Samenvatting voor het vak intra-en intergroepsprocessen dat wordt gegeven in het vierde blok vanaf jaar 2 aan de Universiteit Utrecht. De samenvatting is gebaseerd op het boek ‘sociale groepen in actie en interactie’ van Stangor (2016). De samenvatting bevat het hele boek: hoofdstuk 1 t/m 13. A...
Samenvatting voor het vak intra-en intergroepsprocessen dat wordt gegeven in het
vierde blok vanaf jaar 2 aan de Universiteit Utrecht. De samenvatting is gebaseerd op
het boek ‘sociale groepen in actie en interactie’ van Stangor (2016). De samenvatting
bevat het hele boek: hoofdstuk 1 t/m 13. Alle belangrijke begrippen zijn gemarkeerd en
waar nodig zijn plaatjes toegevoegd.
,H1 Het definiëren van een sociale groep
Verschillende soorten groepen
1) referentiegroep: dit is een groep individuen waartegen men opkijkt en waarmee men
zich identificeert. We willen graag dat ze ons leuk vinden. Referentiegroepen zorgen voor
rolmodellen, zoals onze familie of collega’s.
2) dyads: bestaan uit 2 personen die een hechte relatie hebben. Dyads zorgen niet voor
een groepsgevoel.
3) werkgroep: deze groep bestaat uit 3 tot 12 personen die actief deelnemen om een
specifiek doel te bereiken, bv. jury’s.
4) sociale categorie: een grote, relatief permanente sociale groep, bv. mensen van
eenzelfde sekse of geloof. Ze delen een gemeenschappelijk kenmerk, maar hebben
geen echt gemeenschappelijk doel.
5) cultuur: een sociale groep die bestaat uit individuen die geografisch op elkaar lijken en
een gemeenschappelijke set sociale normen delen, bv. taal en religie.
6) menigte: een tijdelijke verzameling mensen die samenkomen op een
gemeenschappelijke plaats voor een gemeenschappelijk doel.
Sociale wetenschappen proberen menselijk gedrag te begrijpen door wetenschappelijk te
analyseren.
Analyselevels
Bij de groeps-level benadering bestudeert men groepen waarbij de focus ligt op de
groep, terwijl bij de individuele-level benadering de nadruk ligt op individuen.
Le Bon en McDougall geloofden dat groepen een groupmind (groepsgeest) bezaten,
ofwel de groep denkt als 1 persoon en dit zorgt voor ander gedrag dan individuen
produceren.
Andere onderzoekers denken dat er geen groepsgeest bestaat en men moet kijken naar
de manier waarop individuen andere groepsleden waarnemen en ermee interacteren.
Allport vond dat een groepsgeest niet kan bestaan, omdat een groep i.t.t. losse
individuen geen zenuwstelsel heeft.
Deïndividuatie: dit komt voor wanneer de beperkingen op gedrag verminderen en men
impulsief gaat handelen. Vanuit groepslevel gezien kan deïndividuatie verklaard worden
door sociale besmetting, waarbij mensen in een groep elkaar ‘besmetten’ met een emotie
en er sprake is van minder verantwoordelijkheidsgevoel bij de leden van de groep.
Vanuit individueel level gezien wordt deïndividuatie uitgelegd door een experiment van
Zimbardo, waaruit bleek dat mensen met een kostuum (waardoor ze onherkenbaar
waren) vaker grote schokken gaven aan andere mensen als ze de kans kregen.
De groepsdynamiek benadering
Interactionisme: de assumptie dat sociaal gedrag bepaald wordt door zowel het individu
als de relatie tussen een individu en een groep. Het interactionisme kwam voort uit het
ongenoegen over de groeps- en individueel-level gebaseerde benaderingen en bestaat
uit de groepsdynamiek benadering en de zelfcategorisatie benadering.
De groepsdynamiek benadering (Lewin) is gebaseerd op het idee dat groepsgedrag
bestaat uit wederzijdse interacties tussen groepen en individuen. Lewin stelde dat gedrag
de functie is van een persoon en de omgeving. De relatie is dynamisch, omdat
veranderingen in de groep zorgen voor veranderingen bij de persoon en vice versa.
Sociale perceptie is het proces van denken over anderen met als doel over ze te leren en
ze te begrijpen. Dit begrip stond centraal voor Lewin.
Zelfcategorisatie theorie
Zelfcategorisatie focust op hoe men zichzelf waarneemt als deel van de groep. De
zelfcategorisatie theorie stelt dat wanneer we met anderen interacteren, we soms
handelen als individuen, maar soms ook als leden van een sociale groep.
, Deze benadering ziet sociale percepties en interacties als flexibel. Hoe belangrijk een
groep voor ons is, verandert van tijd tot tijd en we kunnen snel switchen van individueel
naar groepslevel. Wanneer we onszelf in een groep categoriseren, vergelijken we de in-
group met de out-group.
Sociale groepen vs. sociale aggregaten
Sociale groepen: mensen zijn interdependent, men ziet zichzelf als lid van de groep
(zelfcategorisatie) en er is sprake van gemeenschappelijke sociale identificatie.
Essentieel is dat er sprake is van de perceptie van gelijkheid, gelijke ideeën over doelen
leiden tot meer productiviteit en zorgt ervoor dat we anderen leuker vinden.
Sociaal aggregaat: een groep mensen die op dezelfde plek zijn, maar niet betekenisvol
aan elkaar gerelateerd zijn
Interactie staat voor communicatie tussen groepsleden. Interactie is extra belangrijk in
combinatie met interdependentie, de graad waarmee groepsleden wederzijds afhankelijk
zijn van elkaar om een doel te bereiken.
