Samenvatting geneeskunde
kennistoets 4.1 VZ, O&I, T, PF
Geneeskunde les 4.1
Lesdoelen:
benoemen welke fysiologische veranderingen er in het menselijk lichaam optreden bij het
ouder worden;
Wat betekent verouderen? Biologische verandering door veroudering heeft vooral ook gevolgen voor
de inwendige orgaanfuncties van de mens.
Hart
De werkkracht van de hartspier verandert bij het ouder worden. Er zijn verschillende
ouderdomsgerelateerde factoren die hierbij meespelen. Door onder meer sclerose van het endocard,
fibrose van de hartkleppen (hartgeruisen) en een verminderd aantal spiervezels, neemt de kracht van
het myocard af. Afhankelijk van het conditieniveau van de oudere, zal hierdoor ook het maximale
inspanningsvermogen afnemen. Het slagvolume is kleiner. Wanden van zowel het hart als de
bloedvaten zijn stugger en minder elastisch geworden. Dit geldt vooral voor de wand van de
linkerventrikel. Juist hier moet het hart extra pompkracht leveren om tegen de grotere weerstand
van de eveneens stugger geworden aorta te kunnen blijven pompen. Het stugger worden van het
weefsel kan eveneens een nadelig effect op de prikkelgeleiding geven. Gevolg hiervan is dat ouderen
vaker dan jongeren last kunnen krijgen van geleidingsstoornissen zoals atriumfibrilleren. Hiermee
verloopt de efficiëntie van de pompfunctie minder effectief. Door de tijdelijke stagnatie van de flow is
er een verhoogd risico op trombusvorming, dat kan leiden tot een beroerte trombose of een
embolie.
Vaten
De vaatwanden zullen onder invloed van een vermindering van glad spierweefsel en arteriosclerose
eveneens aan veerkracht verliezen. Dit heeft implicaties voor de verderop gelegen (perifere)
vaatweerstand. Dit zal een extra beroep doen op de pompkracht van het hart en kan implicaties
hebben voor de doorbloeding van verschillende organen, in het bijzonder de nieren. De bloeddruk in
rust wijkt bij ouderen niet veel af van die van jongere volwassenen, maar bij inspanning worden de
verschillen groter. Vooral de systolische bloeddruk zal gedurende een mensenleven hoger worden.
Overigens is er bij het meten van de bloeddruk bij ouderen regelmatig een verschil merkbaar tussen
beide armen. Dit kan te maken hebben met verschillende diktes van de bloedvatwanden die zijn
ontstaan als gevolg van atherosclerose. Bij ouderen is het daarom verstandig om voor de eerste keer
de bloeddruk aan beide armen te meten en bij verschillen (te noteren) alleen nog de bloeddruk te
meten aan de arm waar de hoogste waarde is gemeten.
Centraal zenuwstelsel
In een stimulerende omgeving en bij lichamelijke beweging zullen de hersenen worden aangezet om
functioneel te blijven op datgene wat wordt gevraagd. Naast nieuwe aanmaak bij stimulatie beschikt
het centrale zenuwstelsel ook over plasticiteit. Dit wil zeggen dat het zich kan aanpassen aan
beschadigingen. Dit is weliswaar niet genoeg om de totale beschadiging ongedaan te maken, maar
wel voldoende om zich aan te passen aan de veranderde omstandigheden. De hersenen moeten
hiertoe worden aangezet, vandaar dat de uitspraak ‘rust roest’ in dit geval klopt.
Over het algemeen neemt de snelheid waarmee taken kunnen worden volbracht af onder ouderen.
De snelheid neemt zowel af als het gaat om de reflexen, als om cognitieve taken. Dit komt door
vermindering van de kwaliteit van de zenuwgeleiding als gevolg van afname van de dikte van de
myelineschede. Er is nog een andere factor die meespeelt bij de afname van de reactiesnelheid. Als
gevolg van een verminderde beschikbaarheid van het aantal neurotransmitters neemt de
transmissiesnelheid af. Bij acetylcholine zal afname in lichte vorm leiden tot lichte
, geheugenproblemen, terwijl sprake is van een veel sterkere afname bij ouderen die lijden aan de
ziekte van Alzheimer. Lichte vermindering van dopamine zal leiden tot minder snel kunnen plannen
(executieve functies) en afname van motorische flexibiliteit. Er is sprake van een juist veel ernstigere
afname van dopamine bij ouderen die lijden aan de ziekte van Parkinson. Afname van de
neurotransmitter GABA is geassocieerd met concentratieproblemen.
