H1 Oriëntatie op persoonlijkheid
Wat is persoonlijkheidspsychologie?
De meeste mensen hebben een idee over wat persoonlijkheid inhoudt; er wordt vaak naar verwezen
wanneer er over sociale vaardigheden of het meest dominante kenmerk van een persoon wordt
gepraat. In de persoonlijkheidspsychologie gaat de definitie echter veel verder. Doordat de definitie
vele aspecten heeft, wordt de complexiteit van de menselijke persoonlijkheid hierin gereflecteerd.
Persoonlijkheidskenmerken zijn in het algemeen relatief stabiel. De reactie op een soortgelijke
situatie kan verschillen tussen personen; in dat geval wordt er gekeken naar individuele verschillen.
Een reactie van een persoon kan echter ook veranderen, afhankelijk van de situatie; dit is coherentie
in de manier waarop het gedrag verandert. Ook zulke veranderingen kunnen veel vertellen over
persoonlijkheid. Het doel van persoonlijkheidspsychologie is om gedrag te beschrijven en
voorspellen en daarnaast om aspecten van de persoonlijkheid te begrijpen en verklaren.
Persoonlijkheid definiëren is niet gemakkelijk, omdat niet alleen individuele verschillen een rol
spelen, maar ook interactie met de omgeving en de psychologische aspecten die onderliggend zijn
aan gedachten, gevoel en gedrag. De definitie van het begrip omvat dus de volgende aspecten:
Persoonlijkheid is continu, stabiel en coherent;
Persoonlijkheid komt op vele manieren tot uiting: van observeerbaar gedrag tot innerlijke
gedachten en gevoelens;
Persoonlijkheid is georganiseerd;
Persoonlijkheid is een voorspeller voor sociaal gedrag;
Persoonlijkheid is een psychologisch concept, maar is ook verbonden met biologische
kenmerken van een individu.
Wat is de gedachte achter persoonlijkheid?
Hoewel persoonlijkheidspsychologie een relatief jong veld is, werd er in de Griekse Oudheid al
nagedacht over vragen die gerelateerd zijn aan het veld. Zo postuleerde Hippocrates over
verschillende typen basistemperament gerelateerd aan biologische kenmerken, terwijl Aristoteles
stelde dat de hersenen de zetel van de rationele geest zijn. Later stelde Descartes dat de mens
verdeeld is in een lichaam en een geest: een dualistisch perspectief. In de 18e eeuw ontwikkelde
Freud de theorie dat het onbewuste, in plaats van de ratio, bepalend is voor de menselijke aard. Er
zijn diverse theorieën over persoonlijkheid, die ieder nadruk leggen op andere aspecten. De huidige
visie is dat alle aspecten een rol spelen en dat de theorieën ieder een ander niveau van analyse
reflecteren.
Wat zijn de zes niveaus van analyse?
Het eerste niveau van analyse is dat van persoonlijkheidstrekken en dispositie. Op dit niveau wordt er
gekeken naar typen stabiele psychologische kwaliteiten en gedragsmatige disposities die consistent
onderscheid maken tussen individuen. De bijbehorende soorten vragen, zoals 'hoe ben ik als
persoon?' stellen mensen in het dagelijks leven vaak om zichzelf en anderen te karakteriseren.
Onderzoek op dit niveau richt zich daarnaast op stabiliteit van persoonlijkheidstrekken gedurende de
levensloop.
Het tweede niveau is het biologische niveau. Een belangrijk doel van het biologische niveau is het
identificeren van genetische determinanten en de invloed van de sociale omgeving. Ook een
evolutionaire benadering is onderdeel van de biologische benadering van persoonlijkheid.
Het derde niveau is het psychodynamische en motivationele niveau. Volgens deze benadering
kunnen consistenties en inconsistenties in persoonlijkheid verklaard worden door onbewuste
drijfveren, conflicten en verdedigingsmechanismen. Deze verklaringen zijn relevant om complex en
onvoorspelbaar gedrag te begrijpen.