Groepsstructuur
Een groepsstructuur bestaat uit de regels die groepsnormen, rollen en status bepalen.
Sociale normen zijn een manier van denken, voelen of gedragen die door groepsleden
als gepast wordt gezien. Een sociale rol is een groepsnorm die gedrag specificeert
waarvan men verwacht dat individuele leden dit tonen.
Het definiëren van een groep: entitativity
Entitativity is het gevoel of de perceptie dan een verzameling van 3 of meer mensen een
sociale groep is. Groepsgrootte had echter geen effect op entitativity.
Onderdeel zijn van een groep
Groepscohesie is de emotionele hechting die groepsleden hebben met leden van die
groep. Hierbij gaat het om het belang dat men hecht aan de groep, of men zich deel voelt
van een groep en hoe leuk ze andere groepsleden vinden.
Cohesie wordt geassocieerd met een veilig gevoel, positieve groepscommunicatie en
meer agressie naar de out-group toe. Succes in groepen met veel cohesie zorgde voor
positieve beoordelingen van het zelf, maar falen zorgde voor negatieve beoordelingen
van het zelf. Wanneer er geen sprake was van cohesie zorgden succes en falen niet voor
verschillende beoordelingen van het zelf.
Hoge levels van groepscohesie worden over het algemeen in verband gebracht met
verbeterde prestatie.
Sociale identiteit
Sociale identiteit is een deel van ons zelfconcept dat voortkomt uit het lidmaatschap van
een groep. Sociale identiteit refereert naar hoe erg iemand zich onderdeel van een groep
voelt en hoe belangrijk het lidmaatschap voor hem/haar is, terwijl groepscohesie refereert
naar de graad waarmee men andere leden leuk vindt. Dit gaat vooral om individuen.
, H2 Het wetenschappelijk bestuderen van groepen
Basisonderzoek is ontworpen om fundamentele vragen over gedrag te beantwoorden,
zonder dat men kijkt hoe de kennis gebruikt wordt.
Toegepast onderzoek is ontworpen om zaken te bestuderen die implicaties hebben voor
het alledaagse leven en om sociale problemen op te lossen.
Theorieën en onderzoekshypothesen
Onderzoek is cumulatief: het staat niet los van eerder uitgevoerd onderzoek. Een theorie
is een set principes die relaties in een bepaald domein verklaren of voorspellen.
De zelfcategorisatietheorie voorspelt 1) dat wanneer condities zorgen voor grotere
verschillen tussen in- en out-group, men zich meer met de in-group zal identificeren wat
zorgt voor meer sociale identiteit en 2) dat een stijging in sociale identiteit zorgt voor
leuker vinden, coöperatie en uniformiteit in een groep.
Het meten van groepen
De operationele definitie is de methode die gebruikt wordt om de variabele van interesse
te meten. Bij zelfrapportage metingen vraag je direct naar percepties van participanten.
Gedragsmetingen kunnen verschillende componenten hebben: frequentie, duur,
intensiteit, latency (bv. hoe lang het duurt voordat iemand aan een taak begint om
uitstelgedrag te meten) en snelheid.
Het meten van groepsinteracties
Sociometrische methoden: een netwerkanalyse is een methode om de groepsstructuur te
beoordelen waarbij gevoelens (in termen van leuk vinden of tijd samen besteed) voor elk
groepslid worden beoordeeld. Dit resulteert in een visuele weergave, een sociogram. Een
netwerkanalyse zorgt dat een onderzoeker kan zien hoe mensen in een groep aan elkaar
gerelateerd zijn en om te bepalen welke typen relaties leiden tot effectief
groepsfunctioneren.
Het analyseren van interacties kan met SYMLOG. Dit is een systeem voor het
verzamelen van data die het observeren van gedrag van een werkgroep en het coderen
van de geobserveerde interacties bevat. Interacties worden geclassificeerd in taak-
georiënteerde (instrumenteel) activiteiten, socio-emotioneel (relationeel) en macht
(dominantie). Het coderingsschema bestaat uit positieve (en gemixte) acties, gepoogde
antwoorden, vragen en negatieve (en gemixte) acties. In totaal zijn er 12 specifieke
categorieën.
Design Doel Voordeel Nadeel
Observationee Momentopname van Relatief compleet Beoordeelt niet relaties
l huidige staat van zaken beeld tussen variabelen
Correlationeel Beoordeel relaties Je kunt testen voor Geen beoordeling van
tussen variabelen verwachte relaties causaliteit
Experimenteel Het beoordelen impact Causale relatie kan Veel variabelen kunnen niet
manipulatie vastgesteld worden gemanipuleerd worden
Voordeel van observationele studies: ecologische validiteit (goed generaliseerbaar).
Nadeel: we weten bij veel studies niet of ze representatief zijn en onderzoekshypothesen
zijn moeilijk te onderzoeken.
Correlationele onderzoeksdesigns
In een correlationeel design stelt de onderzoekshypothese dat er een relatie is tussen 2
variabelen. Om de richting en sterkte van een verband te tonen, gebruikt men de
Pearson correlatie.
Voordeel: hoge ecologische validiteit en men kan voorspellingen maken. Nadeel: er
kunnen geen conclusies getrokken worden over causaliteit. Men kan geen reverse
causaliteit uitsluiten. Ook kunnen derde variabelen het effect veroorzaken. Wanneer 2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mvankraanen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.05. You're not tied to anything after your purchase.