Dit is mijn begrippenlijst voor het examen ethiek uit het 3e jaar marketing aan de UCLL. Deze is zeer handig voor de begrippen te leren voor het examen. Ik zou de prijs lager willen zetten aangezien het geen groot document is, maar het gaat niet lager dan €2 :(
Tipping points/kantelpunten: systemen die een vrij ‘plotse’ omslag kennen eens kritieke
drempelwaarden zijn overschreden
Albedo effect: de impact van oppervlakken op aarde die zonlicht weerkaatsen of absorberen.
Veranderingen, zoals het smelten van ijs, dat minder reflecteert en meer absorbeert, kunnen
de opwarming van de aarde versnellen.
Permafrost: permanent bevroren grond die diep onder het aardoppervlak zit, vooral in koude
gebieden. Het kan smelten door opwarming, wat verzakking veroorzaakt en broeikasgassen
vrijgeeft.
Terugkoppeling (feedback): Een proces waarbij een verandering in een systeem een reactie
veroorzaakt die de oorspronkelijke verandering versterkt (positieve terugkoppeling) of juist
vermindert (negatieve terugkoppeling).
Meekoppeling (feedforward): Een proces waarbij een verandering in een systeem een
reactie veroorzaakt die niet direct gerelateerd is aan de verandering zelf, maar die wel een
effect heeft op het systeem.
Weer klimaat & ecologie
Tegenkoppeling (counteraction): Een proces dat de oorspronkelijke verandering in een
systeem tegengaat, vaak om het systeem in balans te houden of om extremen te
verminderen.
Klimaat: Het gemiddelde weer voor een regio
Broeikaswerelden (greenhouse earths): een periode met hogere temperaturen &
atmosferische CO2-concentraties (uiterste: superbroeikastoestand)
Ijskastwerelden (icehouse worlds): een periode met lagere temperaturen (uiterste:
sneeuwbalaarde)
Koolstofcyclus: Een natuurlijk proces waarbij koolstof in verschillende vormen wordt
uitgewisseld tussen de atmosfeer, oceanen, bodem, gesteenten en levende organismen.
Broeikaseffect: Een natuurlijk fenomeen waarbij bepaalde gassen in de atmosfeer de warmte
van de zon vasthouden en zo de temperatuur op aarde reguleren
Versterken broeikaseffect: wordt veroorzaakt door menselijke activiteiten die extra
broeikasgassen, zoals kooldioxide en methaan, in de atmosfeer vrijgeven, wat leidt tot een
toegenomen vasthouden van warmte en een stijging van de aardse temperaturen.
Instrumentele waarde van natuur: natuur is waardevol als bron van goederen en diensten
die nuttig zijn voor de mens of de samenleving (vb. voedsel, bestuiving, grondstoffen,…)
Intrinsieke waarde van de natuur: de natuur is waardevol op zichzelf, los van het nut voor
mens of samenleving (bv. bescherming van bepaalde diersoorten of ecosystemen, welzijn van
een bepaald dier,…)
Relationele waarde van de natuur: de natuur is waardevol omdat we er een specifieke band
mee hebben (altijd lokaal of concreet bv. het bos, of de plek in dat bos waar je iets belangrijks
beleefde, of als kind speelde,…)
Opwarming van de aarde: de toename van de wereldgemiddelde temperatuur
Klimaatverandering: de vastgestelde veranderingen in het klimaat (met opwarming van de
aarde als deelaspect
, Ecologische crisis: de crisis waarin het planetaire ecosysteem zich bevindt (onder andere ten
gevolge van klimaatverandering, maar ook door vervuiling vernitiging,…)
Vervuiling: allerlei vormen van verontreiniging – lucht, water, bodem, licht, lawaai,…
Natuurrampen: door natuurkrachten veroorzaakte rampen (sommigen kunnen gelinkt zijn
aan klimaatverandering)
Sociaalecologische systemen: complexe en onderling verbonden netwerken waarin sociale
en ecologische elementen wederzijds van invloed zijn en samen evolueren.
Meanders: bochtige lussen in een rivier die ontstaan door erosie en sedimentatie, waarbij de
stroming van het water de loop van de waterweg geleidelijk verandert.
Wetenschap over klimaatverandering
Butterfly effect: het concept in de chaostheorie waarbij kleine veranderingen in een systeem
op een bepaald punt tot aanzienlijke gevolgen en onvoorspelbare resultaten kunnen leiden.
Cryosfeer: gebieden waar water voorkomt in de vorm van sneeuw, permafrost, pakijs of
gletsjer
Stralingsforcering: de verandering in het energetisch evenwicht van de aarde als gevolg van
externe factoren, zoals variaties in de zonneactiviteit of menselijke emissies van
broeikasgassen, die leiden tot een onbalans in de inkomende en uitgaande straling in de
atmosfeer.
Shared Socioeconomic Pathways (SSPs): Scenario’s die alternatieve sociaal-economische
ontwikkelingen beschrijven tot het jaar 2100.
Antropogeen: fenomenen of processen die direct verband houden met menselijke activiteit,
zoals antropogene klimaatverandering, wat betekent dat de veranderingen in het klimaat het
gevolg zijn van menselijke handelingen.
Inertie: de neiging van een object om in zijn huidige toestand te blijven (of het nu stilstaat of
in beweging is), tenzij er een externe kracht op wordt uitgeoefend.
Ecologische voetafdruk: meet de impact van menselijke activiteiten op het milieu door de
benodigde biologisch productieve ruimte te kwantificeren voor consumptie en het
absorberen van afval.
Energie
Olie: een (voorbeeld)verhaal
Fossiele brandstoffen: zijn organische materialen, zoals steenkool, olie en aardgas, die zijn
ontstaan uit resten van planten en dieren over miljoenen jaren. Deze brandstoffen worden
verbrand om energie op te wekken, maar dragen bij aan luchtvervuiling en de uitstoot van
broeikasgassen.
Piekolie: verwijst naar het punt waarop de maximale mondiale olieproductie wordt bereikt
en daarna begint af te nemen. Het concept suggereert dat na deze piek de beschikbaarheid
van olie kan afnemen, wat invloed kan hebben op energievoorraden en economieën.
Proven reserves: De hoeveelheid olie of gas met hoge zekerheid aanwezig en economisch
winbaar met bestaande technologie en economische omstandigheden (90%).
Probable reserves: Reserves waarvan de aanwezigheid waarschijnlijk is, maar met minder
zekerheid dan proven reserves. Ze bevinden zich vaak in de buurt van bewezen reserves
(50%).
Possible reserves: Reserves waarvan het bestaan waarschijnlijk is, maar met aanzienlijk
minder zekerheid dan proven of probable reserves. Het zijn schattingen gebaseerd op
speculatie, waarbij meer exploratie nodig is voor bevestiging (10%).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller simoncrivellari. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $2.69. You're not tied to anything after your purchase.