Het vierde is het gedragsconditioneringsniveau. Op dit niveau wordt bekeken in hoeverre gedrag
aangeleerd is. Deze benadering kan verklaringen bieden voor irrationeel gedrag, net als de
psychodynamische benadering, maar dan via een andere route. Leerprincipes worden gebruikt om
te verklaren hoe situationele factoren gedrag reguleren. Met name probleemgedrag vormt de focus
van het onderzoek met deze benadering.
Het vijfde is het fenomenologische en humanistische niveau. De fenomenologisch-humanistische
benadering gaat uit van de subjectieve ervaring van een individu. Om deze persoonlijke ervaring te
begrijpen, moeten we de aard van subjectieve ervaring onderzoeken; dat wil zeggen hoe een
persoon de wereld waarneemt. De nadruk ligt op persoonlijke gevoelens en de visie op de wereld en
het zelf.
Tot slot is er het sociaal-cognitieve niveau. Persoonlijkheidspsychologie op het sociaal-cognitieve
niveau is gericht op de sociale kennis van een persoon, hoe mensen naar andere mensen kijken en
omgaan met interpersoonlijke processen. Zelfregulatie en zelfcontrole zijn belangrijke onderwerpen
op dit niveau van analyse. De grootste nadruk ligt op individuele manieren van denken en
informatieverwerking, zowel op cognitief als emotioneel vlak.
Waarom is integratie nodig?
Onderzoek op de verschillende niveaus wordt steeds meer met elkaar geïntegreerd. De aparte
niveaus vormen een basis voor conceptualisatie en onderzoeksstrategieën, maar om een volledig
beeld van een persoon te krijgen moeten bevindingen van de verschillende niveaus van analyse
samen bekeken worden. Daarnaast worden interdisciplinaire benaderingen steeds meer gebruikt,
wat wil zeggen dat persoonlijkheidspsychologie wordt gecombineerd met bijvoorbeeld cognitieve
neurowetenschappen en gedragsgenetica. Alleen op deze geïntegreerde manier van analyseren is
het mogelijk om de complexiteit van de menselijke persoonlijkheid te begrijpen.
Wat zijn de praktische toepassingen van de theorieën?
Persoonlijkheidstheorieën worden vaak toegepast om de kwaliteit van leven te verbeteren. Het kan
gaan om implicaties voor depressie, angst en gezondheidsproblemen, maar ook om situaties die niet
zo ernstig zijn dat er professionele hulp voor gezocht moet worden. De vraag hierbij is wat er nodig
is voor een leven dat voldoening geeft. Gegeven de diversiteit van menselijke sterkten en zwakten, is
het belangrijk om je af te vragen hoe adaptatie en abnormaliteit gedefinieerd worden, wat normaal
en wat afwijkend is, en wat mentale gezondheid is. Onderzoek naar deze onderwerpen en naar
interventies die hierop inspelen kan inzicht bieden in persoonlijkheidsverandering en de invloed
hiervan bij zowel goed functionerende personen als personen die problemen ervaren.
H2 Data, Methoden en Instrumenten
Kan persoonlijkheid wetenschappelijk benaderd worden?
Pogingen tot het begrijpen van gedrag van onszelf en anderen gebeurt vaak retrospectief en
bovendien alleen vanuit het eigen perspectief. Op deze manier ontstaan er verschillende
verklaringen, maar is er geen manier om te bepalen welke hiervan correct is. Retrospectieve
redenering is niet volledig zinloos; in sommige gevallen is er simpelweg geen alternatief. Een
wetenschappelijke benadering vereist wel dat er een eenduidig begrip van de betreffende
fenomenen ontstaat, die toetsbaar is en vervolgens gebruikt kan worden om accurate
voorspellingen te doen. Bovendien maakt zo’n benadering het ook mogelijk om onderzoek te doen
naar de onderliggende mechanismen van het fenomeen. Dat is precies waarom een
wetenschappelijke benadering van persoonlijkheid van belang is en waarom het nodig is om
aandacht te besteden aan de methoden en meetinstrumenten binnen het veld.