Luchtwegen
De longen van oudere mensen zijn minder goed in staat om zuurstof op te nemen. Dit komt door de
afname van elastische vezels en vermindering van het totale oppervlakte van het
ademhalingsmembraan. Het aantal trilharen en de natuurlijke slijmvorming neemt af doordat het
bronchusepiteel geleidelijk atrofieert. Om deze reden zullen ouderen kwetsbaarder zijn voor het
opdoen van luchtweginfecties. Naast de longen zelf is er een andere beïnvloedende factor. De
spiermassa die nodig is om te kunnen ademhalen (buitenste en binnenste tussenribspieren,
middenrif en buikwand) zal naarmate mensen ouder worden aan kracht verliezen. Dit krachtverlies
zal merkbaar zijn tijdens het doen van lichamelijke inspanning en het hoesten. Wat daarbij ook
meespeelt, is de lichaamshouding van de oudere, die meer voorovergebogen is door de
achterwaartse verkromming van de wervelkolom (kyfose). Hierdoor wordt de ruimte voor de longen
om uit te zetten kleiner.
Uitwisseling van zuurstof en CO 2 zal door vermindering van capillairen rondom de alveoli minder
efficiënt verlopen. Dit proces wordt mede beïnvloed doordat de pompkracht van het hart ook ten
opzichte van de pulmonaire bloedstroom minder voorziend is ten opzichte van de jongere jaren.
Spieren
De spiermassa en spierkracht neemt af onder invloed van het ouder worden. Al vanaf het dertigste
levensjaar vindt dit proces plaats. Vanaf ongeveer deze leeftijd neemt de productie van
groeihormonen geleidelijk af. Deze atrofie van de spieren die ‘sarcopenie ’ heet, is aan de buitenkant
van het lichaam waar te nemen. De ledematen zien er dunner uit, de bewegingen zijn minder snel en
soepel en niet meer zo vloeiend als daarvoor. In principe krijgen alle spieren van het menselijk
lichaam te maken met atrofie. De bekkenbodemspier bijvoorbeeld kan door het krachtverlies
aanleiding geven tot een prolaps van de uterus of urine- en defecatie-incontinentie. Krachtverlies van
de spieren leidt bij ouderen regelmatig tot valincidenten. Spierverlies treedt (hoofdstuk 17) versneld
op als er sprake is van perioden van immobiliteit zoals bedrust. Er is een groot verschil in de mate
waarin ouderen last hebben van dit spierverlies. Door lichaamsbeweging kan het spierkrachtsverlies
aanzienlijk worden vertraagd. Een toenemend aantal ouderen blijven tot op hoge leeftijd succesvol
actief bij duurloopprestaties.
Steun- en bindweefsel, botten en gewrichten
De botdichtheid neemt af naarmate mensen ouder worden. Een gevolg hiervan is dat de botten
brozer worden en gemakkelijker breken. Vooral voor vrouwen na de menopauze is er een snellere
afname van de botdichtheid. De hoeveelheid calcium die voor de stofwisseling nodig is, wordt
onvoldoende in de darm heropgenomen als gevolg van een afname van de concentratie vitamine D.
Degeneratie van het gewrichtskraakbeen kan aanleiding geven dat de gewrichten minder soepel
bewegen (osteoarthrose). De tussenwervelschijven (disci) worden eveneens minder soepel en
verliezen hun veerkracht.
Alle factoren bij elkaar zullen leiden tot een vermindering van lichaamslengte . Afbraak en aanmaak
van elastisch kraakbeen van neus en oren echter is niet in evenwicht, ten voordele van de aanmaak.
Om deze reden hebben vooral de oudere mannen in verhouding grotere oren en een langere
neusbrug. De steunkracht echter neemt niet toe.
Epidermis
De epidermis (opperhuid) atrofieert. Het aantal cellagen neemt af, waardoor de huid dunner wordt.
Door verandering van de hormoonhuishouding is er bovendien sprake van een verminderde
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lot1999. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.96. You're not tied to anything after your purchase.