) voorzitter;
Staatshoofden/regeringsleiders van lidstaten;
Wanneer de vergaderingen over buitenlandse zaken en veiligheid gaat, neemt de
Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid
ook deel aan de werkzaamheden van de Europese Raad.
Taken en bevoegdheden van de Europese Raad
2 keer per 6 maanden vergaderen;
Verdragen opstellen/wijzigen;
Beleid vaststellen.
De Europese Raad komt twee keer per zes maanden samen om te vergaderen over
de hoofdlijnen van het Europees beleid. De Europese Raad is ook de enige die
bevoegd is om verdragen op te stellen of te wijzigen. Daarnaast is hun taak om
beleidsdoelstellingen voor de toekomst vast te stellen. De overige instellingen van de
Europese Unie moeten hun taken binnen de kaders en mogelijkheden uitvoeren die
de Europese raad hun geeft.
Wanneer een verdrag gewijzigd moet worden, dan is het de Europese Raad die
daarover definitief beslist. De wijziging wordt voorbereid door juristen en diplomaten
uit alle lidstaten waarbij er compromissen gesloten moeten worden. Een beslissing in
de Europese Raad wordt meestal genomen op basis van unanimiteit: dit houdt in dat
alle lidstaten hiermee moeten instemmen. Wanneer er één lidstaat niet eens is met
een bepaling, dan kan die niet opgenomen worden in een verdrag.
Staatshoofden en regeringsleiders houden zich ook bezig met de hoofdlijnen en
maken beleid over bijv. werkeloosheid en economie. Zij geven de kaders waarbinnen
de andere instellingen van de EU met behulp van wetgeving de problemen moeten
gaan oplossen.
7
, Leerdoelen Publiekrecht 3
2) Kan uitleggen welke rol de Europese Commissie speelt binnen de Europese
Unie; daarbij kan de student aangeven wat de taken en bevoegdheden zijn
van deze instelling;
De Europese Commissie (art. 17 VEU) behartigd de belangen van de EU. De
Europese Raad stelt de verdragen op, maar de Europese Commissie zorgt samen
met andere instellingen voor de uitvoering ervan.
Samenstelling van de Europese Commissie
De Commissie bestaat uit:
28 leden momenteel (per lidstaat één);
Voorzitter;
Commissarissen (ieder commissaris heeft een eigen Directoraat-Generaal);
Commissarissen zijn te vergelijken met ministers, en een Directoraat-Generaal met
een ministerie. Voorbeeld: commissaris voor milieu en commissaris voor handel. De
commissaris voor buitenlande zaken wordt de Hoge Vertegenwoordiger genoemd.
De Europese Commissie is tevens onafhankelijk.
Taken en bevoegdheden van de Europese Commissie
Begrotingen opstellen en controleren of deze nageleefd worden;
Is onafhankelijk;
Wetgevende taak;
Controlerende taak;
Uitvoerende taak.
Wetgevende taak
Maakt secundair recht in de vorm van richtlijnen, verordeningen, besluiten,
adviezen en aanbevelingen;
Mogen wetsvoorstellen indienen;
En voeren deze taken uit samen met de Raad van de Europese Unie (de
Raad) en het Europees Parlement.
De VEU, VWEU en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
vormen gezamenlijk het primair Europees recht. Op basis van dit primair Europees
recht, kan er secundair Europees recht worden gemaakt. Dat zijn specifiekere
wetten, zoals richtlijnen, verordeningen, besluiten, adviezen en aanbevelingen (art.
288 VWEU). Het is de taak van de Commissie om bepalingen uit te werken in
secundair recht. De Commissie heeft tevens het recht van initiatief, dus zij mogen
wetsvoorstellen indienen. De Commissie voert de wetgevende taak samen uit met de
Raad van de Europese Unie en het Europees Parlement. Zij kunnen het wetsvoorstel
van de Commissie wijzigen of afkeuren.
Controlerende taak
Controleert of lidstaten zich aan Europees wetgeving houdt;
Controleert of bedrijven zich aan Europees wetgeving houdt zodat de interne
markt niet belemmerd wordt;
Kan een verdragsschendingsprocedure indienen bij het Hof als er
geconstateerd wordt dat een lidstaat zich niet aan Europese bepalingen
houdt.
8
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller rosalinadeluna. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.35. You're not tied to anything after your purchase.