Wat zijn de relevante meetinstrumenten?
Persoonlijkheidspsychologie en de niveaus van analyse hierbinnen kunnen net zo gezien worden als
de grote hoeveelheid disciplines binnen de geneeskunde: iedere discipline kijkt naar een specifiek
aspect van het systeem als geheel. Uiteindelijk verzamelen persoonlijkheidspsychologen dus een
grote hoeveelheid observaties, op basis waarvan zij willen onderzoeken hoe het systeem als geheel
werkt. De verschillende observaties kunnen met een grote variëteit aan meetinstrumenten
verkregen worden.
Een eerste meetinstrument is het interview. Een interview kan gestructureerd en gestandaardiseerd
afgenomen worden, maar ook ongestructureerd. Het interview is de oudste meetmethode binnen
de persoonlijkheidspsychologie. De bruikbaarheid van het interview als methode is afhankelijk van
de mate van structurering, de manier waarop responsen worden bijgehouden, de codering en de
interpretatie. Een nadeel van het interview is dat het kostbaar en tijds- en arbeidsintensief is.
Een andere methode is het afnemen van tests en zelfrapportage. Een test is een gestandaardiseerde
meting van gedrag, waaronder ook verbaal gedrag. Respondenten worden bij zelfrapportage-
instrumenten gevraagd te kiezen uit een beperkt aantal antwoordmogelijkheden.
Zelfrapportagevragenlijsten zijn een snelle manier om informatie te verkrijgen die de persoon zelf
kan en wil aangeven. Een test kan ook de vorm aannemen van een prestatietest. Hierbij wordt
gekeken hoe goed de respondent op een bepaalde taak presteert.
Projectieve tests bestaan uit ambigue stimuli waarover ambigue vragen worden gesteld. Deze
instrumenten worden voornamelijk binnen de psychodynamische benadering gebruikt. Hoewel
interviews en tests, waarbij de persoon zelf een respons moet geven, inzicht kunnen geven in
processen die niet van buitenaf zichtbaar zijn, kan er hiermee geen volledig beeld verkregen worden.
Bovendien is het niet altijd mogelijk of ethisch verantwoord om gedrag te
manipuleren. Observaties zijn van waarde om gedrag op systematische wijze in kaart te brengen.
Zelfs wanneer het manipuleren van enkele factoren mogelijk is, zijn naturalistische observaties soms
wenselijk om zonder interferentie te observeren wat voor gedrag er optreedt. In klinische
toepassingen kunnen bijvoorbeeld disfunctionele omstandigheden in kaart worden gebracht.
Remote behaviour sampling is een methode waarbij de respondent een kleine zakcomputer met zich
meedraagt, die op vooraf bepaalde momenten een signaal geeft. De respondent moet dan enkele
vragen over dat moment beantwoorden, bijvoorbeeld over emotionele reacties of gedachten. Op die
manier kan informatie over een langere periode op systematische wijze worden verzameld. Deze
methode maakt observaties mogelijk die andere methoden niet toelaten.
Fysiologie en hersenactiviteit worden binnen de persoonlijkheidspsychologie veelal gemeten in
verband met emotionele reacties. Een klassiek instrument is de polygrafie, waarmee meerdere
aspecten van het autonome zenuwstelsel worden gemeten, waaronder de hartslag
met elektrocardiogram (ECG). Een andere zinvolle maat is de zweetrespons of galvanische
huidrespons (GSR). Hersenactiviteit kan op verschillende manieren gemeten worden, bijvoorbeeld
de elektrische activiteit in de hersenen door middel van elektroencephalogram (EEG) of de
concentratie glucose in het bloed in de hersenen met positron emission tomography (PET). Een
andere populaire methode is functional magnetic resonance imaging (fMRI), waarmee het
zuurstofgehalte in het bloed in de hersenen gemeten wordt.
Aspecten van sociale cognitie worden vaak gemeten met laboratoriumtaken.
Persoonlijkheidspsychologen zijn geïnteresseerd in processen die buiten het bewustzijn om
plaatsvinden. Deze kunnen gemeten worden met taken waarin een onbewuste component is
verwerkt, zoals de sequential priming-pronunciation task. Hierbij wordt de proefpersoon gevraagd
om woorden uit te spreken die op een computerscherm gepresenteerd worden. Voordat het woord
verschijnt, wordt echter heel kort een andere stimulus gepresenteerd, zo kort dat die niet bewust
wordt waargenomen. Deze korte presentatie wordt priming genoemd. Vaak leiden specifieke stimuli
tot vertraging van de reactietijd bij het uitspreken van de gepresenteerde woorden. Een ander
voorbeeld van een taak waarbij onbewuste processen een rol spelen, is een geheugentaak waarbij
achteraf gevraagd wordt of gerelateerde aspecten erin voorkwamen.
Wat zijn constructen?
Voor het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek is het van belang om specifieke fenomenen te
identificeren en duidelijke definities te gebruiken. De meeste fenomenen in de
persoonlijkheidspsychologie bestaan uit non-materiële ideeën; deze worden constructen genoemd.
De vertaling van constructen in meetbare variabelen is de operationalisatie. Voor alle constructen
geldt dat ze niet kunnen worden gemeten voordat ze geoperationaliseerd zijn. Een voorbeeld van
zo’n construct is agressie. Onderzoekers hebben diverse definities van agressie geopperd, maar de
kritiek op de eerste definities luidde dat deze te breed was. In de loop van het debat is de definitie
verder uitgebreid en gespecificeerd, totdat deze kon worden gebruikt voor toetsbare hypothesen.
Hoe worden er verbanden gelegd tussen observaties?
Wanneer observaties verzameld zijn, kan er gekeken worden hoe verschillende variabelen aan elkaar
gerelateerd zijn. Variabelen zijn attributen of kenmerken die twee of meer waarden kunnen
aannemen. Vaak zijn er patronen te ontdekken in het variëren van twee variabelen, bijvoorbeeld dat
ze tegelijkertijd toe- of afnemen. Zo’n patroon wordt een correlatie genoemd. Een correlatie kan
gekwantificeerd worden met behulp van een correlatiecoëfficiënt. De coëfficiënt kan waarden
tussen -1 en 1 aannemen. Een waarde dicht bij 0 betekent dat er een zwak verband is, terwijl een
waarde dicht bij (-)1 aangeeft dat er een sterk verband is. Daarnaast kan het verband positief (boven
0) of negatief (onder 0) zijn. Een extra berekening kan uitwijzen of de correlatie statistisch significant
is; dit houdt in dat de gevonden correlatie niet toegewezen kan worden aan toeval. Belangrijk bij de
interpretatie van de correlatie is, dat het alleen aangeeft dat twee variabelen met elkaar
geassocieerd zijn. Op basis van een correlatie kan er dus niets gezegd worden over causaliteit.
Zijn de observaties betrouwbaar?
Voordat er uitspraken worden gedaan over de verbanden tussen variabelen, is het belangrijk om na
te gaan of de observaties betrouwbaar zijn. Betrouwbaarheid verwijst naar de consistentie van de
metingen. Er zijn verschillende vormen van betrouwbaarheid. De eerste vorm is temporele
betrouwbaarheid, ook wel test-hertest betrouwbaarheid. Dit houdt in dat de metingen van het
construct stabiel blijven over tijd. Een tweede vorm is interne consistentie, verwijzend naar de
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller bentekletskous. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.32. You're not tied to anything after your purchase.